ROY SCHOUTEN
126
Roy Schuiten
* Amsterdam, 16-12-1950, † Faro (Portugal), 19-09-2006
Tourresultaten
1976: opgave in de tiende etappe.
1977: uit de strijd genomen na de zeventiende etappe.
.
Tussen 1944 en 1991 werd aan het eind van het wielerseizoen in Italië altijd de Trofeo Baracchi verreden. Een koppeltijdrit tussen Brescia en Bergamo. Een prestigieuze wedstrijd met een erelijst waarop bijna uitsluitend grote namen staan. Eddy Merckx, de grootste van allemaal, had deze koers al drie maal gewonnen toen hij in 1974 opnieuw werd gecontracteerd. Hij kwam naar Brescia om te winnen, zoals De Kannibaal iedere wedstrijd wilde winnen. Om zeker te zijn vroeg hij een andere grootheid als zijn koppelgenoot. Met Roger De Vlaeminck zou hij voor de vierde keer zegevieren, daar twijfelde niemand aan. De organisatie had ook Roy Schuiten gecontracteerd, een eerstejaars profrenner die een maand eerder verrassend wereldkampioen achtervolging was geworden. Ze vroegen vervolgens aan Felice Gimondi, oud-Tourwinnaar en een jaar eerder nog wereldkampioen, om met de Nederlander een koppel te vormen. Gimondi weigerde, want met een eerstejaars prof aan zijn zijde zou hij wel eens een beschamende nederlaag kunnen leiden tegen de favoriete Belgen. Hij had ook gehoord dat die Schuiten verschrikkelijk hard kon fietsen en het daarom niet denkbeeldig was dat hij alleen maar diens wiel zou kunnen houden. Dat zou nog erger zijn, een gezichtsverlies dat hij zich als de beste Italiaanse renner van dat moment niet kon permitteren.
Hoewel hij door zijn emigratie naar Portugal al jaren uit beeld was, werd er in Nederland geschokt gereageerd toen in september 2006 het bericht kwam dat Roy Schuiten op 55-jarige leeftijd was overleden. Ze waren hem nog niet vergeten, die stijlvolle tijdrijder die beeldschoon op zijn fiets zat en twee maal wereldkampioen achtervolgen was. In de dagen en weken na zijn overlijden werd er in wielerkringen dan ook veel over hem gesproken en in de wielerbladen geschreven. De teneur was meestal dat hij een uitzonderlijk talent was geweest, die echter niet de palmares had afgeleverd, die van een renner met zijn klasse verwacht mocht worden. De echte kenners hadden echter een andere mening en betoogden dat Roy er alles had uitgehaald wat er met zijn specifieke talent en zijn eigenzinnige karakter in zat. Toen hij in 1982 zijn carrière beëindigde, beschikte hij én over een prachtige erelijst én een riant banksaldo. Wat wil een beroepsrenner nog meer?
Robert Marcel Schuiten was de oudste in een gezin met twee kinderen. Vader Coen was marineofficier; een echte militair, streng en gedisciplineerd. Omdat hij veel van huis was werden de twee jongens voornamelijk door Joke, zijn zachtmoedige echtgenote, opgevoed. Door het werk van vader is het gezin enkele malen verhuisd en zo bracht Roy een deel van zijn jeugd door op Curaçao en ook enige tijd in Indonesië. Marinemensen met tropenjaren worden al op jonge leeftijd gepensioneerd en vader Schuiten kocht na zijn marinetijd een hotel met een aanpalend café en slijterij in ’s-Heerenberg, vlakbij de Duitse grens. Daar groeiden de twee broertjes verder op en Roy doorliep in Doetinchem de HBS. Schuiten senior was een groot wielerliefhebber. Met Peter Post als groot idool. Hij probeerde tevergeefs Roy voor de wielersport te interesseren, maar die zag meer in ander tijdverdrijf. Steeds maar voor een blauwe maandag en toen hij op vijftienjarige leeftijd eindelijk meedeelde het wel eens als wielrenner te willen proberen, zag zijn vader dat als de zoveelste bevlieging. “Dan ga je er zelf maar voor werken”, was zijn reactie en zag tot zijn genoegen dat zijn oudste zoon in no-time een fiets bij elkaar spaarde. Uiteraard een echte RIH uit Amsterdam, want Roy is op het gebied van materiaal, kleding en verzorging altijd uiterst kieskeurig geweest. Het beste van het beste was nog niet goed genoeg.
