COR LEMAIRE
Cornelis Johannes Lemaire (Amsterdam, 11 juni 1908 – aldaar, 16 juni 1981) was een Nederlands pianist, dirigent en componist. Hij is vooral bekend geworden door zijn samenwerking met Wim Kan en Annie M.G. Schmidt.Hij trouwde op 29 maart 1933 met Cornelia Clara Catharina van Meel, cabaretière (bekend onder de naam Lya Sten). Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Na echtscheiding (op 13 november 1947) trouwde hij op 20 juli 1948 met Margaretha Elizabeth Panman. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.
Cor Lemaire groeide op in een artistiek milieu. Niet alleen zijn ouders maar ook zijn broer Jan waren aan het (volks-) theater verbonden. Zijn muzikale belangstelling openbaarde zich al op vierjarige leeftijd, en toen zijn ouders zes jaar later een piano voor hem kochten (op afbetaling) was daarmee zijn toekomst bepaald. In 1920 begonnen zijn pianolessen aan de Muziekschool aan de Keizersgracht in Amsterdam, waar hij de invloed onderging van docenten als Sem Dresden, Julius Röntgen en Henriette Bosmans. Van 1923 tot 1928 zette hij met succes zijn muziekstudie voort op het Conservatorium in Amsterdam.
Gezien de financiële situatie waarin het artistieke gezin verkeerde waren ‘schnabbeltjes’ uiterst welkom, zodat hij ’s avonds in de orkestbak terechtkwam bij de revue (Henriëtte Davids) en het volkstoneel (Herman Bouber en Jan Nooy). Voor Bouber schreef hij zijn eerste compositie: Nathan heeft mazzel. Toen Louis Davids hem in 1932 engageerde als ‘vleugeladjudant’ in het Kurhaus-Cabaret te Scheveningen, werd daarmee zijn naam als pianist-componist definitief gevestigd. Zes jaar lang begeleidde hij de programma’s van Davids (met o.a. Fien de la Mar en Dora Gerson) in de zomermaanden, terwijl hij – na 1935 – ’s winters de tweede vleugel bespeelde in het Berlijnse emigrantencabaret van Rudolf Nelson (met o.a. Dora Paulsen).
In deze periode werd Lemaire ‘ontdekt’ door de jonge Wim Kan die hem in 1939 (na de dood van Louis Davids) uitnodigde voor een tournee met zijn ABC-Cabaret van ‘ 100 dagen uit en thuis’ door toenmalig Nederlands-Indië. De Tweede Wereldoorlog was er de oorzaak van dat hij pas in 1946 in Nederland terugkeerde, na zware jaren van Japanse internering, die zijn gezondheid ernstig hebben geschaad. Zijn vruchtbare samenwerking met het ABC-Cabaret werd voortgezet in zes programma’s, waarvoor hij alle composities schreef. Eén van de hoogtepunten was een liedje voor Wim Kan: Ik lig zo vaak te denken.
In 1952 verliet Lemaire het ABC-Cabaret om samen met Cruys Voorbergh en Hetty Blok Cabaret Arabesque te starten, dat helaas (door interne spanningen) slechts twee produkties heeft uitgebracht. Inmiddels was hij als componist-pianist ook actief geworden bij radio- en televisieseries. Voor De Familie Doorsnee (radio 1952-1958) en Pension Hommeles (televisie 1957- 1959) schreef hij tientallen meesterlijke melodieën op de tekst van Annie M.G. Schmidt. Van deze schrijfster zette hij bovendien ook veel kinderversjes op muziek. Bij deze activiteiten werkte hij nauw samen met de cabaretgevoelige guitarist Jan Blok. Aan het eind van de jaren vijftig nam hij een initiatief dat tot grote gevolgen zou leiden: een werkwinkel voor jonge cabaretiers, die in 1962 zou uitmonden in de Amsterdamse Akademie voor Kleinkunst onder leiding van Johan Verdoner. Zijn freelance bestaan bleef ondertussen uitermate afwisselend; in 1960 speelde hij zelfs de hoofdrol in het televisiespel De barpianist van Ted Allen. Ook film- en balletmuziek hadden zijn belangstelling. Na zijn composities voor de film De ballade van de hoge hoed van Max en Jo de Haas (1937) werkte hij in 1962 ook samen met Kees Brusse voor diens film Kermis in de regen en met Albert Mol voor diens ballet Pinocchio bij Scapino. Verder werd hij betrokken bij de musicalprodukties van Paul Kijzer: Ja, ik wil, Anatevka en De man van La Mancha. Tussen de bedrijven door vond hij ook nog tijd een boek samen te stellen dat gewijd is aan De muze met de scherpe tong (Amsterdam, [1963]). In 1971, ten slotte, werkte hij bij de Toneelgroep Centrum als arrangeur-orkestleider mee aan de musical Tehuis van Jaap van de Merwe.
In de laatste jaren van zijn veelzijdige loopbaan was hij verbonden aan de Stichting ‘Het Schoolconcert’ en begeleidde hij ook de recitals van de zangeres Caroline Kaart. Ondanks al deze uiteenlopende activiteiten zal zijn naam in de eerste plaats verbonden blijven aan ons nationale cabaret; een fijnzinnig (soms onderschat) componist, die zijn muziek in dienst stelde van de tekst; een vakkundig en geduldig begeleider, die bescheiden en plichtsgetrouw optrad; een gevoelig en sterk sociaal bewogen mens. Zijn verdiensten vonden erkenning bij zijn 50-jarig jubileum in 1973 met een koninklijke onderscheiding.
Cor Lemaire was een wat eenzame, gesloten figuur, die zijn grootste geluk aan de piano heeft gevonden. In latere jaren raakte Lemaire, die tijdens zijn leven toch veel erkenning had gekregen, tamelijk verbitterd. De opkomst van de popmuziek zag hij met lede ogen aan en toen in 1975 een Gouden Harp werd toegekend aan de Zangeres zonder Naam gaf hij, net als Wim Ibo, de zijne terug. Hij begon zich steeds meer uitgerangeerd te voelen toen de ‘eigentijdse’ popmuziek zijn artistieke idealen dreigde weg te dreunen. Zijn laatste theateroptreden in serieverband vond plaats in Cabaret Tingel-Tangel (1975), toen hij het nostalgische programma Onder de bomen van het plein met groot succes begeleidde.
Mooi stukje. Ik wilde vroeger ook piano spelen. Liep ik langs de pianowinkel. Maar ik had maar een blokfluit. Oei wat vervloekte dat ding.
LikeLike