EUGEEN VAN OYE
Eugeen van Oye (Torhout, 3 juni 1840 – Gistel, 4 juni 1926) was arts en een Vlaams dichter en toneelschrijver. Van Oye was de zoon van de arts René van Oye (Tielt, 1813 – Torhout, 1894), die op medisch vlak heel wat publiceerde. Guido Gezelle schreef op 1 november 1858 voor zijn toen 18-jarige leerling tijdens zijn schooltijd aan het Klein Seminarie in Roeselare het befaamde Dien Avond en die Rooze, dit omdat Eugeen voor zijn leraar een roos had meegebracht. Na het eerste deel van de humaniora in het Klein Seminarie van Roeselare (1854-1858) maakt Van Oye zijn middelbare studies in Torhout (1858-1860) af. Hierdoor wilde de vader zijn zoon onttrekken aan de invloed van Guido Gezelle die hem aanmoedigde om priester te worden. Van Oye studeerde daarna op gezapige wijze geneeskunde aan de Katholieke Universiteit Leuven tussen 1860 en 1866. Hij werd lid van de Leuvense studentenvereniging Met Tijd en Vlijt, een genootschap van flaminganten. Aansluitend zette hij zijn studie voort aan de universiteit van Gent tot 1870. Daar kwam hij in contact met Julius Sabbe en Max Rooses en nam hij deel aan activiteiten van de liberale studentenverenigingen ’t Zal wel gaan en De Taal is gansch het volk.
Tijdens de Frans-Duitse Oorlog deed Eugeen van Oye als arts vrijwillig dienst bij het Rode Kruis in het Franse leger. Hij vestigde zich in 1871 als arts in Oostende en trouwde met de Duitse Maria Rumschöttel. Ze hadden een zoon, Paul van Oye (1886-1969), die de familietraditie volgde en arts werd, maar zich als hoogleraar in Gent specialiseerde in de dierkunde. De artsenpraktijk boeide Van Oye minder dan de poëzie en de muziek. Hij onderhield goede contacten met Peter Benoît en werd een fervente liefhebber van de muziek van Richard Wagner. Germaanse en Scandinavische invloeden werden bij hem merkbaar.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij op aandringen van dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard, die predikant was in Gent en ook tijdelijk in Oostende, voorzitter van het activistische Jong-Vlaanderen. Deze vereniging ijverde voor een onafhankelijk Vlaanderen, dat nauwe economische en culturele banden zou onderhouden met Duitsland en de Germaanse wereld. Hij nam in 1917 ontslag, maar liet zich in 1918 nog tot erevoorzitter benoemen. Na de wapenstilstand werd hij gearresteerd op beschuldiging van collaboratie met de vijand. Na een vurig pleidooi door Hugo Verriest voor het assisenhof van Brugge volgde een vrijspraak. Van Oye werd geroyeerd als lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en kreeg ook beroepsverbod, waarop hij zich in Gistel terugtrok.
Met Hugo Verriest, Gustaaf Verriest, Karel De Gheldere en Karel Callebert wordt Van Oye tot de kring van leerlingen van Gezelle gerekend. De leermeester oefende een blijvende invloed op de stijl van Van Oye uit. Op teksten door Van Oye geschreven, werden liederen gecomponeerd door Peter Benoît, Hendrik Waelput, Edward Keurvels, Karel Mestdagh, Emmanuel Hiel, Arthur Meulemans en Oscar Van Durme (1867-1925). In 1999 verscheen nog een postuum uitgegeven gedichtenbundel van Van Oye, Avondschemer.
Vanwege het werk Godelieve van Gistel, een gedramatiseerde legende over de Vlaamse heilige Godelieve van Gistel (Londefort-lez-Boulogne, circa 1049 – Gistel, circa 1070), werd hem in 1924 de Staatsprijs voor Vlaamse toneelletterkunde toegekend. Hierover schreef het tijdschrift Dietsche Warande en Belfort in 1925: Dit tooneelwerk van den oud-leerling van Gezelle, dat in 1910, bij koninklijk besluit van 29 Juli, bekroond werd met den driejaarlijkschen Staatsprijs voor tooneelletterkunde nu nog in te leiden bij den Vlaamschen lezer, is vrijwel overbodig. Minder grootsch en lyrisch dan ‘Balder’ het stuk uit de germaansche mythologie, is deze ‘Godelieve’ evenwel den volke nader gekomen en beter bekend geworden. Ons die nu met groot genot wel is waar, dit werk in nieuwe uitgave herlezen, treft het toch wat een reuzenschrede de vlaamsche tooneelletterkunde vooruit heeft gezet sinds dit werk werd bekroond. Als tooneel kan het er voor ons bezwaarlijk nog door. Wij hebben sinds 1910 het onderscheid leeren maken tusschen lyriek en drama en dat onderscheid is zeer groot. Toch behoort ‘Godelieve Van Ghistel’ tot die dramaturgie welke wij niet vergeten of misprijzen en verdient dus de uitgeverij Excelsior allen lof die door deze fraaie uitgave er weerom de aandacht op vestigt.