Roy werd lid van de wielervereniging De Zwaluwen in Doetinchem en tussen het studeren door – hij behaalde na zijn HBS-tijd diverse boekhouddiploma’s – trainde hij hard en won bij de aspiranten en de nieuwelingen zijn eerste koersjes. In korte tijd groeide hij uit tot één van de sterkste renners in de regio, met Arie Hassink als zijn grootste concurrent. In het voorjaar van 1969 werd het hotel in de Achterhoek verkocht en het gezin verhuisde naar Zandvoort. Daar begonnen zijn ouders een slijterij en werd zijn vader bestuurslid van een wielerclub in Castricum die de naam droeg van het gezinsidool Peter Post. Roy was toen al amateur en maakte deel uit van de sterke amateurploeg van Peugeot. In korte tijd zat hij moeiteloos tegen de amateurtop van Nederland aan. Hij was er door de verhuizing sportief op vooruitgegaan, want in de Haarlemse wielervereniging De Kampioen zaten een aantal toprenners uit die tijd en de stadionbaan in Amsterdam was vlakbij.
De renners met wie hij trainde herinneren zich Roy als een gesoigneerde verschijning die ontiegelijk hard kon fietsen. Het was echter ook een gesloten jongen met wie je moeilijk contact kreeg. De toenmalige beroepsrenner Harry Jansen herinnert zich zijn trainingen met Schuiten. “Ik heb dikwijls in het wiel gezeten van Eddy Merckx en ook heb ik veel met Fedor den Hertog gefietst. Dat was afzien en bij Roy had ik hetzelfde gevoel. Wat kon die jongen vreselijk hard fietsen. Ongelooflijk.” Warme vriendschappen ontstonden er niet in die tijd, want Roy was een echte Einzelgänger, die vooral met andere renners trainde om zichzelf te bevestigen. Hij ontleende er een satanisch genoegen aan als hij ze in de vernieling kon rijden, maar je maakt er geen vrienden mee.
De wielercarrière van Roy Schuiten verliep niet alledaags. Hij was tot 1973 een goede amateurrenner, maar in de ploegen waar hij voor reed, was hij geen kopman. Behalve in de tijdritten moest hij vooral voor anderen werken. Omdat hij zo hard kon fietsen deed baancoach Frans Mahn een gretig beroep op hem, want als achtervolger was Roy een wereldtopper in spe. Aangezien Mahn in die tijd de grootste moeite had om wielrenners voor de baandisciplines te interesseren, besteedde hij veel aandacht aan de talentvolle Zandvoorter. In 1971 was Fedor den Hertog nog te sterk voor hem in het NK achtervolging, maar een jaar later werd Roy de beste van Nederland. In het WK bracht hij het tot de kwartfinales.
Op 6 april 1973 gebeurde er iets vreselijks in het jonge leven van het aankomende wielertalent. Het was een ingrijpend familiedrama toen zijn vader bij een verkeersongeluk om het leven kwam en zijn broer levensgevaarlijk gewond raakte. Fred zweefde wekenlang tussen leven en dood. Roy stopte direct met de wielersport, want hij voelde zich verantwoordelijk voor zijn moeder en de goedlopende slijterij aan de Grote Krocht in Zandvoort. Hij deed al zijn wielerspullen de deur uit en was Oostindisch doof voor de smeekbeden van Mahn. Het is aan het doorzettingsvermogen van de gedreven coach te danken dat Roy Schuiten na een aantal maanden op zijn besluit terugkwam en in 1974 in het peloton terugkeerde. En hoe!
