KEGELZWAAIEN

Kegelzwaaien werd slechts twee keer beoefend op de Olympische Spelen, in 1904 en 1932. Op het eerste gezicht een eigenaardige interval van maar liefst 28 jaar. Totdat opvalt dat beide keren de spelen werden georganiseerd in de Verenigde Staten, waar de sport blijkbaar populair was. Het onderdeel behoorde tot de ritmische gymnastiek. De atleet moest kaarsrecht overeind blijven staan, waarna de kegels door de lucht gingen. Een gestandaardiseerd systeem zou voor een objectieve beoordeling door een jury moeten zorgen, maar zoals bij zoveel turnonderdelen was de jury nogal eens partijdig en waren de uitslagen niet altijd even eerlijk.

Bij de Olympische Spelen in 1904, die werden gehouden in Saint Louis, Missouri (USA) was Club Swinging een van de elf gymnastiekonderdelen. Hoe armzalig het deelnemersveld was blijkt wel uit de medailleverdeling. Bij het allroundtoernooi werden de gouden, zilveren en bronzen medaille gewonnen door respectievelijk een Amerikaan, een Duitser en een Zwitser. Bij de tien andere onderdelen waren alle dertig medailles voor Amerikaanse atleten. Ook bij Club Swinging was dat het geval. De eerste prijs was voor Edward August Hennig (13 oktober 1879 – 28 augustus 1960), die ook aan de rekstok de gouden medaille won, gedeeld met zijn landgenoot Anton Heida die dezelfde score had. Henning deed ook mee aan een aantal andere turnonderdelen, zonder nog verdere prijzen te winnen. Met twee gouden medailles zal hij trouwens niet ontevreden zijn geweest. De zilveren medaille ging naar  Emil Voigt (15 december 1879 – 26 februari 1946) die ook een bronzen medaille zou winnen bij de oefening aan de ringen en ‘rope climbing’, nog zo’n bizar evenement dat al lang van de sportkalender is verdwenen. Ook Voigt was bij diverse andere turnonderdelen actief. De bronzen medaille was voor Ralph Charles Wilson (24 juni 1880 – onbekend overlijdensdatum).

Een Indian Club Swinging-team, de St. Paul’s Young Men’s Club, Ipswich, omstreeks 1890

Bij de Olympische Spelen van 1932 in Los Angelos was de overheersing van de Amerikaanse turners al een stuk lager, maar toch altijd werd de helft van de medailles door de Amerikanen in de wacht gesleept. Van George Roth (25 april 1911 – 31 oktober 1997), de winnaar van de gouden medaille, gaat de anekdote dat hij ten tijde van het toernooi werkeloos en straatarm was. Hij nam vanuit het Olympisch dorp brood en drinken mee naar vrouw en kinderen om ervoor te zorgen dat ook zij iets te eten hadden. Direct na de officiële overhandiging van de gouden medaille voor 60.000 toeschouwers liep hij het stadion uit en lifte naar huis toe. De zilveren medaille was voor Philip Erenberg (16 maart 1909 – 2 februari 1992), die op driejarige leeftijd met zijn joodse ouders de Oekraïne ontvluchtte. Erenberg zou later medicijnen studeren aan de universiteit van Californië en als medisch specialist werkzaam zijn. De bronzen medaille was voor William Kuhlemeier (14 augustus 1908 – 8 juli 2001).

De oorsprong van het kegelzwaaien ligt bij de zogenaamde ‘Indian clubs’, waarvan de naam ten onrechte doet vermoeden dat ze hun oorsprong hebben bij de indianenstammen in de Verenigde Staten. De oorsprong ligt echter in het Midden-Oosten,vooral in Iran en Egypte. Daar werden de kegels, die qua vorm erg den denken aan bowlingpins, gebruikt om spieren te kweken. De clubs waren er in alle soorten en maten. Men kan zich inderdaad goed voorstellen dat door langdurig met die zware kegels te zwaaien behoorlijk wat spiermassa wordt ontwikkeld. Door er een bepaalde choreografie aan toe te voegen, ziet het er bovendien erg artistiek uit. Behalve op individueel niveau werd dan ook in groepsverband aan kegelzwaaien gedaan, met de instructeur voor de groep. Vanuit Iran, waar de varzesh-e bastani traditie nog steeds bestaat, is de praktijk verspreid naar Zuid-Azië en via de Britten in de Verenigde Staten terechtgekomen. Het sporten met deze clubs werd in het Victoriaanse Engeland gezien als een uitstekende oefening om het lichaam in vorm te houden. Zowel militairen als brave huisvrouwen werkten met de clubs, maar ook de suffragettes vonden de kegels wel handig. On 1913-1914 adopteerde ‘bodyguard-unit’ van de Britse suffragettebeweging de clubs als wapen om zich te kunnen verzetten tegen het hardhandige optreden van de politie. Momenteel worden de clubs nog steeds gebruikt door fitness-enthousiastelingen, maar ook wel als sport (zie hier)


.

 

Dit item was geplaatst door Muis.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: