ODALISKEN – INLEIDING
Een odalisk was een slavin of concubine in de harem van de Turkse sultan. Het woord odalisque kwam waarschijnlijk via het Frans naar de Nederlandse taal, maar is afkomstig van het Turkse odalık, dat kamermeisje betekent (oda betekent kamer). De odalisk was tijdens de 19e-eeuwse Westerse kunst een geliefd figuur voor kunstschilders. Zij schilderden graag een welgevulde naakte vrouw, meestal liggend op een divan. Deze schilderperiode wordt ook wel het oriëntalisme genoemd. Meestal kijkt de odalisk de aanschouwer van het schilderij direct aan. De erotiserende werking van deze schilderijen moge duidelijk zijn. Ook een moderne schilder als Matisse schilderde echter odalisken, ook in oriëntaals gedachte sfeer, bijvoorbeeld met een kort, open jasje en een wijde pofbroek, altijd verleidelijk liggend.
Het Oriëntalisme is de term die door Edward Said (1935-2004) en anderen wordt gebruikt ter aanduiding van de dominante westerse opvatting van de Oriënt oftewel het Midden-Oosten in culturele zin, zoals die ontstaan is sinds de tweede helft van de negentiende eeuw, de tijd van de mondiale kolonisatie door de grote westerse mogendheden. Edward Said definieerde Oriëntalisme in 1978 in zijn boek Orientalism. Western Conceptions of the Orient als een manier van spreken, denken en schrijven over de Oriënt waarbij sprake is van een verborgen macht, gekleurd door dominantie en ongelijkheid. Het Oosten wordt daarbij een marginale betekenis toegekend en dus altijd ondergeschikt gemaakt aan het hegemonische Westen. De Oriënt wordt getypeerd als irrationeel, sensueel, primitief, feminien, terwijl het Westen de sterke, rationele, democratische, progressieve, masculiene tegenhanger vormt. Het goed ontwikkelde Westen wilde dominant zijn aan het magische en mysterieuze Oosten. De geliefde idee van de verlichte, rationele, beschaafde westerling heeft dus de idee van de achterlijke, emotionele en onbeschaafde ‘oriëntaal’ nodig om de eigen westerse cultuur en identiteit te versterken. Deze westerse conceptie is gecreëerd door invloedrijke mensen uit het Westen. Said betoogt dat deze houding ten opzicht van het Oosten een ideologische constructie is die het Westen culturele hegemonie verleent, zowel op eigen grondgebied als in het gekoloniseerde Oosten. Hij voegt hieraan toe dat het tegelijk ook geen pure leugen is: het oriëntalisme heeft een duidelijke referent in de werkelijkheid, een geografische regio met haar bewoners, en baseert zich wel op studie van de werkelijkheid, maar vanuit een bevooroordeeld standpunt. Het Oriëntalistisch denken bood een goede reden om de Oriënt te koloniseren en vergoelijkte op deze manier de uitbuiting van de verschillende Europese kolonies. Het idee hierachter was de hegemonie van de westerse cultuur en de morele plicht deze cultuur te verspreiden.
Het Oriëntalisme in de schilderkunst valt te ontdekken in een hang naar exotische taferelen zoals haremscenes, odalisken, figuren bij palmbomen, vurige paarden, arabesken, minaretten, boogportalen en dergelijke. Meer of minder bekende schilders van het Oriëntalisme zijn bijvoorbeeld Dominique Ingres, Eugène Delacroix, Jean-Léon Gérôme, Alfred Chataud, Horace Vernet, Adrien-Henri Tanoux, Étienne Dinet, Marià Fortuny, Giovanni Antonio Guardi, Jules Laurens. Ook in de architectuur en in de muziek waren oriëntaliserende tendensen te ontdekken. Als tegenhanger van het oriëntalisme gebruiken Buruma en Margalit de term Occidentalisme voor de perceptie van het Westen door de ogen van zijn oosterse (of niet-westerse) ‘vijanden’.
Pingback: SULTAN ABDULAZIZ BEZOEKT EUROPA IN 1867 | MUIZENEST
Pingback: THEDA BARA | MUIZENEST
Pingback: ODALISKEN – 017 | MUIZENEST