De kortstondige onderbreking van zijn carrière had hem goed gedaan, want hij won als lid van de sterke amateurformatie van Ton Ketting zowel Olympia’s Tour als de Ronde van Engeland. Hij prolongeerde zijn Nederlandse achtervolgingtitel en Mahn rekende erop dat hij ook de wereldtitel zou pakken. Maar het liep anders. Zonder zijn mentor er in te kennen tekende Roy op 22 juni een contract bij TI-Raleigh en werd zoals Mahn had voorspeld ook wereldkampioen, zij het bij de profs in plaats van bij de amateurs. Ook de Grand Prix des Nations, de officieuze wereldtitel tijdrijden schreef hij op zijn naam. Zijn zege in de Trofeo Baracchi aan het eind van het seizoen maakte echter internationaal het meeste indruk. Niet alleen door het feit dat zijn koppelgenoot Francesco Moser maar nauwelijks zijn wiel kon houden, maar nog meer omdat het duo Merckx-De Vlaeminck, dat dagenlang ter plekke had getraind, helemaal door de neoprof werd zoekgereden. De favoriete Belgen deden er bijna drie minuten langer over.
Hij won in 1974 ook nog twee etappes, het eindklassement van de Ster der Beloften en in de winter met René Pijnen de Zesdaagse van Berlijn. Een paar maanden later presenteerde Post hem vol trots als de kopman van de Raleigh-ploeg die om te beginnen in de voorjaarklassiekers zou worden uitgespeeld. Daarmee kreeg de wereldkampioen achtervolging een gigantische druk op zijn schouders waar hij meer last dan gemak van had. Hij kon het niet waarmaken en toen in de loop van het voorjaar Didi Thurau als kopman werd aangewezen, viel er een loden last van hem af en was hij prompt weer de oude. Een werkelijk briljante Schuiten toonde in de laatste klassieker van het voorjaar opnieuw zijn rijke gaven. In Rund um den Henninger Turm op een parcours rond Frankfurt demarreerde hij met nog 25 kilometer te gaan. In het peloton zaten mannen als Eddy Merckx, Frans Verbeeck, Walter Godefroot, Freddy Maertens, Marc Demeyer, André Dierickx, Ronald De Witte, Walter Planckaert en Georges Pintens, die vol in de achtervolging gingen. Schuiten had een gaatje van twintig seconden, verdween geen moment uit beeld, maar al die klassiekerspecialisten slaagden er niet in om kop over kop ook maar een metertje terrein terug te winnen. Integendeel, Schuiten liep nog verder uit en met veertig seconden voorsprong kwam hij over de streep. Het was een briljante solo, zoals zelden in de wielergeschiedenis vertoond. Hij werd dat jaar ook weer wereldkampioen en won zowel de Grote Landenprijs als de Grand Prix Lugano, destijds de belangrijkste wedstrijden tegen het uurwerk, waar uitsluitend de beste tijdrijders van de wereld voor werden uitgenodigd.
Dat de karakters van Post en Schuiten vroeg of laat zouden botsen, was onvermijdelijk. Er waren continu spanningen en in het najaar van 1975 barstte in Mexico de bom. Hij was daar om het werelduurrecord van Eddy Merckx aan te vallen. Dat had Post bedacht, maar de streng zakelijke aanpak van de recordonderneming werd een catastrofe. Niet de gemoedstoestand van zijn renner, noch de weersomstandigheden bepaalden het tijdstip van de start, maar het uitzendschema van de AVRO, de omroeporganisatie die de uitzendrechten exclusief van Post had gekocht. De mentaal kwetsbare Schuiten faalde jammerlijk en ook een tweede poging slaagde niet. Tot overmaat van ramp vertelde hij op de terugtocht naar het hotel aan Post dat hij een contract had getekend met een schoenenmerk. Buiten de ploeg om en dat leidde tot de definitieve breuk met Raleigh. Door bemiddeling van Jan Janssen vond Roy onderdak bij BP Lejeune. In het shirt van deze ploeg won hij nog een aantal koersen en behaalde hij een hele ris ereplaatsen, maar het was niet meer wat het geweest was. In dienst van die Franse ploeg verscheen hij twee maal aan de start van de Tour de France. Het werd geen succes want Schuiten was geen ronderenner. Hij was ook geen man voor een proloog, want hij was een diesel die minstens tien kilometer nodig had om op stoom te komen. In de langere tijdritten stelde hij teleur, maar dat kwam waarschijnlijk door gebrek aan motivatie. De Tour was gewoon niet zijn ding. In 1976 speelde een voetblessure hem parten en stapte hij in de negende rit in de bezemwagen. Een jaar later hield hij het langer vol, maar in de zware bergrit naar l’Alpe d’Huez kwam hij buiten de tijdslimiet over de streep en werd uit de strijd genomen.
