MARCELLUS EMANTS – OP ZEE (4)

Op zee
II.

Rusteloos eentonig stampte de masjiene toengatoenga, toengatoenga, toengatoenga; rusteloos eentonig beefde het stugge plankier onder zijn voeten, rusteloos eentonig sneed het hoogstille schip door het opklotsende water zijn breed-uitschuimend spoor.
Weer hing hij over de verschansing heen, zo ver mogelik weg van de mensen, die nu stil-soezend neerlagen in de rieten stoelen, ontzenuwd door de neertrillende hette, welke als een meezwevende gloedkolom de klievende boot omgaf.
Smetteloos blauw, van een diep safierblauw, dat gloeide als verborg het een grond van massief goud, omkleurde de eindeloze zee het donkere schip; smetteloos blauw, van een ijler tint, die sidderde van glans, als flikkerde er stofgoud in rond, overkoepelde het hemelgewelf de wijde rimpelende vlakte. ’t Was al blank licht en reine lucht om hem heen; zelfs geen grauw stipje van ver land of van een voorbij-glijdend vaartuig sneed de scherpe sirkel, die hemel en water scheidde.
En weer mijmerde hij zich weg naar het verre verleden, naar de tijden, toen hij het leven opstijgend voor zich zag, gelijk een bergweg, die verleidt tot moeitevol klimmen en heen lijkt te slingeren naar een zieldoorjubelend bereiken.

