HERMAN HEIJERMANS
Herman Heijermans (Rotterdam, 3 december 1864 – Zandvoort, 22 november 1924) was een Nederlands toneelschrijver. Daarnaast schreef hij ook honderden kleine verhaaltjes (Falklandjes, ontleend aan zijn pseudoniem Samuel Falkland). Een ander pseudoniem dat hij gebruikte was Koos Habbema.
Heijermans groeide op als oudste zoon in een liberaal joods gezin met elf kinderen van de journalist Herman Heijermans en Mathilde Moses-Spiers. Een gezin met grote culturele belangstelling. Herman Heijermans was de jongere broer van de beeldende kunstenares Marie Heijermans en de kinderboekenschrijfster Ida Heijermans (1861-1943) en de oudere broer van de sociaal geneeskundige Louis Heijermans. Herman volgt de HBS en gaat daarna werken bij de Wissel- en Effectenbank en later de Twentsche Bank. Daarna zet hij samen met zijn broer Boen een handel op in lompen en oude metalen. Die onderneming wordt geen succes. Een faillissement kan worden afgewend, maar Heijermans blijft achter met een schuld van dertigduizend gulden. Zijn orthodox joodse verloofde, Betsy Vles, verbreekt de verhouding onder druk van haar vader, zelf een handelaar. Vader Heijermans publiceert de eerste pennenvruchten van zijn zoon in Het Zondagsblad, waarvan hij hoofdredacteur is. Zoon Herman besluit journalist te worden en vertrekt naar Amsterdam.
In 1893 begon Heijermans als toneelrecensent bij de net opgerichte krant De Telegraaf. Hij schreef felle kritieken en creëerde daarmee al snel veel vijanden. Hij krijgt in de hoofdstad al snel de reputatie van een ‘indringerig joodje’. In 1894 publiceert hij zijn eerste column onder het pseudoniem Falkland (genoemd naar een Engelse dichter en politicus uit de zeventiende eeuw). Vanaf 1896 komen deze vaak humoristische ‘Falklandjes’ in het Algemeen Handelsblad uit. Hij schrijft er honderden, die in negentien bundels Schetsen ook in boekvorm verschijnen. Hij begon zelf ook toneelstukken te schrijven, die zeer sociaal betrokken waren. Vanaf zijn debuut met Dora Kremer (1893) over de positie van de vrouw, schrijft Heijermans meer dan zestig toneelstukken, meestal onder zijn eigen naam, maar ook onder pseudoniem. Zijn toneelstuk Ahasverus (1894) over de jodenpogroms in Rusland publiceert hij onder de naam Ivan Jelakovitsch. Het kent een groot succes en wordt ook in Parijs opgevoerd. Veel van zijn toneelstukken zijn sterk maatschappij-kritisch of richten zich tegen bepaalde bevolkingsgroepen. Allerzielen (1904) wordt in sommige plaatsen verboden omdat het kwetsend is voor rooms-katholieken. Ghetto (1898), over de bedompte, orthodox-joodse sfeer van sjacheraars en voddenkooplieden, geldt als anti-semitisch. Andere voorbeelden zijn Ghetto (1898)Glück auf! (1911) over de gruwelijke ramp in de mijn Radbod in Westfalen, en het zeer succesrijke Op hoop van zegen (1900), over de zware omstandigheden van de vissers en de rampzalige verhouding tussen de rijke reders en de arme vissersbevolking, waarvan veel vrouwen na de dood op zee van hun echtgenoten schier brodeloos achterblijven. De indrukken voor Op hoop van zegen had hij onder meer opgedaan in Scheveningen en Katwijk aan Zee, waar hij enkele jaren woonde en bevriend raakte met de schilder Jan Toorop. Kniertje, de vrouwelijke hoofdrol van Op hoop van zegen wordt jarenlang gespeeld door Esther de Boer- van Rijk, de lievelingsactrice van Heijermans, die ook in veel andere stukken figureert. Naast Op hoop van zegen worden Schakels (1903) en De wijze kater (1917) klassiek. De meeste van zijn stukken gingen in première bij de Nederlandsche Toneel Vereniging in Amsterdam, waar Esther de Boer-van Rijk de voornaamste protagoniste was.
