WIM VAN EST
Wim van Est (Fijnaart, 25 maart 1923 – Roosendaal, 1 mei 2003) was een Nederlands wielrenner die als eerste Nederlander in de Tour de France de gele trui droeg als leider van het algemeen klassement. Bijnamen van Wim van Est waren: “De Locomotief”, “IJzeren Willem”, “de Knoest” en “de Beul van het Heike”. Hij was een broer van de renners Piet, Kees, Toon, Leen en Nico van Est. Voordat Van Est wielrenner werd, was hij smokkelaar van tabak tot hij gegrepen werd door de politie en zes maanden de cel in moest. Hij begon zijn wielercarrière als amateur in 1946 op 23-jarige leeftijd. Zijn eerste grote overwinning was de enorm lange (meer dan 550 km) eendagswedstrijd Bordeaux-Parijs in 1950. Deze inmiddels niet meer bestaande klassieker lag hem goed, hij won deze ook in 1952 en in 1961, en stond daar in totaal zes maal op het podium.
Op 16 juli 1951 behaalde hij een etappezege plus de gele trui in de Ronde van Frankrijk, en dat nog wel in de bergen van de Pyreneeën. Dat plezier duurde voor Van Est echter niet lang. De dag na zijn overwinning viel hij namelijk tijdens de afdaling van de Col d’Aubisque in een ravijn. Op een filmpje, dat pas in 1992 voor het eerst opdook, is te zien hoe een huilende Van Est aan een ketting van fietsbanden omhoog wordt gehesen. Hoewel hij zeventig meter naar beneden viel, bleef hij vrijwel ongedeerd, maar zijn Tour was wel voorbij. Hij heeft in de rest van zijn carrière nog twee keer een etappe in de Tour de France gewonnen. Van Ests faam groeide nog meer toen Pontiac, dat de horloges voor het Nederlandse team had gesponsord, een advertentiecampagne op touw zette met de tekst: “Zeventig meter viel ik diep, mijn hart stond stil, maar mijn Pontiac liep … .” Kort voor zijn dood werd er, in zijn bijzijn, een plakkaat onthuld op de Aubisque dat verwijst naar zijn val. De compleet verwrongen fiets is nog steeds te zien in het Velorama.
Van Est was niet alleen de eerste Nederlander in de gele trui, maar ook de eerste Nederlander die in de Giro een etappe won en de roze trui droeg, meer bepaald in 1953. Tevens won hij als eerste Nederlander de Ronde van Vlaanderen in 1953. Hij was ook succesvol als baanwielrenner, in het bijzonder op de achtervolging. In 1949, 1952, 1953 en 1955 werd hij Nederlands kampioen op dat onderdeel. Hij haalde ook drie keer het podium op het wereldkampioenschap achtervolging: hij werd 3e in 1949, 2e in 1950 en nogmaals 3e in 1955. In 1958 nam hij samen met Wout Wagtmans de single Tour de France op. De tekst was van Gerrit den Braber. In zijn woonplaats St. Willebrord is op 19 september 2007 een standbeeld van Wim van Est onthuld. Het staat in de straat die op diezelfde dag naar de wielrenner vernoemd werd.
In ‘Als je de Tour niet hebt gereden….’ van Fred van Slogteren (uitgeverij Sylfaen, ISBN 978-94-6217-066-7, prijs € 24,95) stond onderstaande biografie van Wim van Est.
Tourresultaten
1951: opgave in de dertiende etappe – 1 etappezege.
1952: 118e op 1u50’54” na winnaar Fausto Coppi (It).
1953: 13e op 39’00” na winnaar Louison Bobet (Fr) – 1 etappezege.
1954: 16e op 1u09’23” na winnaar Louison Bobet (Fr) – 1 etappezege.
1955: 15e op 1u04’50” na winnaar Louison Bobet (Fr).
1957: 8e op 28’10” na winnaar Jacques Anquetil (Fr).
1958: 46e na winnaar Charly Gaul (lux).
1960: 39e op 1u40’10” na winnaar Gastone Nencini (It).
1961: opgave in de negende etappe.
Wim van Est droeg totaal vier dagen de gele trui.
