DJANGO
Vanmiddag naar de film:
Django
2016, 115 minuten,
regisseur Etienne Comar
De film
1943, Parijs zucht onder het Duitse nazibewind. De briljante, zorgeloze jazzgitarist Django Reinhardt is op het hoogtepunt van zijn roem en speelt in de grootste zalen van de stad. Ondertussen lijden zijn zigeunerbroeders door heel Europa onder de toenemende vervolging. Wanneer hij door de nazi’s gedwongen wordt om op tournee naar Duitsland te gaan, ziet hij geen andere uitweg dan te vluchten.
De in Wallonië geboren en veel te jong gestorven Jean Baptiste Reinhardt groeide op in een woonwagenkamp bij Parijs. Dit verklaart waarom Reinhardt, die al snel de artiestennaam Django kreeg, een grote voorliefde ontwikkelde voor zigeunermuziek. Een makkelijke jeugd had Django niet. Toen hij achttien was, werd hij getroffen door een woest uitslaande brand waardoor hij een aantal vingers moest missen. Ook bleef hij de rest van zijn leven kreupel doordat hij weigerde zijn zwaargewonde been af te laten zetten. Gitaarspelen was met deze beperkingen lastig, maar Reinhardt groeide uit tot de beroemdste vertegenwoordiger van de swingende zigeunerjazz. In Nederland wordt deze stijl gespeeld door onder andere het Rosenberg Trio en Jimmy Rosenberg.
Django Reinhardt
Jean Baptiste Reinhardt (Liberchies, 23 januari 1910 – Samois-sur-Seine (Fontainebleau), 16 mei 1953) was een Belgische manouche ofwel Sinti-gitarist. Zijn voorliefde ging uit naar jazz. Hij ontwikkelde een heel eigen stijl die bekendstaat als jazz manouche of gipsy jazz. Hij werd geboren in Liberchies, een dorp in de Belgische gemeente Pont-à-Celles (Henegouwen). Het dorp lag destijds op de grens van drie gemeenten (Liberchies, Luttre en Buzet) en zou door de Sinti zijn gekozen, omdat ze hun woonwagens dan gemakkelijk naar een andere gemeente konden verplaatsen als ze dreigden te worden uitgewezen. De familie trok door Frankrijk, Corsica en Noord-Afrika en Reinhardt groeide ten slotte op in een woonwagenkamp bij Parijs. Samen met zijn jongere broer leerde hij gitaar, banjo en viool spelen, zonder muzieklessen te volgen. Django leerde pas in de jaren dertig lezen en schrijven van Stéphane Grappelli.
Als tieners traden de twee broers op in Parijs en namen deel aan de bals musettes. In 1928 ontmoette hij bassist Louis Vola, die enkele jaren later lid zou worden van zijn kwintet. In datzelfde jaar nam hij ook zijn eerste plaat op.
Op 26 oktober 1928 raakte Reinhardt (18 jaar) bij een brand in zijn woonwagen zwaar gewond. De linkerzijde van zijn lichaam was ernstig verbrand en zijn linkerbeen moest geamputeerd worden. De bijgelovige Django weigerde dit pertinent. Door zijn verminkte linkerhand – waarbij de pink en ringvinger verlamd en misvormd waren – leek gitaarspelen niet meer mogelijk. Zijn broer bracht toch een gitaar naar zijn ziekenkamer en met volharding – hij verbleef bijna twee jaar in het ziekenhuis – leerde hij zichzelf opnieuw spelen en zo ontwikkelde hij zijn typische eigen stijl: de jazz manouche was geboren.
In 1931 liet de schilder Emile Savitry hem jazzmuziek horen, via opnames van Louis Armstrong en Duke Ellington en vanaf toen zocht Reinhardt aansluiting bij de Franse jazzmuzikanten. In 1934 ontmoette hij de violist Stéphane Grappelli in een nachtclub in Montparnasse. Het tweetal richtte samen met Reinhardts broer Joseph (slaggitaar), Roger Chaput (slaggitaar) en Louis Vola (contrabas) het Quintette du Hot Club de France op, een combinatie van louter snaarinstrumenten: viool, sologitaar, slaggitaar en contrabas. Hun eerste optreden had zoveel succes dat de platenfirma (Ultraphone) hen een contract aanbood. In 1937 traden Reinhardt en Grapelli met de Amerikaanse jazzviolist Eddie South op. Het kwintet bleef optreden tot vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939. Stéphane Grappelli bleef in Londen en Reinhardt reisde terug naar Parijs.
