DE FIETS VAN LAUTREC
In 1896 ontwierp de Parijse kunstenaar en wielerliefhebber Henri de Toulouse-Lautrec een reclameposter voor de firma Simpson, een Engelse fabrikant die een revolutionair nieuwe ketting op de markt bracht. Jan Boesman merkt over deze ketting op: “In plaats van de klassieke gesloten achtvormige schakels was de Simpson-ketting samengesteld uit een reeks metalen driehoekjes met zijden van drie centimeter. De liggende zijde van het driehoekje gleed in de groeven van het voorste tandwiel, het uitstekende puntje ervan hechtte zich vast in de dubbele groeven van het achterste tandwiel. Met het hefboomsysteem dat daardoor ontstond, zouden fietsers meer meters kunnen maken met dezelfde krachtinspanning. De ketting was aanzienlijk groter dan een gewone ketting en oogde daarom indrukwekkend. Ze gaf de fiets de afschrikwekkende aanblik van een roofdier dat haar enorme tanden in de eerste de beste prooi zou zetten”.
De firma had een ruim budget om haar product in Frankrijk en Groot-Brittannië onder de aandacht te brengen. Het laten ontwerpen door Toulouse-Lautrec van een affiche was hiervan slechts een bescheiden onderdeel. Een belangrijker deel van het werkkapitaal van 25 miljoen Franse frank ging op aan het inhuren van wielrenners, verzorgers en hun hulpkrachten. Een gebruikelijke methode; elke fietsfabrikant die rond het fin de siècle aan de weg wilde timmeren, en dat waren er toentertijd zeer velen, had enkele fietsende krachtpatsers in dienst. Voor Simpson waren dat vooral de broers Arthur en Tom Linton, de dwergwielrenner Jimmie Michael en hun mysterieuze verzorger Choppy Warburton. Die wonderdokter Choppy viel vanwege de vroege dood van twee van zijn topcoureurs op een gegeven moment van zijn voetstuk. Pas decennia later werd hij vanwege zijn praktijken ook steeds meer gezien als het prototype van de onbetrouwbare soigneur, die met allerlei wonderdrankjes zijn renners tot onwaarschijnlijke prestaties wist te brengen, maar uiteindelijk ook verantwoordelijk zou zijn voor de eerste dopingdode in de wielrensport.
Op het eerste ontwerp voor het affiche “La chaine Simpson” van Toulouse-Lautrec, niet bepaald een van zijn beste werken overigens, figureerden Jimmy Michael en Choppy Warburton. De kunstenaar werd echter door zijn opdrachtgever teruggestuurd naar de tekentafel en kwam met een compleet ander resultaat. Jan Boesman gaat op zoek naar het waarom van het afgekeurde ontwerp. Hij stuit daarbij op het fascinerende verhaal van de drie Engelse wielrenners en hun verzorger. Hij beschrijft de opgewonden sfeer in het Vélodrome Buffalo, het Vélodrome d’Hiver en de andere wielrenbanen, waar de renners, gegangmaakt door tandems, triplets, quadruplets tot zelfs quintuplets (vijfzitters), het ene na het andere record in de nieuwe sportdiscipline wisten te vestigen. Hij geeft een magnifieke beschrijving van de loodzware wegwedstrijd Bordeaux-Parijs in mei 1896, over 591 moordende kilometers aan onverharde wegen. Niet zelden met uiterst boosaardig publiek aan de kant. Een koers die door Arthur Linton in de onwezenlijke tijd van 9 uur, 17 minuten en 18 seconden op het Vélodrome de la Seine in Parijs winnend wist af te sluiten, meer dood dan levend. Hij beschrijft de overgang van dat baanwielrennen met fietsende gangmakers naar de koersen met gemotoriseerde gangmakers, waardoor de sport een soort Russisch roulette werd. In recordtempo werd de ene na de andere gevallen renner en/of gangmaker door een achteropkomende machine tot moes gereden. Niet zelden vielen overigens ook onder het publiek doden, want er wilde nog wel eens een motor exploderen of iemand in volle gang de tribunes in geparachuteerd worden. Al snel keerde de fans zich af van de baanrennen, niet alleen omdat de sport steeds moorddadiger werd maar ook omdat de eindeloze rondjes gingen vervelen. De sport verschoof dus steeds meer naar de weg. Boesman beschrijft ook hoe het gebruik van stimulerende middelen een vanzelfsprekend onderdeel was van de toenmalige maatschappij en dus ook van het wielrennen. Het gebruik van bier, wijn, champagne, absint en andere eigenaardige likeuren, grote doses cafeïne of de wonderbaarlijke extracten uit cocaplanten, kolanotenstrychnine en opiumpapaver: het was nog net niet algemeen gangbaar, maar werd zeker niet gezien als buitensporig en al helemaal niet als verboden. Iedereen vroeg zich toen al af, en omdat het antwoord nooit werd gevonden vraagt ook Boesman zich dat af, waarmee kampioenenmaker Choppy in hemelsnaam zijn geheimzinnige flesjes vulde, maar niemand haalde het ook maar in gedachten er schande van te spreken. Dat gebeurde pas met terugwerkende kracht vanaf eind zestiger jaren van de vorige week, toen de moraal ten opzichte van deze middelen volledig omkeerde. Boesman gaat verder in op het levensverhaal van Toulouse-Lautrec, die een prominente plaats innam in de lichting nieuwe kunstenaars in Parijs en die net als geestverwant Emile Zola een tijdlang een fervent aanhanger was van het baanwielrennen. Het alles geeft een geweldig sfeerbeeld van de opkomst rond de eeuwwisseling van de volkssport die wielrennen van begin af aan is geweest.
Een fascinerend verhaal, waarvan zonder overdrijving kan worden gezegd dat het kan wedijveren met de allerbeste Amerikaanse sportverhalen (en die hebben een status op te houden) en wat mij betreft hét sportboek van 2013. Subliem, er is geen ander woord voor.