In een tijd dat de Fransen een man als Louison Bobet als idool hadden, de Italianen Fausto Coppi koesterden, de Belgen met Rik Van Steenbergen pronkten en de Zwitsers een adonis als Hugo Koblet verafgoodden, hadden wij Wim van Est als boegbeeld. De vrouwen zwijmelden voor die buitenlandse vedetten, want dat waren filmsterachtige persoonlijkheden, die zich in de wereld van de glitter en de glamour moeiteloos voortbewogen, in dure maatpakken gekleed gingen en in kostbare auto’s reden. Regelmatig stonden hun amoureuze escapades in de Panorama, want de roddelpers was nog niet uitgevonden. Onze vedette bleef echter altijd trouw aan zijn Mieke en was het hoofd van een onbesproken gezin. Hij was een eenvoudige boerenjongen en zijn verschijning was heel representatief voor de plaats die Nederland toen in de internationale sportwereld innam. Dat stelde namelijk niet veel voor en er was nog een diep besef van nederigheid, toen het ANP in mei 1950 meedeelde dat Wim van Est de klassieker Bordeaux-Parijs had gewonnen. Het bericht sloeg in als een bom. Een Nederlander die een klassieker wint? Dat kon niet waar zijn.
We wisten in die tijd nauwelijks wat een klassieker was, want de Nederlandse kranten hadden er weinig aandacht voor, omdat er nog nooit een landgenoot was geweest die een rol van betekenis had gespeeld in koersen als Luik-Bastenaken-Luik, Parijs-Roubaix en de Ronde van Lombardije. Een jaar later veroverde De Beer van ’t Heike als eerste Nederlander in de wielergeschiedenis de gele trui in de Ronde van Frankrijk, om weer een jaar later andermaal die monsterkoers te winnen van de wijnstad naar de lichtstad. En daar liet hij het niet bij, want in 1953 bestond hij het ook nog eens om de Ronde van Vlaanderen op zijn naam te schrijven. Wederom als eerste landgenoot. Het waren wapenfeiten waar je als Hollandse wielerliefhebber heel gelukkig van werd, zeker toen ook andere Nederlandse renners zich gingen onderscheiden. In 1953 werd Woutje Wagtmans volksheld nummer 1 door als vijfde in de Tour de France te eindigen. Daarna gingen nog meer landgenoten zich roeren, maar Wim van Est komt de eer toe in bijna alles de eerste te zijn geweest. Zo werd hij de verpersoonlijking van de gewone boerenjongen die zich niets van reputaties aantrok en met brute kracht, gedrevenheid en boerenslimheid zijn deel van de koek opeiste.
Net als de meeste renners van die tijd was Wimme er eentje uit een groot katholiek gezin. Elk jaar kwam er een kindje bij en de teller stopte in Huize Van Est pas bij zestien. Wim heeft er als een na oudste veertien zien komen. Gedreven door de armoe wist hij al jong uit alles geld te slaan en als daarvoor de regels moesten worden overtreden, dan moest dat maar, want nood breekt wet en honger en gebrek waren in zijn ogen echte noodsituaties. Het kwam hem op een half jaar gevangenisstraf te staan wegens smokkel en dat heeft hem zijn verdere leven achtervolgd. Alle grote Nederlandse wielrenners zijn koninklijk onderscheiden, maar zo niet IJzeren Willem, die toch wel een ijzeren kruisje had verdiend. Dat ene regeltje op zijn strafblad bleek niet uit te wissen en zelfs zijn persoonlijke ambassadeur, Rini Wagtmans, is er niet in geslaagd de regelneven in Den Haag van hun dwaling te overtuigen.
Gebaseerd op de normen van Calvijn is eens een dief, altijd een dief een onwrikbaar Nederlands standpunt, waar geen argument tegen op kan. Wim van Est heeft veel meer voor het aanzien van ons land betekend dan menig gelauwerd politicus en Rini, die er ter wille van zijn geliefde wielersport wel in slaagde de gehele Kazachstaanse overheid in het gelid te krijgen, moest uiteindelijk het hoofd in de schoot leggen in zijn strijd met de Haagse ambtenaren, die jaarlijks bepalen wie er een lintje krijgt en wie niet. Het was een grote teleurstelling voor de Knoest. Dat hij in de winter van zijn leven toch nog werd onderscheiden met een plaquette was slechts een pleister op de wonde. Genageld aan de rotswand van de Aubisque herinnert een koperen gravure aan de plaats waar hij in 1951 van de weg raakte om zeventig meter diep in het ravijn vast te stellen, dat het niet zijn hart was dat hij hoorde tikken maar zijn horloge.
