ANTI-JOODSE MAATREGELEN VANAF 1940
1940
01-07-1940 Verbod voor Joden om in de luchtbeschermingsdienst te werken.
06-09-1940 Verbod om Joden in overheidsdienst aan te nemen. Joden die al in dienst zijn mogen niet bevorderd worden. Kort daarop wordt dit uitgebreid van departementen en universiteiten naar alle gesubsidieerde instellingen.
26-09-1940 Verbod op publicatie van Joodse kranten, met uitzondering van Het Joodsche Weekblad
05-10-1940 Alle medewerkers aan universiteiten, departementen en gesubsidieerde instellingen moeten een Ariërverklaring invullen over hun afstamming.
22-10-1940 Alle Joodse zakenlieden moeten hun onderneming laten registreren. Deze verordening regelt in grote lijnen ook wie wel en wie niet als Jood beschouwd dient te worden. Hier is deze omschrijving bedoeld om ervoor te zorgen dat de bedrijven niet te makkelijk op naam kunnen worden gezet van anderen. De definitie zal echter later bij de deportaties veelvuldig worden toegepast: Joods is iedereen met drie of meer Joodse grootouders en zelf lid is van een Joodse kerkelijke gemeente of met een Jood is getrouwd.
04-11-1940 Aankondiging dat per 21 november alle Joodse ambtenaren zullen worden geschorst en later ontslagen.
19-12-1940 Verbod voor Joden om Duits huishoudelijk personeel in dienst te hebben.
1941
09-01-1941 Verbod voor Joden om bioscopen te bezoeken
10-01-1941 Alle Joden of personen met tenminste één Joodse grootouder moeten zich laten registreren bij de bevolkingsadministratie. Binnen vier weken na afkondiging moeten alle gemeenten opgave hebben gedaan, wat ook keurig binnen de termijn wordt afgerond. Slechts een enkeling (twintig volgens dr. Lou de Jong) binnen de Joodse bevolking weigert. Er staan officieel 160.820 Joden geregistreerd, waarvan 15.549 half-Joden en 5.719 kwart-Joden.
16-01-1941 Voor Amsterdam, de stad waar verreweg het grootste deel van de Joodse bevolking woont, volgt een extra maatregel. Zij dienen ook op te geven hoeveel huizen en hoeveel winkels de Joden bezitten, waar hun scholen en kerken zich bevinden, welke tram- en buslijnen naar die wijken lopen, welke culturele instellingen er zijn.
12-02-1941 De buurt met veel Joodse mensen in Amsterdam wordt met prikkeldraad afgezet en omgedoopt in de Joodsche Wijk. De versperring verdwijnt kort daarop, maar de borden blijven staan.
13-02-1941 Oprichting van de Joodsche Raad, die de dubieuze opdracht krijgt alle Duitse maatregelen uit te voeren, waaronder bepalen welke groep Joden met het eerstvolgende transport mee moet en alle protesten direct in de kiem smoren. Ze kunnen hiervoor beschikken over de enige Joodse krant, Het Joodsche Weekblad.
22-02-1941 Eerste arrestaties van 427 Joden die worden afgevoerd naar Mauthausen, na gewelddadige protesten tegen de maatregelen. Als reactie hierop breekt de Februaristaking uit, de enige anti-pogromstaking in de hele oorlog.
15-04-1941 Verbod voor Joden op het bezit van radio’s.
01-05-1941 Joodse advocaten en artsen mogen geen niet-Joodse klanten en patiënten hebben.
01-05-1941 Joden mogen niet langer markten bezoeken.
31-05-1941 Verbod aan Joden om zwembaden en stranden te bezoeken.
11-06-1941 Tweede deportatie van 300 Joden uit Amsterdam naar Mauthausen.
08-08-1941 Eerste LiRo-verordening VO 148/1941: Joden zijn verplicht hun banktegoeden van meer dan duizend gulden (plusminus 450 euro) over te maken naar de Lippmann-Rosenthal Bank, een voormalige Joodse bank die door de Duitsers is overgenomen.
01-09-1941 Joodse kinderen mogen niet meer naar openbare scholen.
14-09-1941 Derde razzia, in Twente worden honderd Joodse mannen opgepakt en gedeporteerd.
15-09-1941 Verbod aan Joden om parken, dierentuinen, café’s, restaurants, hotels, schouwburgen en musea te bezoeken.
08-09-1941 Vierde razzia, in Gelderland. Er worden honderd Joden opgepakt en gedeporteerd.
1942
09-01-1942 Joodse persoonsbewijzen dienen te worden voorzien van “J”.
