JACOB CAREL JULIUS BARON BRANTSEN (09)

Jacob Brantsen, zoals hij kortheidshalve toch meestal werd genoemd, werd op 24 oktober 1877 geboren te Angelo, dat toen nog een aparte gemeente was maar inmiddels deel uitmaakt van de gemeente Doesburg, in een oude Arnhemse adellijke regentenfamilie. De stamreeks begint met Brant Evert Andriesz, die in de tweede helft van de 15e eeuw land onder Barneveld bezat. Diens nazaten verhuisden in de 16e eeuw naar Arnhem, waar verschillende telgen van het geslacht belangrijke publieke functies zoals burgemeester en schepen bekleedden. In 1824 werd een lid van deze familie, mr. Johan Brantsen (1768-1825) verheven in de Nederlandse adel met het predicaat van jonkheer. In 1828 werd zijn neef Derk Willem Gerard Johan Hendrik Brantsen (1801-1851) eveneens verheven in de Nederlandse adel met de titel van baron, overgaande bij recht van eerstgeboorte. Het geslacht dreigt nu uit te sterven daar de laatste baron (geboren 1945) alleen twee dochters heeft.
De vader van Jacob Brantsen, jonkheer Carel Marie Brantsen, Arnhem, 30 oktober 1834) werd in 1860 op slechts 26-jarige leeftijd burgemeester van Angelo, een functie die hij bekleedde tot 1878. In 1851 had hij als zeventienjarige na de dood van zijn vader het landgoed Wielbergen te Angerlo geërfd. Op dat landgoed liet hij in de jaren 1869-1873 het landhuis Wielbergen bouwen, waarvoor de opdracht werd gegeven aan Lucas Hermanus Eberson, de architect des konings. Op 18 september 1873 trouwde hij te Ruurlo met Jacqueline Sophie gravin van Limburg Stirum, een roemrucht geslacht in de Nederlandse geschiedenis. In 1880 erfde hij ook het landgoed en landhuis Rhederoord in De Steeg, waar hij tot zijn dood in 1909 met zijn gezin woonde. De oude woonstede, landhuis Wielbergen werd daarna verhuurd,  onder andere aan de familie Van Heeckeren van Kell-van Aldenburg Bentinck. Dezelfde familie zou na 1919 Rhederoord gaan bewonen. In 1884 werd hij gekozen tot lid van Provinciale Staten van Gelderland en op 14 november 1888 werd hij voor het kiesdistrict Lochem bij een tussentijdse verkiezing met gering verschil tot lid van de Tweede Kamer gekozen voor de Voorrevolutionaire Partij (1888-1891). Hij speelde in die functie geen opvallende rol en werd in 1891 door Cornelis Lely verslagen. Nadien werd hij gedeputeerde van Gelderland (1892-1904).

Jacob Brantsen was de oudste zoon van deze Carel Marie Brabantse, en er mag dus wel met enig recht worden gezegd dat hij met een gouden lepel in de mond werd geboren. Hij was tijdens de mobilisatie 1939-1940 reserve-majoor voor speciale diensten van de Generale Staf en werd in de meidagen 1940 geplaatst bij Sectie III (Inlichtingendienst) van de Generale Staf. Hij onderhield daarbij contacten in Parijs, waar hij op dat moment woonde, en met Brussel. In Parijs was hij beroepshalve werkzaam voor het Rode Kruis. Sinds 1943 maakte hij deel uit van de groep Dutch-Paris van Jean Weidner. Na de arrestatie van een van de leden, J.H. Laatsman, onderhield Brantsen het contact met Benno Nijkerk in Brussel. Op 10 juli 1944 werd Brantsen gearresteerd en overgebracht naar het Polizeihaftlager in Compiègne. Toen de Geallieerden Parijs naderden, dat op 25 augustus 1944 zou worden bevrijd, werd hij met het laatste transport vanuit Compiègne op transport gezet naar het concentratiekamp Buchenwald. Daar overleed hij op 9 december 1944, op 68-jarige leeftijd. Op 20 mei 1950 was hij een van de negen personen (Fransen die voor het Nederlandse verzet actief waren of Nederlanders in Frankrijk) die het Verzetskruis kregen. Jacob Brantsen hoort echt tot de vergeten helden: geen informatie over zijn privéleven op internet, geen foto’s, geen informatie over zijn begraafplaats. Niks.

 

Dit item was geplaatst door Muis.

4 thoughts on “JACOB CAREL JULIUS BARON BRANTSEN (09)

  1. Pingback: JULES MOHR (75) | MUIZENEST

Plaats een reactie