Pas na de oorlog kwam hij in aanraking met de wielersport, omdat hij er op een gewone fiets plezier aan beleefde alle renners uit de streek lachend uit het wiel te rijden. Hij was beresterk en eenmaal wielrenner onderscheidde hij zich al snel in koersen waar het om Ausdauer en hardheid ging. Hij was klein van stuk en geblokt van gestalte; de oerkracht straalde van hem af. Hij was het prototype van een boer met zijn blozende kop, eeltige knuisten en dat prachtige opgeschoren bloempotkapsel met een opvallende messcherpe scheiding aan de rechterkant van zijn bolle schedel. Het taaltje waarin hij zijn Tourbelevenissen voor de microfoon van Jan Cottaar uitbraakte, was voor de meeste Nederlanders buiten zijn eigen regio volstrekt onverstaanbaar en een bron van vermaak voor de honderdduizenden luisteraars die in de jaren vijftig via de radio enthousiast de Tour volgden.
Wim van Est was een sterke rouleur die uitstekend kon tijdrijden en op de macht ook nog redelijk bergop kon fietsen. Dalen ging een stuk minder goed, vanwege een volledig gebrek aan stuurmanskunst. Er is niemand zo vaak gevallen als Wim van Est en collega Faanhof herinnert zich dat hij eens in een afdaling in de Tour van 1952 zijn ploeggenoot met een noodgang langs zag komen en even verderop in een bocht onderuit zag gaan. De Amsterdammer keek er niet van op, want Van Est viel iedere dag wel een of meer keren. Al zijn ledematen zaten permanent in verband en op het resterende huidoppervlak waren altijd wel pleisters zichtbaar. Nog voor hij bij hem was zag Faanhof hem weer opstaan en zich bloedend aan armen en benen op zijn fiets hijsen om zich weer roekeloos en onbevreesd in de afdaling te storten. Pas bij de finish zag zijn ploeggenoot hem terug. Zittend op een tafel, terwijl een arts bezig was een grote vleeswond aan zijn been dicht te naaien. Onverdoofd, want Van Est weigerde dat consequent uit vrees de volgende dag niet goed te zullen rijden. Iedere keer als de naald met kracht in zijn vlees werd geduwd kromp hij ineen, maar gaf geen kik. Om de volgende dag wederom enkele malen op zijn gezicht te gaan. Zelfs in een tijdrit waar hij helemaal alleen reed, zag hij kans te vallen.
Tussen die eerste overwinning in een grote internationale wedstrijd en zijn overlijden in 2003 speelde zich het veelbewogen leven af van de man met de vele bijnamen. We noemden hem reeds IJzeren Willem, De Beer van ’t Heike en De Knoest, maar hij was ook bekend als De Beul en De Locomotief. De grote Karel Van Wijnendaele, de vader van de Vlaamse wielerjournalistiek, schreef eens over hem: “Er is voor mij maar één grote figuur geweest voor Bordeaux-Parijs en dat is Wim van Est. Hij is geblokt, hij is costaud (potig), hij kan het grote mes gebruiken, hij heeft spieren als stalen kabels en weet ik het, hoe zijn hart en longen er uit zien, maar hij moet helemaal een ijzeren vent zijn.” Jan Siebelink, legt hem in het boek Pijn is Genot woorden in de mond als: “Ik ben een Nimrod, een achterkleinzoon van Noach en de stichter van Babylon, een geweldige jager voor het aangezicht van de Heere.” Misschien was Siebelink toen al in gedachten zijn bed van violen aan het schoffelen, want zijn fantasie overtrof verre de basale werkelijkheid van Wimme.