10-01-1942 In het oosten en noorden van het land worden werkkampen voor Joden ingericht.
20-03-1942 Verbod aan Joden om vervoermiddelen te bezitten of te besturen.
26-03-1942 Verbod voor Joden om met niet-Joden te trouwen.
03-05-1942 Alle Joden ouder dan zes jaar moeten een gele zespuntige Davidster met het woord “Jood” zichtbaar op hun kleding dragen.
21-05-1942 Tweede LiRo-verordening VO 58/1942. Joden moeten al hun goud, zilver, antiek, kunstvoorwerpen, waardevolle spullen en cultuurgoederen inleveren bij Lippmann-Rosenthal aan de Sarphatistraat te Amsterdam.
12-06-1942 Joden mogen slechts op bepaalde tijdstippen boodschappen doen bij een beperkt aantal winkels.
30-06-1942 Instelling van de avondklok, Joden moeten tussen 20.00 uur en 06.00 uur thuis zijn.
05-06-1942 Eerste oproepen van de Joodsche Raad vallen in de bus
06-07-1942 Verbod aan Joden om te telefoneren en verbod om bij niet-Joden op bezoek te gaan.
14-07-1942 Eerste transport van Amsterdamse Joden naar het doorgangskamp Westerbork.
15-07-1942 Vanuit Westerbork vertrekt de eerste trein met 1.135 Joden naar het vernietigingskamp Auschwitz. Tot 13 september 1944 zal wekelijks een trein naar Auschwitz of Sobibor gaan.
22-07-1942 De Hollandsche Schouwburg wordt in dienst genomen als verzamelplaats waar de Joden zich dienen te melden en opgehaalde en opgepakte Joden worden vastgehouden.
01-10-1942 Joden uit werkkampen in Nederland worden overgebracht naar Westerbork.
15-10-1942 De crèche aan de Plantage Middenlaan 31 wordt gebruikt als dependance van de Hollandsche Schouwburg. Joodse kinderen wachten hier gescheiden van hun ouders op deportatie.
1943
15-01-1943 Alle vondelingen worden beschouwd als Joodse kinderen, naar de crèche in Amsterdam gebracht en gedeporteerd.
16-01-1943 Vanuit de Hollandsche Schouwburg wordt een eerste groep van 450 Joden naar het nieuwe werkkamp Vught gebracht. In totaal zullen er in de oorlog 12.000 Joden gevangen worden gehouden.
02-03-1943 Eerste transport vanuit Westerbork naar het nieuwe vernietigingskamp Sobibor.
15-03-1943 De Duitsers constateren dat zo’n 25.000 Joden ergens zijn ondergedoken. In een bijeenkomst in Den Haag besluiten Harster, Zöpf en Lages te gaan werken met premies om ondergedoken Joden op te sporen. Harster bepaalt de premie op zeven gulden en vijftig cent, een bedrag dat kan worden verdubbeld als de Jood de verordeningen heeft overtreden.
10-04-1943 Verbod aan Joden om te verblijven in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.
22-04-1943 Verbod aan Joden om zich te bevinden in de provincies Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Holland, met uitzondering van Amsterdam. In feite zijn hiermee alle Joden in Duitse gevangenschap, met uitzondering van een beperkt aantal Amsterdamse Joden, enkelen met een uitzonderlijke vrijstelling (“Sperre”) en ondergedoken Joden.
07-06-1943 Kindertransporten vanuit Westerbork naar Sobibor.
29-09-1943 Transport van de laatst overgebleven Joden uit Amsterdam naar Westerbork.
19-11-1943 De Hollandsche Schouwburg wordt gesloten nadat de laatste groep opgepakte Joden uit de onderduik is afgevoerd.
19-11-1943 Eerste transport vanuit Westerbork naar Theresiënstadt.
1944
11-01-1944 Eerste transport vanuit Westerbork naar het concentratiekamp Bergen-Belsen.
01-05-1944 Invoering van de TD-kaart, de Tweede Distributiestamkaart als aanvulling op de in 1939 in Nederland in gebruik genomen distributiekaart voor de aanschaf van voedingsmiddelen. De TD-kaart werd gekoppeld aan de controle van persoonsbewijzen. Doel was te verhinderen dat Joodse onderduikers en verzetsmensen aan eten konden komen en in hun pogingen daartoe makkelijker op te sporen zouden zijn.
02-06-1944 Laatste transport vanuit kamp Vught naar Auschwitz.
13-09-1944 Laatste transport vanuit Westerbork.