STORTDUIKEN
Een moderne variant van het aloude in het water springen, dat was stortduiken. De atleten stonden aan de rand van het bassin en moesten vanuit stilstaande positie een ferme duik in het water maken. Het doel was om daarna een zo groot mogelijke afstand onder water te overbruggen. Wie de grootste afstand had afgelegd, was de winnaar. Nadat de zwemmer in het bad was gedoken, werd hij geacht zo bewegingsloos mogelijk door het water te gaan, dus geen armslagen of bewegingen met de benen om de prestatie te verhogen. Zodra de zwemmer stil in het water lag, moet hij rechtop en stil in het water blijven liggen totdat de jury de correcte afstand had opgemeten. Er was overigens ook een variant met een gestrekte sprong voorwaarts en dus op de rug zo’n groot mogelijke afstand overbruggen. Niet ongevaarlijk vanwege het risico met het achterhoofd de rand van het bassin te raken. Men zou het niet direct verwachten van deze toch wat wonderbaarlijke sporttak, maar het was inderdaad een niet impopulaire bezigheid. De oorsprong schijnt terug te gaan tot 1865. Voor meer informatie, zie plunge for distance.
Bill Dickey vlak voor zijn gouden duik
Het stortduiken is slechts één maal een Olympische discipline geweest. Bij de Spelen in 1904 in St. Louis was het een onderdeel van het zwemprogramma en daarmee het eerste duikevenement dat ooit op de Spelen werd beoefend. Het werd na die ene keer snel afgevoerd, maar al snel vervangen door een veel spectaculairder variant van duiken, het schoonspringen. Daarbij ligt de nadruk geheel op de schoonheid van de sprong. Er deden op 5 september 1904 slechts vijf atleten deel aan de wedstrijd, die plaatsvond in de Life Savin Exhibition Lake in St. Louis. Niet verwonderlijk allemaal Amerikanen en ook bijna allemaal lid van de New Yortk Athletic Club. De grote favoriet, de Amerikaanse recordhouder Charles Pyrah, was duidelijk uit vorm die dag en kwam met zijn 14.02 meter niet verder dan de vijfde en laatste plaats. De overduidelijke winnaar was Bill Dickey van de NYAC, die met 19.05 meter de gouden medaille won. De zilveren en bronzen medaille ging naar zijn land- en clubgenoten Edgar Adams (17.52meter) en Budd Goodwin (17.37 meter). Adams zou in andere disciplines nog driemaal op een vierde plaats eindigen. Hij was toen al 36 jaar en stopte na de Spelen om een gerespecteerd journalist, uitgever en munetnhandelaar te worden. De pas 20-jarige Goodwin haalde bij andere zwemdisciplines twee gouden medailles en een tweede bronzen medialle op de Olympische Spelen in Londen in 1908. En voor de volledigheid dan ook maar de onfortuinlijke vierde plaats bij het ‘plunge for distance’: Newman Samuel (16.76 meter). Verder is over hem net zoveel bekend als over Dickey en Pyrah: nada