ZIJN PAPPENHEIMERS KENNEN

Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek (2006) van Van Dale vermeldt de volgende voorbeeldzin: “Volgens de politie kunnen de in de wijk goed bekende, surveillerende agenten uit het gedrag van passanten wel opmaken of ze met dealers en/of verslaafden te maken hebben. ‘We kennen onze pappenheimers inmiddels natuurlijk wel’, aldus de politiewoordvoerder.” Vaak heeft de uitdrukking geen echt negatieve lading, maar wordt ze vertederd of vergoelijkend gebruikt: “Ja, de kinderen zijn nu erg onrustig. Maar ik ken mijn pappenheimers: na een middag in de speeltuin heb je geen kind meer aan ze.” Ten slotte kan de uitdrukking ook ironisch gebruikt worden: wie op de vraag ‘Zouden de kinderen de afwas gedaan hebben?’ het antwoord ‘Nou … ik ken mijn pappenheimers’ krijgt, weet dat de kans groot is dat de afwas niet gedaan is.

De betekenis is iedereen duidelijk: ‘Ik weet wat voor vlees ik in de kuip heb’ of ‘ik ken mijn mensen’. Maar waar komt de uitdrukking vandaan?

Deze uitdrukking is volgens (onder andere) Nederlandse spreekwoorden en gezegden (1981) van F.A. Stoett ontleend aan een toneelstuk Wallensteins Tod (1799) van Friedrich von Schiller (1759-1805), de beroemde toneelschrijver, dichter en filosoof uit Weimar. De stad waar hij en tijdgenoot Johann Wolfgang von Goethe nog steeds prominent aanwezig zijn. Dit toneelstuk is gebaseerd op het leven van baron Albrecht von Wallenstein (1583-1634), een Duits veldheer ten tijde van de Dertigjarige Oorlog. Wallenstein werd in 1632 bij twee belangrijke manoeuvres geholpen door een andere veldheer, graaf Gottfried Heinrich zu Pappenheim (1594-1632), die ruiteraanvoerder was van een regiment van kurassiers (cavaleristen). Deze ‘Pappenheimers’ waren gevreesde soldaten. De Pappenheimers hadden Wallenstein meegedeeld dat zij hem niet voor een landverrader hielden en hem trouw zouden blijven, hoewel andere regimenten hem afvielen (er was in het algemeen veel kritiek op Wallensteins wijze van oorlog voeren).

Het voorval speelde zich af bij de Slag bij Lützen (1632). Wallenstein had op de middag van 15 november vernomen dat de Zweden in aantocht waren. Hij zag het gevaar en stuurde een bevel naar Pappenheim om zo snel mogelijk met zijn legerkorps terug te keren. Pappenheim ontving het bericht even na middernacht en ging meteen op weg om zich met het grootste gedeelte van zijn troepen weer bij Wallenstein te voegen. Gedurende de nacht stelde Wallenstein, die zich ervan bewust was dat zijn troepen veruit in de minderheid waren, zijn leger in een defensieve positie op, langs de belangrijkste weg tussen Lützen en Leipzig. Hij versterkte zijn positie tevens met loopgraven. Zijn rechterflank stond bij een lage heuvel, waarop hij zijn belangrijkste artilleriebatterij positioneerde. In eerste instantie verliep de veldslag gunstig voor de protestanten, die erin slaagden de zwakke linkervleugel van Wallenstein te omsingelen. Precies op het moment dat een ramp onafwendbaar leek, verscheen echter Pappenheim met 2000 tot 3000 cavaleristen en werden de Zweden teruggedrongen. Schiller laat daarop Wallenstein uitroepen: “Daran erkenn’ ich meine Pappenheimer!” (Wallensteins Tod, 3, 15). Tijdens de charge werd Pappenheim echter fataal verwond door een klein kaliber Zweedse kanonskogel. Hij stierf, terwijl hij in een koets van het veld werd geëvacueerd. De laatste Zweedse aanval vond plaats om 4 uur ’s middags. Het was een grimmig gevecht, met vreselijke verliezen aan beide zijden. Uiteindelijk wisten de Zweden in de avondschemering de belangrijkste keizerlijke artilleriebatterij in te nemen. De keizerlijke troepen trokken zich terug buiten het bereik van deze kanonnen en lieten daarmee het veld aan de Zweden. De gevreesde en gerespecteerde Finse Hakkapeliitta cavalerie, in dienst van Zweden-Finland, nam deel aan deze veldslag. Tegen 6 uur ’s avonds arriveerde de infanterie van Pappenheim, ongeveer 3000 tot 4000 man sterk, op het slagveld en wilde, ondanks het vallen van de nacht, nog een tegenaanval uitvoeren op de Zweden. Wallenstein was echter van mening dat de situatie niet meer te redden was en beval zijn leger zich naar Leipzig terug te trekken, gedekt door de nieuwe infanterie.

Schilderij van Jan Asselijn over de Slag bij Lützen (1648)

 

Dit item was geplaatst door Muis.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: