GUSTAVE COURBET 2
In 1844 debuteerde Gustave Courbet met het portret Courbet met zwarte hond op de Salon van Parijs, de grote overzichtstentoonstelling in het Louvre. Daarna hebben we in het vorige artikel (Courbet 1) een sprongetje in de tijd gemaakt door extra aandacht te besteden aan een van zijn meesterwerken, Het atelier van de schilder. In 1848 werden tien werken van de kunstenaar geaccepteerd voor de Salon. Dat was een succes te noemen, maar zijn werk zou voor veel opschudding gaan zorgen, omdat hij alledaagse gebeurtenissen op het Franse platteland schilderde op zodanig groot formaat, welke volgens de normen van de academie normaliter uitsluitend bedoeld was voor de gewichtigheid van historiestukken. De kunstenaar was zelf echter van mening dat zijn afbeeldingen van gewone mensen goed de tijdgeest weergaf. Hij vond dat dit onderwerp daarom bij uitstek goed tot zijn recht kwamen op het grote formaat van een historiestuk. Hij had de ambitie om de thematiek van historieschilderijen ingrijpend te veranderen. De schilderijen Een begrafenis in Ornans en De steenkloppers uit 1849 zijn hier voorbeelden van.
In 1855 accepteerde de jury voor de Wereldtentoonstelling van Parijs tien werken van Courbet, maar zijn monumentale doek Het atelier van de schilder werd geweigerd. Maar Courbet liet het er niet bij zitten en creëerde in een barak – tegenover de entree van de wereldtentoonstelling – een eigen expositiegelegenheid, en gaf deze de naam ‘Pavillon du Réalisme’. Tevens publiceerde hij zijn Realistisch Manifest. Hij wist vooral jonge kunstenaars, journalisten en schrijvers te enthousiasmeren. De critici waren echter onverbiddelijk en bleven schande spreken van zijn monumentale schilderijen, welke inhoudelijk gezien rechtstreeks tegen fundamentele academische normen en regels ingingen.
Tijdens zijn verblijf in het zuiden van Frankrijk, gaat Courbet een lichter en helderder palet hanteren. Hij schildert jachttaferelen, landschappen en bloemstil-levens. In de beginjaren zestig van de negentiende eeuw exposeerde Courbet nog steeds regelmatig in de Salon en hij verkreeg ook vele opdrachten. Hij bleef echter ook controversiële schilderijen maken die zelfs voor de tentoonstelling van de Salon des Refusés afgewezen werden. Men vond zijn schilderijen onfatsoenlijk. Dat gold voor Vrouw met parkiet en vooral voor het beruchte schilderij L’Origine du monde (1866), dat hij maakte in opdracht van de Turkse mecenas Khalil-Bey, die erotische kunst verzamelde (met onder meer Het Turkse bad van Ingres en De slaap, een ander werk van Courbet. Het is Courbets meest provocerende schilderij. Met dit werk ging hij nog een stap verder dan l’Olympia van Manet door het meest intieme te tonen. Bij de rebellie tegen de figuratieve kunst wordt het menselijk naakt ontleed en geabstraheerd. Het schilderij toont een liggende vrouw die met gespreide dijen de toeschouwer een onbelemmerde blik op haar vulva/schaamlippen gunt. Hoofd, armen en benen zijn niet te zien. De vrouwelijke naakten van Courbet waren zo waarheidsgetrouw geschilderd en zo opzienbarend erotisch dat er veel aanstoot aan genomen werd. Samen met Manet verwierp Courbet de academische regels van de schilderkunst. Beiden toonden haarscherp aan dat de geïdealiseerde naakten in het werk van tijdgenoten slechts getolereerd werden in mythologische of allegorische context. Met hun realistische naakten zetten ze zich af tegen de hypocriete welvoeglijkheid van de kunstminnende burgerij. Het schilderij maakt deel uit van de vaste collectie van het Musée d’Orsay in Parijs.
Courbet, die antiklerikaal was, was bevriend met Pierre-Joseph Proudhon die hij samen met zijn kinderen schilderde. Ook Courbet leunde aan bij het gedachtegoed van het anarchisme. Ten tijde van de Parijse Commune bestond een kunstenaarsvereniging ter bescherming van kunstschatten tegen oorlogsschade. Deze liet op 12 april 1871 de Colonne de Vendôme neerhalen.Deze Colonne Vendôme, ook wel de Austerlitz-zuil genaamd, is de naam van een zuil die Napoleon Bonaparte in 1810 liet neerzetten op het Place Vendôme in Parijs. Het is een triomfzuil die gemaakt zou zijn uit het brons van 1.200 kanonnen die werden buitgemaakt bij de Slag bij Austerlitz. Bovenop liet Napoleon een standbeeld van zichzelf plaatsen. Dit beeld werd echter al in 1814 weer verwijderd en later omgesmolten tot een ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV van Frankrijk op het Place des Victoires. Tijdens de Restauratie sierde een vlag met de Franse lelie de top van de zuil. Onder Napoleon III werd een nieuw beeld geplaatst van de hand van Auguste Dumont, dat Napoleon als Caesar voorstelt. De zuil stond symbool voor het eerste en tweede keizerrijk. Tijdens de Commune-opstand van 1871 werd de zuil op voorstel van de schilder Gustave Courbet omgehaald met de bedoeling het brons weer voor kanonnen te gebruiken, maar na het neerslaan van de opstand werd de zuil weer opgericht op last van maarschalk Mac-Mahon, de president van de Franse Republiek. Courbet was op het moment dat de zuil werd neergehaald nog vier dagen verwijderd van zijn voorzitterschap van deze vereniging, maar toch werd hij voor het verwijderen van de Colonne de Vendôme verantwoordelijk gehouden. Een jaar eerder was hij namelijk een petitie gestart waarmee men toestemming probeerde te krijgen om de Colonne neer te halen. Courbet was een uitgesproken tegenstander van het regime van Napoleon III en beschouwde het als een waardeloos monument. Deze actie had echter ingrijpende consequenties voor de kunstenaar. Hij werd als schuldige aangewezen, gearresteerd en veroordeeld tot gevangenisstraf. In 1873 werd besloten dat de kosten van de wederoprichting geheel werden verhaald op Courbet, die elk jaar 10.000 francs zou moeten betalen, omgerekend zo’n 43.000 euro. Bovendien werd een groot deel van zijn schilderijen in beslag genomen. In dat jaar vluchtte hij uit angst voor nog een gevangenisstraf naar Zwitserland, waar hij nauwelijks meer tot schilderen kwam en uiteindelijk onopgemerkt overleed in 1877. Hij stierf in La Tour-de-Peilz vóór de eerste termijn kon worden betaald. Courbet had tijdens zijn leven vooral in het buitenland grote erkenning genoten. In 1869 bijvoorbeeld werd er in het Glaspalast in München een zaal uitsluitend aan zijn werk gewijd.
Jean Béraud – La Rue de la Paix met Vendome-zuil