LA GRANDE BOUCLE 20
Théophile Beeckman (1 november 1896, Meerbeke — 22 november 1955, Meerbeke) was een Belgische profrenner van 1920 tot 1927. Hij deed in die jaren zes keer mee aan de Tour de France, won twee etappes en eindigde drie keer net naast het erepodium. In 1924 won hij de derde etappe en werd vijfde in het eindklassement, in 1925 werd hij vierde in de laatste rangschikking en bij zijn laatste deelname in 1926 was de zesde plaats zijn deel. Zijn drie eerdere deelnames waren minder glorieus: opgave in 1920 in de 8e etappe, een 18e plaats in 1922 en de 14e plaats in 1923. Voorwaar ook geen slechte prestaties, want als vandaag een Nederlandse of Belgische coureur op de 18e plaats eindigt, zijn de media en de wielerliefhebbers al zeer tevreden. Daarnaast fietste hij in diverse klassiekers een paar ereplaatsen bij elkaar. Bij Beeckman waren dat dus zijn slechtere resultaten, maar desalniettemin is hij als wielrenner helemaal vergeten. Op Meerbeke na en wellicht een paar zeer fanatieke wielerfanaten buiten deze gemeente.
Vooral die vierde plaats in de eindrangschikking in de Tour van 1926 fascineert, plus het feit dat het in 1927 blijkbaar voor de Vlaamse coureur ineens afgelopen was. Over die Tour van 1926 heb ik al enkele blogs geschreven, met name rond de loodzware tiende etappe op 4 juli 1926 van Bayonne naar Luchon, met 326 kilometer over zanderige en hobbelige wegen onder beestachtig weer (zie de blogs 11 t/m 16 onder het wielrenoverzicht). Theo reed toen voor de Belgische formatie Armor-Dunlop, met als ploeggenoten de Belgen Julien Delbecque, Jules-Richard Matton, Jan Martens en Alphons Standaert, plus de Fransman Joseph Muller. Er stonden dat jaar 44 fabrieksrijders aan de start, die deel uitmaakten van negen teams. Teams die van wisselende grootte waren. Zo was het team van Météore-Wolber met liefst twaalf man vertegenwoordigd en kende het team van Armor-Dunlop maar twee deelnemers, onze Théophile Beeckman en Alphons Standaert. Opvallend is dat Jan Martens, normaliter een ploeggenoot, in de Tour reed voor de eveneens tweemansformatie van Labor-Dunlop. Daarnaast stonden er 82 zogenaamde ‘touriste-routiers’ aan de start. De etappe Bayonne-Luchon geldt nog steeds als de allerzwaartse Touretappe die ooit is verreden, er kwamen slechts een paar renners echt over de meet, hoewel het officiële aantal gefinishte renners op 54 man staat. Na 17 uur en 15 minuten afzien kwam Buysse in Luchon als eerste aan, met meer dan 25 minuten voorsprong op de Italiaan Aimo en bijna een half uur op Léon Devos. Beeckmann eindigde als vierde, met dezelfde tijd (29.49 achterstand) als Devos, maar de hele meute van aangekomen en opgepikte renners kreeg dezelfde tijd. Het staat in elk geval vast dat Beeckman een de de zestien diehards was die fietsend over de meet kwam in Luchon. De rest van deze Tour was ook zwaar en dus is de zesde plaats van Beeckman een monumentale prestatie, maar ik vrees dat een monument voor hem in Meerbeke ontbreekt. Slechts 41 man staan er in de eindrangschikking vermeldt, met Beeckmann dus op de vierde plaats met een totale achterstand van 1.43.54 op Lucien Buysse. Maar waarom het hierna ineens ver was? Hij heeft in 1927 nog wel als profrenner gekoerst, dus daaraan kan het niet hebben gelegen.
Pingback: 14 JANUARI – FÉLIX GOETHALS | MUIZENEST
Pingback: LA GRANDE BOUCLE 22 | MUIZENEST