SECTION ARTISTIQUE
Twee maanden na de Duitse inval op 4 augustus 1914 trekt het Belgische leger zich terug achter de IJzer. In de nacht van 21 oktober 1914 worden in Nieuwpoort de sluizen opengezet om het resterende achterland onder water te laten lopen. De Duitse opmars wordt erdoor gestuit en de resterende vier jaar van de oorlog blijft het land achter de IJzer in Belgische handen. Het Belgische koningspaar Albert I en Elisabeth besluit achter de linie op Belgisch grondgebied te blijven, wat een gigantische morele ondersteuning is voor de Belgische troepen en bevolking. Achter de frontlinie ontstaat langzaam een nieuw cultureel leven met als doel de dagelijkse sleur te verbreken en de spanning van de oorlog te doen vergeten. Steeds meer schilders en fotografen trekken op pad om de oorlog vast te leggen. Hun werk wordt op tentoonstellingen getoond en siert de muren van legerkantines, hospitalen en openbare gebouwen.
Op 10 mei 1916 wordt door de legerleiding een artistieke afdeling opgericht die de officieel naam krijgt van Section documentaire artistique de l’armée en campagne maar normaliter kortweg de Section Aristique wordt genoemd. De grote stimulatoren achter de oprichting waren Alfred Bastien en Léon Huygens, maar ook koningin Elisabeth had mee geijverd voor het oprichten van een artistieke legerafdeling. Al eerder waren er kunstenaars actief aan het front, maar deze hadden het niet altijd gemakkelijk: ze mochten niet overal komen en zomaar schetsen of foto’s maken. De Section Artistique werd vooral opgericht om praktische redenen: makkelijke toegang tot locaties, maar ook tot materiaal.
De zogenaamde frontschilders die van de afdeling deel uitmaakte hadden de opdracht om tijdens de oorlog de situatie en het leven aan het front te schilderen of schetsen. In bredere zin wordt de term frontschilder soms ook gebruikt voor alle schilders die tijdens de Eerste Wereldoorlog werken maakten aan het front, ook voor degenen die niet tot de Section Artistique behoorden.
De Section Artistique was een echte legerafdeling. Het voordeel voor de kunstenaars was dat ze geen echte soldatentaken kregen: geen wachten, geen vuurgevechten. Het was een verzameling schilders van uiteenlopende achtergrond en met uiteenlopende stijlen. De frontschilders maakten allemaal schetsen of schilderijen van het leven en de indrukken aan het front. Ze kregen doeken, verf en dergelijke in ruil voor werken. Die werken bleven bovendien voor een groot deel in hun bezit. De frontschilders waren vrij in het kiezen van thema’s. Typische onderwerpen waren schuilkelders, loopgraven, geruïneerde gebouwen. Het lidmaatschap van de Section Artistique hing vooral af van de keuze van de kunstenaars: men moest zelf een aanvraag doen om toe te treden. De algemene leiding van de Section Artistique zetelde in Hotel Teirlinck in De Panne. Maar de twee belangrijkste centra met kunstenaars bevonden zich in Nieuwpoort en Lo. In Nieuwpoort werden ze onderdeel van de Sapeurs-Pontonniers. De Section Artistique organiseerde zelf fronttentoonstellingen, bijvoorbeeld reeds in september 1916 in De Panne. Koningin Elisabeth was hier een gretige koper. Ook in het buitenland organiseerden ze tentoonstellingen, bijvoorbeeld in 1917 in Zwitserland. In mei 1918 vindt de laatste grote tentoonstelling plaats die door De Belgische Standaard wordt georganiseerd. Als in november 1918 de oorlog ten einde is blijft een enkele schilder hangen in retrospectieve werken over de jaren 1914-1918, maar het merendeel van de schilders concentreert zich vanaf dat moment op andere onderwerpen en ook op andere technieken. Hun werk als lid van de section artistique raakte echter snel in de vergetelheid, vooral omdat ze zich in die periode nooit waagden aan experimenten. Hun werk heeft steeds een realistische weergave van de oorlog gegeven. Ze waren dus nooit een baanbrekende stroming, zodat hun werk meer als historische informatie werd gezien en veel minder als kunstwerken.
Zowel Franstaligen als Vlamingen waren frontschilders. In totaal zijn er 26 geweest. Een aantal frontschilders werkte na de oorlog verder en kreeg enige bekendheid. Het grootste deel verdween echter in de vergetelheid. Toch is er af en toe hernieuwde belangstelling. Zo werd in 2008 te Meulebeke een tentoonstelling en tijdelijke wandelroute georganiseerd, onder meer rond de frontschilders. Oorlogschilders bestaan al vele eeuwen en zijn actief in de meeste oorlogen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was er in België niet alleen een Section artistique, maar ook een Section photographique actief. Officieel heette deze de Service photographique de l’armée belge.
Alfred Bastien aan het werk aan het front,
zijn vriend Léon Huygens kijkt belangstellend toe.
Pingback: IWAN CERF | MUIZENEST
Pingback: ALBERT CELS | MUIZENEST
Frans van den Muijsenberg ik weet niet of je mijn Nederlandstalige blogs gelezen hebt op volgutopia/wordpress.com. Groetjes Saskia. saskia.borst@hetnet.nl
LikeLike
Pingback: LEON HUYGENS | MUIZENEST
Pingback: CHARLES HOUBEN | MUIZENEST
Pingback: CHARLY LEONARD | MUIZENEST