OP ZWART ZAAD ZITTEN
De uitdrukking betekent dat men blut is, helemaal geen of heel weinig geld heeft. Oorspronkelijk werd op zwart zaad zitten gezegd van vogels in een vogelkooi. Vogels pikken uit hun voederbakje eerst alle witte zaadjes en houden dan alleen de minder lekkere zwarte zaadjes in hun bakje over. Volgens het Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006) is het ook mogelijk dat met zwart zaad ‘donker verkleurd, niet meer eetbaar zaad’ werd bedoeld. Uit het spreekwoordenboek van F.A. Stoett blijkt dat op zwart zaad zitten al sinds de zeventiende eeuw figuurlijk gebruikt wordt in de betekenissen ‘zijn vermogen kwijt zijn of raken’, ‘zuinig moeten leven’, ‘te weinig hebben om te leven en te veel om te sterven’.
Stoett voegt er een mooi lijstje citaten aan toe: In Zuid-Nederland op droog zaad zitten of op het droge zitten (hd. auf dem Trocknen sitzen). Zie Harreb. II, 485 a; III, CLII; Schoolm. 30: Terwijl hij zijn buik als een pakschuit op marktdag laadt en zijne ouders vertroost met de hoop op zwart zaad; bl. 137: Woont hij soms bij een boer in of gepensioneerden soldaat of bij een verloopen domenee op zwart zaad; Onderm. 85; Barb. 61: Prosper Bien-Aimé, pensionhouder met tien leege kamers en geen enkelen huurder zit op het allerzwartste zwarte zaad; Groot-Nederland, 1914, bl. 393: De Europeesche toestand zette me op zwart zaad; bl. 444: Wel alle jezis… eerst ’n end met me traktement de laagte in en nou op zwart zaad; Handelsblad, 30 Mei 1915 (ochtendbl.) p. 6 k. 5: De kunstenaar zit op zwart zaad, want alles gaat per automaat; Joos, 94; Antw. Idiot. 381; Loquela, 367; in het fri.: op swart sied sitte of op ‘e doppen sitte; Twente: op de bolstern zitten; vgl. de uitdr. op water en brood zitten, vroeger te water en broode, mnl. te borne ende te brode, van gevangenen gezegd; Ndl. Wdb. III, 1538. Schertsender wijs noemt men dit ook op witten wijn en tulband zitten (Harreb. II, 348 a). Voor ’t fr. zie Nyrop IV § 339.
Maar er blijkt ook nog een alternatieve verklaring te zijn, die ik maar één keer heb aangetroffen en die niet eens zo onlogisch lijkt. Die verklaring luidt dat het mogelijk een verbastering is van zaat in de betekenis van de toestand van stevigheid van een ondergrond of de aanduiding van een droogvallend stuk in een getijdenhaven. Zo kende men ook het woord zaatgeld voor het liggeld van een schip. Een vastgelopen of drooggevallen schip zat op zaat. Met “zwart zaat” zou dan zwarte grond of zuigende blubber bedoeld worden waardoor het schip muurvast zat . Onze Zuiderburen zeggen: “Op droog zaad zitten”.