JEAN DE LA FONTAINE – DE KREKEL EN DE MIER
Jean de La Fontaine (Château-Thierry, 8 juli 1621 — Parijs, 13 april 1695) was een classicistische Franse schrijver en dichter, vooral bekend om zijn fabels. Hij was een tijdlang houtvester en trad op een gegeven moment in overheidsdienst. Toen hij in dienst trad van de hertogin van Bouillon en de hertogin van Orléans, werd hij zelf in de adelstand verheven. Hij had toen al een aantal werken op zijn naam staan. Na zijn mislukte huwelijk is hij naar Parijs verhuisd. Daar kwam hij in aanraking met verschillende kunstenaars. In 1668 publiceerde hij zijn eerst bundel met fabels. Daarnaast heeft hij enkele verhandelingen geschreven, waarvan er één zeer antiklerikaal werd bevonden en een polemiek veroorzaakte. La Fontaine werd in 1683 lid van de Académie française. Hij overleed in Parijs, waar hij werd begraven op de Cimetière des Innocents. Zijn grafsteen echter staat op de begraafplaats Père Lachaise in Parijs. Voor zijn fabels haalde La Fontaine inspiratie uit de klassieke oudheid, zoals Aesopus en Phaedrus, maar ook uit de Indiase literatuur: de Pañcatantra. Door de eeuwen heen zijn zijn fabels onveranderd populair gebleven, niet op de laatste plaats door de voor iedereen zo herkenbare moraal waarmee elke fabel wordt afgesloten. Een van zijn bekendste fabels is ‘De krekel en de mier’:
De krekel sjirpte dag en nacht, zo lang het zomer was,
Wijl buurvrouw mier bedrijvig op en neer kroop door ’t gras
“Ik vrolijk je wat op,” zei hij. “Kom, luister naar mijn lied.”
Zij schudde nijdig met haar kop: “Een mier die luiert niet!”
Toen na een tijd de vrieswind kwam, hield onze krekel op.
Geen larfje of geen sprietje meer: droef schudde hij zijn kop.
Doorkoud en hongerig kroop hij naar ’t warme mierennest.
“Ach, juffrouw mier, geef alsjeblieft wat eten voor de rest
Van deze barre winter. Ik betaal met rente terug,
Nog vóór augustus, krekelwoord en zweren doe ‘k niet vlug!”
“Je weet dat ik aan niemand leen,”
Zei buurvrouw mier toen heel gemeen.
“Wat deed je toen de zon nog straalde
En ik mijn voorraad binnenhaalde?”
“Ik zong voor jou,” zei zacht de krekel.
“Daaraan heb ik als mier een hekel!
Toen zong je en nu ben je arm.
Dus dans nu maar, dan krijg je ’t warm!”