Na twee jaar bij Lejeune verkaste hij in 1978 naar de Italiaanse Scic-formatie. De kopman van die ploeg was de jonge Giuseppe Saronni en Roy kreeg de opdracht om dat aankomende talent in alles bij te staan. Hij vond het prima, reed met plezier rustig honderd of meer kilometers op kop in de vele Italiaanse semi-klassiekers om ontsnappingen te voorkomen, met Saronni omringd door ploeggenoten vlak achter hem in de groep. Verder werd er van hem verwacht dat hij er in een beperkt aantal wedstrijden zou staan en dat waren hoofdzakelijk tijdritten en achtervolgingstoernooien. Mede door de gesoigneerde stijl van de ploeg beleefde Schuiten daar de mooiste jaren van zijn rennersleven en hij verdiende er veel geld. Er werd nauwelijks druk op hem uitgeoefend, want hij wist wat hij te doen had en hij had Nederland, waar ze volgens hem altijd wat over hem te zeiken hadden, in gedachten ver achter zich gelaten.
Zo beleefde hij enkele mooie jaren waarin hij behoudens een tweede zege in de Trofeo Baracchi geen aansprekende overwinningen meer behaalde. Hij stopte aan het eind van 1982 en had aanvankelijk geen idee wat hij zou gaan doen. Hij woonde in Putte, het grensdorp waar ook Jan Janssen en Hennie Kuiper verblijf hielden om dicht bij de koersen in België te zijn. Hij was getrouwd met Hillie, de dochter van de Zandvoortse soigneur Leen Jansen en ze hadden twee kinderen, Robert en Annemiek. Toen de echtelieden ineens elke dag in elkaars gezelschap waren, ontstonden er spanningen die uiteindelijk in een echtscheiding resulteerden. Roy bleef alleen achter in het grote huis, druk bezig met plannen om een cruiseschip te kopen om daar met betalende toeristen mooie tochten over de Europese rivieren mee te maken. Het zou er niet van komen, want het toeval had andere plannen met Roy Schuiten.
In de eerste dagen van de Tour van 1984 kreeg hij een telefoontje van zijn oude trainingsmaat Harry Jansen, met het verzoek direct naar Valenciennes te komen. Hij ontmoette daar de directie van PDM, een wereldmerk op het gebied van cassettebandjes. Het was een nieuwe sponsor in het profpeloton, eentje met voldoende budget om er een succes van te willen maken. Roy kreeg de aanbieding ploegleider te worden en een cheque van maar liefst vijf miljoen gulden om renners te contracteren, personeel te werven, auto’s te kopen en verder voor alles te zorgen wat een professionele wielerploeg nodig heeft. Harry Jansen, destijds radioverslaggever van Langs de Lijn als opvolger van de betreurde Theo Koomen, begon als PR-man voor PDM aan een succesvolle derde carrière. Hij had Schuiten voorgedragen, omdat hem ter ore was gekomen dat die in Putte zat te verpieteren. Rini Wagtmans was ook kandidaat en hoewel de Brabander veel meer ervaring had, viel de keus toch op Roy. Zijn gesoigneerde verschijning en zijn talenkennis hadden bij de directie van PDM de doorslag gegeven. Schuiten bracht een sterke ploeg op de been met een grote internationaal aansprekende naam als kopman. Dat was Pedro Delgado, de Spanjaard die in 1983 zijn visitekaartje als toekomstig Tourwinnaar had afgegeven. Verder wist hij de aanstormende talenten Steven Rooks en Gerard Veldscholten vast te leggen, alsmede een oude rot als Gerrie Knetemann. Dat waren niet de minsten. Alles werd tiptop verzorgd en de ploeg was de eerste met een van alle gemakken voorziene imposante touringcar om de renners zo comfortabel mogelijk van en naar de koers te brengen.
