LA GRANDE BOUCLE 15
Nog een klein zijsprongetje. Een sponsornaam die in de artikelen over Bayonne-Luchon en in het algemeen over de Tour in de twintiger jaren van de vorige eeuw veelvuldig terugkomt is die van Automoto, een historisch Frans merk van motorfietsen. De bedrijfsnaam was: Chavanet, Gros, Pichard & Co., Saint Étienne, Loire, later S.A. des Constructions Mechanique de la Loire, St. Etienne, Loire, Société Automoto, Paris en Terrot-Automoto, Beaulieu-Valentigney (1901-1962). Automoto werd in 1901 opgericht. Men ging fietsen produceren, maar ook motorfietsen met inbouwmotoren van Moser, Aubier Dunne, Blackburne, Chaise, Zürcher, JAP en Villiers. De bekendste motorfiets van het merk Automoto was een 175cc-tweetaktracer uit de jaren 1922-1923 waarmee talloze successen in nationale en internationale wedstrijden werden geboekt. In 1926 kwam er een 100cc-model met een reductiebak en riemaandrijving, maar ook een lichte 175cc-motorfiets. In 1927 kwamen er ook viertaktmodellen: 250- en 350cc-zijkleppers. In 1931 werd het merk overgenomen door Peugeot.
Vanaf 1911 sponsorde Automoto een eigen wielerploeg, die vooral in de jaren twintig van de twintigste eeuw sterk voor de dag kwamen. Voor de Eerste Wereldoorlog was er succes met de Belg Paul Deman die de Ronde van Vlaanderen won. Vanaf 1922 stond er jarenlange een sterke Franse wielerploeg van Automoto aan de start van grote wedstrijden.
Renners als Henri en Charles Pélissier en Eugène Christophe en later Lucien Buysse wonnen vele koersen. Ottavio Bottecchia reed van 1923 tot zijn dood in 1927 voor de ploeg en werd in 1924 de eerste Italiaan die de Ronde van Frankrijk won, een kunstje dat hij een jaar later herhaalde. Hij werd voorafgegaan door Henri Pélissier en opgevolgd door Buysse, waardoor Automoto liefst vier keer achtereen de Tour won. De Belg Georges Ronsse reed vier jaar voor de ploeg en werd in deze periode twee maal (1928 en 1929) wereldkampioen. Bovendien won hij in 1927 Parijs-Roubaix. Na 1929 hield de ploeg tijdelijk op met bestaan en keerde Automoto nog slechts sporadisch als sponsor terug in de wielrennerij, voor het laatst in 1951 onder leiding van manager Yves Petit-Breton met Jean Robic als kopman.