Heijermans was ook zeer actief in de socialistische beweging. Hij was in 1897 lid geworden van de in 1894 opgerichte Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP, de voorloper van de PvdA) en schreef voor die partij in 1898 het propagandastuk Puntje. In juni 1897 start Heijermans een eigen tijdschrift, De Jonge Gids, waaraan hij onder maar liefst negen pseudoniemen meewerkt. Een jaar later nodigt Herman Gorter, zelf veel theoretischer dan de daadkrachtige Heijermans, zijn collega uit voor een samenwerking met zijn eigen De Nieuwe Tijd. Die verloopt moeizaam, Heijermans eigen blad gaat door financiële problemen in maart 1902 ter ziele en dan wordt hij alsnog redacteur van De Nieuwe Tijd. Begin jaren twintig van de 20e eeuw was Heijermans korte tijd directeur van Theater Carré.
Herman Heijermans was van 1901-1918 getrouwd met de cabaretzangeres Maria Sophia Peers (1871-1944). Hun dochter Hermine (1902-1983) maakte naam als publiciste; zij schreef o.a. ‘Mijn vader Herman Heijermans, leven naast roem’ (1973), het matig ontvangen Boekenweekgeschenk 1976 ‘Snikken en Smartlapjes’, ‘Leven met Eros’ (1979) en ‘Jaren vol galgenhumor – 1940-1945’ (1981), en in de jaren 60 en 70 schreef zij columns voor Sekstant, het tijdschrift van de NVSH.
Heijermans verhuist in 1907 mede naar Berlijn omdat zijn stukken in Nederland niet auteursrechtelijk zijn beschermd. In Duitsland is dat wel het geval, omdat het buurland is aangesloten bij de zogenaamde Berner Conventie. In Berlijn schrijft Heijermans regelmatig over sociale misstanden en de deplorabele toestand van de arbeidersklasse. Zijn stuk Glück auf, (1911) over mijnwerkers, gaat in de Hollandsche Schouwburg in première. In juni 1911 richt Heijermans de NV Tooneelvereeniging op met hemzelf als directeur en zijn vaste spelers als acteurs. Aan schrijven komt hij aanvankelijk amper toe, hij vindt het lastig om te delegeren en lijdt verlies op verlies. Het zijn bankiers en andere kapitaalkrachtigen die hem op de been houden. Heijermans krijgt voor zijn vijftigste verjaardag in 1914 fondsen aangeboden om zijn gezin te kunnen onderhouden, maar het huwelijk met Maria Peens overleeft de spanningen niet. Vrouw en dochter vertrekken; een maand na de scheiding in 1918 huwt Heijermans de jonge actrice Anna Jurgens, met wie hij twee kinderen krijgt. Als Heijermans gepasseerd wordt voor het directeurschap van de Amsterdamse Stadsschouwburg, huurt hij Carré af voor grote spektakelstukken. Dat gaat twee seizoenen goed, de omvang van die zaal blijkt te hoog gegrepen. In 1924 publiceert hij nog Droomkoninkje, Een verhaal voor groote kinderen, opgedragen aan zijn jonge kinderen.
Hij is dan al ziek. Hij overlijdt aan de gevolgen van kaakkanker op 22 november 1924 op 59-jarige leeftijd in zijn huis in Zandvoort aan de gevolgen van kanker. Zijn begrafenis, georganiseerd door de SDAP, vond plaats in Amsterdam. Illustratief voor zijn populariteit is het grote aantal belangstellenden langs de route van de lijkkoets van Zandvoort naar Amsterdam: de mensen stonden rijen dik. Heijermans wenst geen joodse begrafenis, maar wil wel door ‘het volk uitgedragen worden’. Dat gebeurt ook. De SDAP en de vakbonden organiseren een grootse begrafenis vanuit Zandvoort, Heijermans sterfplaats, naar Zorgvlied aan de Amstel in Amsterdam. Het publiek staat rijen dik om de grote toneelschrijver en activist eer te betuigen. Een begrafenis van die omvang is in de decennia daarvoor alleen Domela Nieuwenhuis te beurt gevallen. Na de dood van Heijermans zorgt een gelijknamige stichting voor levensonderhoud van zijn tweede vrouw en kinderen. Een beeld van Heijermans is op zijn honderdste geboortedag geplaatst in het Leidsebosje in Amsterdam. Over het leven van Heijermans verschijnt in 1996 een zeer persoonlijke biografie van Hans Goedkoop: Geluk. Het leven van Herman Heijermans. De titel is ontleend aan het eerste gelijknamige toneelstuk van Heijermans in 1882 bij het vijfentwintig jarig huwelijksfeest van zijn ouders.