Het werd geen succes en dat had alles te maken met de karakterstructuur van Roy Schuiten. Hij was in feite een verlegen, introverte man die zich daarom een bepaalde houding aanmat, die bij veel mensen nogal arrogant overkwam. Hij was ook niet echt commercieel ingesteld en hij schuwde publiciteit. Als de pers hem zocht ging hij het liefst onopvallend in een hoekje zitten. Ook kon hij zich abrupt van een journalist losmaken als een vraag hem niet beviel. Om de renners bekommerde hij zich nauwelijks. Hij was zelf altijd iemand geweest die alles zelf uitzocht en hij ging er van uit dat alle renners zo in elkaar zaten. Hij bemoeide zich alleen met Delgado, die er aan tafel nogal verloren bij zat omdat Perico alleen maar Spaans sprak en de ploegleider de enige was met wie hij kon communiceren. Zo bewerkstelligde Schuiten in korte tijd zijn eigen ondergang, zeker toen Knetemann als de belangrijkste woordvoerder van de ontevreden rennersgroep zich er mee ging bemoeien. Als renner kun je tot op zekere hoogte je eigen plan trekken, maar een ploegleider moet overal voor aanspreekbaar zijn; dat keiharde gegeven kostte Schuiten de kop.
Het ontslag bij PDM is waarschijnlijk de grootste desillusie van zijn leven geweest. Hij werd vervangen door Jan Gisbers en hij viel in een zwart gat. Hij wilde eigenlijk niemand meer zien en volledig met zijn wielerverleden breken. Met zijn Belgische vriendin vertrok hij naar Portugal, waar hij een restaurant kocht in de Algarve. Diana en Roy trouwden, maar ook dat huwelijk heeft geen stand gehouden. Daarna werd hij een man alleen, die dag in dag uit in de weer was met zijn restaurant Le Bistroquet en daardoor weinig vrije tijd had. Hij verheugde zich op de jaarlijkse bezoeken van zijn kinderen en hij was een geziene gastheer voor de vele Duitse, Engelse en Nederlandse toeristen, die onder meer naar het gebied kwamen om er te golfen. Het was elke dag weer druk-druk-druk, maar in zijn hart knaagde de eenzaamheid. Hij was geen man om alleen te zijn, maar ook niet iemand die zich echt aan iemand kon binden. Een relatie, of die nu goed of slecht is, betekent druk en daar kon de typische loner niet goed mee omgaan. Die tegenstrijdigheid in zijn karakter verklaart wellicht het vluchtgedrag telkens wanneer de druk in zijn leven te groot werd. Hij is veel te vroeg heengegaan, maar wat blijft is de herinnering aan een groot coureur die in de acht jaar dat hij beroepsrenner was de allergrootsten heeft pijn gedaan en zijn briljante exploiten in de Trofeo Baracchi en Rund um den Henninger Turm zullen degenen die het hebben gezien niet licht vergeten.
Fred van Slogteren
ALS JE DE TOUR NIET HEBT GEREDEN, deel 1
1936-1971: Nederland ontdekt de Tour de France
december 2013 ;
winkelprijs € 24,95
ISBN 978.94.6217.066.7
Fred van Slogteren
ALS JE DE TOUR NIET HEBT GEREDEN, deel 2
1972-1988: De jaren van overweldigend succes
december 2014 ;
winkelprijs € 24,95
ISBN 978.94.6217.067.4
Fred van Slogteren
ALS JE DE TOUR NIET HEBT GEREDEN, deel 3
1987-2017: Er komen eindelijk weer vette jaren
december 2017 ;
winkelprijs € 29,95
ISBN 978.94.6217.068.1
.
.
NU MET KORTING TE BESTELLEN VIA HET SLOGBLOG