Anders dan Van Wijnendaele en Siebelink had Van Est geen literaire aspiraties, maar wel is er ontroering bij het lezen van het eerste hoofdstuk van Het IJzeren Uurwerk, zijn levensverhaal dat hij in 1995 dicteerde aan journalist John Linse: ‘Klaasje was ziek. Hij had op de tocht gelegen en kou gevat. Een kereltje van een half jaar oud. Vrolijk. Hij ging net een beetje pakken en spelen. “Pleuritus”, zei de dokter. Op het fornuis stond een grote koperen ketel. Dat was om te stomen. De dokter kwam elke dag. Hij maakte zich zorgen; er was geen beterschap te bespeuren. Tegen moeder zei hij: “Morgen moet het omslaan, morgen is het de negende dag.” Klaasje stierf op de dertiende dag. Zo triest. Zo bedroefd allemaal. Waar haalde je het geld vandaan om Klaasje te begraven? Als de lijkenboer moest komen, dat kostte geld dat er niet was. Vader maakte zelf een kistje en vroeg aan de pastoor: “Waar mag ik het leggen?” “Daar maar”, zei de pastoor en wees naar de kinderafdeling op de dodenakker van het dorp. Ik zie mijn vader nog wegrijden. De schop op zijn fiets gebonden, het kistje onder z’n arm en iedereen huilen. Dertien maanden later was er weer een Klaasje.’
Wim van Est was van 1949 tot en met 1964 beroepsrenner en hij behaalde in die periode een kleine honderd overwinningen in grote en kleine wedstrijden. Hij won in de Tour drie etappes en droeg meerdere malen de gele en de groene trui. Hij was twee keer kampioen van Nederland op de weg en vier keer bij de beroepsachtervolgers. Hij won ook twee keer de Ronde van Nederland. Naast zijn reeds gememoreerde overwinningen in de Ronde van Vlaanderen en Bordeaux-Parijs, won hij die laatste koers nog een derde keer in 1961. Hij won nog veel meer en volgens eigen zeggen zou zijn erelijst nog veel langer zijn geweest als hij niet zoveel koersen had verpatst.
Zijn verhalen over al die verkochte overwinningen zijn eigenlijk een smet op zijn blazoen. Een echte kampioen, en dat was Van Est, verkoopt alleen een koers als hij zelf niet kan winnen. Zijn beweringen zullen daarom meer te maken hebben met het feit dat hij altijd op zoek is geweest naar erkenning. Dat hoort ook bij iemand die zichzelf eigenhandig tot een groot kampioen heeft gemaakt. Dan wil je honderd keer horen dat je de beste bent. Nadat hij voor de derde keer Bordeaux-Parijs had gewonnen, zei hij tegen Jan Liber van Het Vrije Volk: “Dat heeft Gerrit (Schulte) toch nooit gekund, hè Jan?” “Nee Wimme, dat kon jij alleen”, antwoordde de sportjournalist die het wielergebeuren veertig jaar volgde en de prestaties van Wim van Est vele malen uitbundig heeft beschreven.
Zijn beste prestatie in negen keer Tour de France was een achtste plaats in 1957. Een jaar eerder had Pellenaars hem thuis gelaten en de hele bevolking van Sint Willebrord trok met hooivorken en strontkarren naar de Bredase Liesboslaan om voor het huis van de ploegleider luidkeels te betogen dat dit echt niet kon. Van Est maande ze tot kalmte en wist ze tot een stille aftocht te bewegen. Dat kon Den Pel wel waarderen en in 1957 was Wimme weer van de partij. Alsof hij zijn krachten een jaar lang had opgezouten, zat hij in de eerste etappe direct in de kopgroep en met een vijfde plaats nestelde hij zich in de top van het klassement. Hij bleef aanvallen en na de achtste rit stond hij zowaar derde. Toen kwamen de bergen en hoewel hij tijd moest inleveren werd hij niet meer uit de toptien verdreven. Als een toonbeeld van regelmaat gokte hij in twee klassementen op de leiderstrui. Het werd uiteindelijk een achtste plaats in de eindstand en een tweede in de puntenrangschikking.
Louison Bobet, Fausto Coppi, Rik Van Steenbergen en Hugo Koblet zijn helden van de statistiek geworden, maar over Wim van Est wordt in de wielerwereld nog steeds gepraat. De anekdotes zijn legio. Zo blijft hij eeuwig bij ons, net als Lucky Luke, Lambiek, Jerommeke, Kuifje en Jan, Jans & de Kinderen, die allemaal jaar na jaar hun avonturen beleven en nooit ouder worden. Daarom is de kwalificatie van Tim Krabbé in zijn bestseller De Renner de enig juiste: Wim van Est was een stripfiguur.
Zie:
Fred van Slogteren – Als je de Tour niet hebt gereden….
uitgeverij Sylfaen, ISBN 978-94-6217-066-7, prijs € 24,95
Pingback: FERDI KÜBLER EN WIM VAN EST | MUIZENEST