Door de Amerikaanse troepen raakte hij intussen in de Verenigde Staten bekend. Hoewel de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog de zigeuners vervolgden, lieten zij de populaire Reinhardt ongemoeid. De Luftwaffeofficier Dietrich Schulz-Kôhn, later gekend als Doktor Jazz, was dol op zijn muziek en hield hem de hand boven het hoofd. Reinhardt speelde onder andere het liedje “Bei mir bist du schön” – een Jiddisch lied van de hand van Sholom Secunda uit 1932, dat in Duitsland bijzonder populair was – en werd de beroemdste zigeunermuzikant van Europa. Hij werd zelfs gevraagd in Berlijn te komen spelen voor het Duitse opperbevel. In plaats op het aanbod in te gaan probeerde hij te vluchten. Bij de grens tussen Frankrijk en Zwitserland werd hij opgepakt, maar vervolgens op voorspraak van Dietrich Schulz-Kôhn weer vrijgelaten. In 1943 trad hij ook weer in zijn geboortedorp op. (verdere levensloop: hier en voor zijn muziek: hier)
Recensie
De Volkskrant, Floortje Smit 4 mei 2017
Voorschriften van de nazi’s: geen negermuziek tijdens muziekoptredens. Geen breaks, niet te veel swing. Solo’s? Zolang ze maar niet te lang zijn. En tappen met de voet wordt gezien als een provocatie. Dan moet je net Django Reinhardt hebben, de legendarische gitaarvirtuoos die in de Tweede Wereldoorlog op de podia in Parijs stond. Een man die zich nog niet eens aan de aanvangstijd van zijn eigen concerten hield en jazz speelde met een passie die zich niet liet beteugelen. In Django lacht hij om die idiote regels, aanvankelijk.
Regisseur Étienne Comar over Django: ‘De muziek is het hart van de film’. Een film over de befaamde Sintigitarist Django Reinhardt moet niet gaan over zijn levensloop, maar over zijn muziek. Regisseur Étienne Comar legt uit hoe je tot de kern daarvan doordringt. In zijn regiedebuut volgt Étienne Comar de jazzpionier tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een paar jaar lang weet de Sinto Reinhardt aan vervolging te ontkomen dankzij zijn enorme talent en populariteit. In het bohemien Parijs wordt zijn dwarse gedrag bovendien nog wel geaccepteerd, maar het wordt problematisch wanneer hij wordt ‘gevraagd’ in Duitsland op te treden voor de troepen en de nazi-partijtop. Opeens staat hij voor een keuze: conformeren of alles opgeven en vluchten.
Django lijkt misschien een biopic, maar Comar, bekend als scenarist van onder andere Des hommes et des dieux, neemt nogal wat vrijheden met het verhaal van Reinhardt. Hij geeft onder andere een maîtresse een cruciale rol bij Reinhardts vlucht naar Zwitserland en hij gebruikt een verzetsoperatie als uit een jongensboek om de film meer sjeu te geven. Volstrekt onnodig, want hoewel er weinig bekend is over de mysterieuze muzikant, is zijn oorlogsverhaal zonder die fratsen intrigerend genoeg. Zeker als je een acteur als Reda Kateb hebt in de hoofdrol. Het vreemde is ook dat de film er evenmin spannender door wordt. Dat komt doordat Reinhardt toch vooral een passief personage blijft. De film richt zich weliswaar op het punt waarop Reinhardt niet langer de politieke werkelijkheid kan negeren en moet gaan handelen, maar hij blijft vervolgens een speelbal van de omstandigheden. Het maakt van het twee uur durende Django een lange zit.
Daar staat tegenover dat het wel eens tijd werd, een film die aandacht heeft voor het leed van de zigeuners in de Tweede Wereldoorlog. Bovendien weet de muziek, ingespeeld door het Nederlandse Rosenberg Trio, de film regelmatig boven zichzelf uit te tillen. Het mooiste verhaal, over het nut en de noodzaak van onbegrensde, gepassioneerde kunst in tijden van restrictie, wordt dáár verteld.