Passtra….! Die alleen was onder veel kennissen zijn vriend geworden.
Toen hij zelf nog de sombere akademie-jaren moest doorworstelen, stond Passtra reeds met één voet in het maatschappelik leven, was hij als repetietor al werkzaam, moest hij alleen nog promoveren. En Passtra was zijn vriend gebleven, nadat hij, afgeschrikt door al, wat Leiden hem te zien en te horen gaf, als spoorstudent zijn domiesielie naar den Haag terug had gebracht.
Zonderling, dat zo’n onogelik, met zijn hoge rug, zijn grote neus, zijn baardeloze kin haast mismaakt mannetje zonder naam, zonder fortuin, zonder biezondere voorkomendheid gemakkelik met mensen van allerlei slag en allerlei stand wist om te springen, terwijl aan hem – Satis – die toch welgemaakt was, die met zijn grote, blauwe ogen en dichte knevel een gewoon, goed, mannelik voorkomen had, die tot een oud geslacht behoorde, die rijk was, die niets liever verlangd had dan met alle mensen op goede voet te komen, zelden iets anders ten deel was gevallen dan kwalik verborgene of duidelik kenbare vijandigheid.
Had hij ’t zich misschien maar verbeeld?
Neen!
Was ’t dan jaloezie?
Passtra had ’t gezegd; maar wat moesten de mensen dom zijn, die hem iets benijdden!
Waardoor Passtra hem eigenlik had aangetrokken?
Hij voelde ’t wel; maar hij voelde tevens, dat hij ’t moeilik in woorden aan een derde zou kunnen meedelen. Hun verhouding was ook niet altoos dezelfde geweest. Toen Passtra – die als advokaat in den Haag gevestigd, zijn kring van kennissen steeds meer uitbreidde – met zijn sarkasties lachje hem begonnen was te vertellen, hoe heel anders ’t in de maatschappij toeging dan ze beiden hadden gedacht en dan de grote menigte wel wist, welke nog altijd geloofde in klinkende woorden en vertoon van waardigheid, had hij zijn omgang haast alleen uit weetgierigheid gezocht, overtuigd van Passtra’s leuke waarheidszin. Hij wilde weten en besefte nog niet, dat ook dit weten hem leiden zou tot twijfelen en het twijfelen tot ver-twijfelen. Dikwijls had Passtra hem toen geërgerd, omdat hij ’t nog niet velen kon, dat er geschud, geduwd, geplozen werd aan zijn mooi fantazie-gebouw van menselik samenleven, samenwerken, samenstrijden, het gebouw, waarin hij nog altijd hoopte door te dringen en omhoog te stijgen, zij ’t dan al niet meer door de breed-voor-hem-opengaande voordeur. Als Passtra hem sprak over een reeks van vleiende bevorderingen, waarvoor geen andere reden bestond dan de mienisterieële begeerte om ter wille van een neefje of vriendje een plaats vrij te maken op de laagste sport van de maatschappelike ladder, als hij vertelde van schitterende aanbevelingen voor volkomen ongeschikte lui, die hun carrière uitsluitend te danken hadden aan het verlangen van elk kolleezje om hen kwijt te raken, als hij gewaagde van de vuigste behartiging van eigenbelang en de gemeenste dwarsdrijverij tegen elk beter-willen onder de vlag van vaderlandsliefde en onder het mom van opoffering voor het algemeen welzijn, als hij uit zijn beginnende praktijk staaltjes van kleinzielig geknoei en armzalige woordendienst aanhaalde, die eensklaps zulk een onaangenaam schel licht wierpen op deftige steunpielaren van de maatschappij, dan was ’t hem – Satis – in de beginne onmogelik geweest aan zulk een weerzinwekkend verschil te geloven tussen ’t geen de mensen wilden schijnen en ’t geen zij zich niet beletten konden te zijn.
Zou waarlik gindse meneer met zijn deftig voorkomen in staat zijn….?
Zou deze man met zijn edele, luid verkondigde onpartijdigheidsbeginselen heus….?
En die andere, die zo lieberaal en zo knap heette, die overal in werd gehaald, zou hij op de keper beschouwd…?
Neen, dat kon er niet bij hem in en hij legde zijn vriend het zwijgen op, verbood hem op zulke ergerlike dingen te zinspelen, al had hij ook honderd redenen om ze voor juist te houden. ’t Was alles toch onwaar, omdat… omdat het onmogelik waar kon wezen.
‘Zoals je wilt’ was de ander dan gewoon te zeggen. Me dunkt anders, dat ik nog al deugdelike bewijzen lever voor ‘tgeen ik beweer; maar… verkies jij te blijven leven in een denkbeeldige wereld…. ga je gang. Mij komt het doelmatiger voor de dingen te nemen, zoals ze zijn. Ik erger me dan wel eens; maar ten slotte lach ik er toch om.
Hij – Satis – was nooit erg goedlachs geweest en naarmate zich van allerlei zijden meer en meer bewijzen aan hem opdrongen, dat Passtra noch overdreef, noch onjuist verklaarde, werd onder zijn toenemende ergernis zijn kwijnende vrolikheid al meer en meer versmoord.
Reeds aan de universieteit was ’t hem duidelik geworden, dat ondanks zijn eerzucht, ondanks zijn bekwaamheden, ondanks zijn werklust niets anders hem wachtte dan een onopgemerkt mislukken, indien het waar bleek – wat Passtra beweerde – dat zonder handigheid of kruiwagens, zonder schijnheiligheid of kruiperij, zonder zelfstandige reklame of knechtschap in een kliekverband geen mens iets van betekenis kan worden of tot stand brengen in onze hedendaagse maatschappij. Het glimlachend vragen ging hem even slecht af als het schermen met klinkende woorden; het luide veinzen verstond hij niet beter dan het meesmuilend niet-weerspreken. Hij zeide wat hij meende; hij meende wat hij zeide. Hij wilde doen, wat hij voelde, dat zijn plicht was; maar hij eiste dan ook, wat hij voelde als zijn recht. Zolang het maatschappelik leven hem mooi had geleken: zijnde wat het wilde schijnen: een edele wedstrijd, een harmonies samenwerken, een geven-aan-een-ieder-‘t-geen-hem-toekomt, een vereend-streven-naar-hoger-en-beter, een eerlik-kampen-tegen-het-lage-en-slechte…., zolang had hij gehunkerd naar zijn taak er in, zolang was hij overtuigd geweest van zijn zegepralend doel. Toen de mooiheid er van taande, toen hij zich in de toekomst gedwongen zag met de lelikheid er van rekening te houden, toen verloor hij ook zijn plaats er in uit het oog en toen werd ’t hem allengs te moede, of hij er buiten raakte, om er nooit weer in door te dringen.
Het was hem gegaan als de jonge offisier, die, van krijgsroem en ridderlikheid dromend, zijn unieform heeft aangetrokken, maar, horend dat kleingeestig gedril en krenterig toezicht zijn dageliks werk zullen zijn, terwijl alleen het laat-je-donderen-om ‘t-eens-zelf-te-kunnen-doen hem een gouden kraag kan bezorgen, aanstonds gaat denken over ’t geen hij beginnen zal, zodra hij een behoorlik pensieoen heeft verdiend.
En toen hij eindelik zelfs op de hoogste sporten van de maatschappelike ladder de handen van de beste mensen gebonden vond, de machteloosheid om iets anders dan knutselwerk te leveren hen als een dwangbuis voelde omklemmen, schoot de maatschappij haar laatste bekoorlikheid er bij in en kwam hij tot het besluit, dat de menselike verhoudingen niet goed konden zijn.
Hoe kon een raderwerk ook juist lopen, zonder masjienist, die er buiten staat?

Dit item was geplaatst door Muis.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: