ARNOLD ALETRINO – MAANLICHT

Het korte verhaal Maanlicht verscheen voor het eerst in oktober 1887 in De Nieuwe Gids 4 (1888-1889) I, pagina 199-210 en werd in 1889 opgenomen in de bundel “Uit den dood. En andere schetsen”, waar het deel uitmaakte van een vijftal “Gasthuisschetsen”. De bundel bevat een verzameling schetsen die handelen over de thema’s dood en lijden. Ze verraden de grote betrokkenheid bij het menselijk leed van de jonge arts Aletrino, die dagelijks werd geconfronteerd met de ellende in het Amsterdamse Binnengasthuis. De schrijver gebruikt de misère als inspiratiebron, niet als geëngageerd betrokkene. Het beschrijven van de ellende en de emoties die dat bij hem oproept, is vooral een esthetische bekoring. Aletrino is daarmee een echter vertegenwoordiger van de Beweging van Tachtig, waar het “l’art voor l’art-principe” de boventoon voerde. De bundel kreeg in 1889 (ten onrechte, natuurlijk) te weinig bijval en kreeg pas in 1984 een tweede druk.

In het donzige duister van de zaal, deinsden de beddenweg, vloeiend van omtrek, oplossend in ijle schemeringen. Hoog tegen het dak, glommen de twee groote ramen, groen van een helder maanlicht, onbewegelijk en koud. Schuin op den grond, schenen twee vage plekken licht van de vensters, wegdrijvend in de duisternis er omheen. Drukkend hing de rust, dik en dommelend, over de zieken. Achter in de zaal, vlak over het hooge dakraam lag een man te sterven, onzichtbaar in de schemering, eenzaam, afgezonderd tusschen de andere zieken. In de dichte stilte van den nacht klonk het zacht gereutel, eentonig, zagend en snel. Langzaam schoof het maanlicht voort langs den grond. En traag optrekkend van den vloer, gluipte het vlekkend tegen het bed. Wijl ‘t onmerkbaar voortkroop over de dekens, bescheen het stil ‘t kussen met een scherp, blauwachtig licht, helder afplekkend tegen het donker geworden ondereinde van het bed, dat vaag wegschemerde in de zwarte zaal. En midden in den blauw-witten glans, kwam een tanige, schonkige kop uit, geschaduwd onder de oogen, rond en kaal van hoofd, met glimpend licht op de uitstekende punten, misvormd en spokig. Schokkend door de korte ademhaling, bewoog het hoofd, vermoeiend en pijnlijk, rusteloos hijgend naar licht. Sluipend kroop het licht voort naar boven. En terwijl de helft van den kop donker verdween, glansden alleen nog het ronde, gladde hoofd en de twee oogen, die wijd open, angstig staarden, onbewegelijk en groot. Zacht gleed het licht weg en de kop loste zich op in de omringende schemering, ineenvloeiend met de duisternis waarin het bed onmerkbaar was weggedommeld. En in de zachte, donzige rust van de zaal, hijgde het zagend reutelen eentonig voort.

Dit item was geplaatst door Muis.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: