ARNOLD ALETRINO – EEN DAG VAN REGEN

Door Arnold Aletrino.
Aan mejuffrouw Kitty van Vloten.
november 1886

Alles is koud, grijs en nat. De regen waait in spritsige druppels tegen de ruiten en door de reten der schuddende vensters fluit de klagende wind een weemoedigen klank. Het blauwe dak aan de overzij glimt van het nat en spiegelt glanzende plekken van de zeilende wolken af, en laat lange, zwarte strepen treurig en stil langs den roodbruinen muur druipen. Geelbruin blinkt de straat van groenachtige klinkers, waartusschen de rimpelende plassen glimmen. Een kastanjeboom, kleverig nat en druipend, wiegt zijn kale, knoppige takken op en neêr en schudt kletterende druppels af, die putjes in den zwarten grond boren. ’t Druipt langs het grijze hek, waarover natte doeken zwaar heen en weêr flappen door den wind, ’t druipt langs de muren, langs de blauwe dakpannen, ’t druipt in dikke tranen langs de van regen gespikkelde ruiten.

De binnenplaats is stil en verlaten! Een groote, zwarte kat, ongelijk glimmend en geplekt in het nat, sluipt langs den eentonigen muur en kruipt, haar buik over den grond slepend, onder het hek door en schudt de druppels af, die op haar neêr druipen. Dan blijft zij staan, schudt in trillende trekking haar pootjes, rekt de lange achterpooten en sluipt zachtjes en glijdend de deur in van het gebouw aan de overzij. Dan blijft alles rustig. Alleen de regen tikt met zijn vette druppels zachtjes voort.

En boven alles hangen als zware grepen vuile, dikke watten, de wolken aan den hemel, snel en stil voortglijdend. Klankloos en zonder kleur zakt een zwaar licht over de huizen en den natten grond, rolt log over de steenen van de binnenplaats en blijft wezenloos hangen tegen den muur en in de schemerige hoeken. Langen tijd blijven de wolken grijs en de stilte wordt eentonig door de rollende druppels, die dof klinken op de natte omgeving.

’t Houdt op te regenen. Alleen de wind valt met korte stooten op de plaats. Tusschen elken ruk mompelt het week geluid van een druipende vergaârbuis, weemoedig, zangerig een onduidelijke muziek, gestadig druppelend en tikkend, glijdend en klinkend.

En plotseling valt een licht van den zwarten hemel en krast over de glimmende dakpannen tegen de geel-witte vensterkozijnen en slaat blinkende plekken in de plassen. Blauwgrijs worden de wolken door de gele zonnestralen, die schuins neêrlijnen uit een breed afgebrokkelde scheur in het westen. De regen valt in dunne, aaneengesloten stralen neêr, loodrecht, als glanzende glasdraden, getrokken van de wolken naar den grond. Maar met een scherpen ruk schiet de wind uit en boldert over de daken naar beneden, een witten, spattenden waterstraal uit een dakgoot kletterend naar onder plensend en rukt aan de kale takken van den kastanjeboom, die tegen elkaâr tikken met ’t klankloos geluid van oude doodsbotten. En de groene lichtglans klimt op van den grond langs den muur naar boven. De plassen worden weêr donker, zwartglanzend; alleen de vensterkozijnen zijn nog geel en de natte dakpannen glimmen in het valsche licht. Langzaam sluit de scheur in de wolken aaneen, de zonnestralen worden dwars en verdwijnen. De wolken zijn weêr eentonig, dik grijs en de regen valt weêr in dikke, vette, ronde droppels op den grond en druipt in breede stralen langs de vensterruiten onder het vale licht, dat zwaar neêrhangt van den smoezeligen hemel.

Doffer en dompiger begint het licht te zakken; het stapelt als een dikke, grijze walm langs de muren, in de hoeken en spreidt zich uit over de natte straat. Dichter en hooger wordt de laag; zij stijgt langzaam op, zich hechtend aan de vensterkozijnen, klevend aan de naakte boomtakken, in dikke vlokken over ’t hek hangend, en de regenstralen glijden zachter in de donkere massa’s naar beneden en verdwijnen spoorloos in de donkere laag waarin nog diepe, helderder plekken overblijven.

De massa’s verdwijnen in elkaâr, vloeien ineen tot een onduidelijke, vage mist en stijgen altijd door tot dat zij over de daken hangen, mollig, in dikke dotten, vormloos en uitvloeiend. En dan hoogen zij op tot dat er één groote, breede mist tusschen den hemel en de aarde hangt. De wind waait met lange zuchten over de huizen, de regen valt in onzichtbare, kletterende stralen naar onder. Alles is koud, zwart en nat.

Dit item was geplaatst door Muis.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: