HÉLÈNE SWARTH – VIJF GEDICHTEN

Gisteren een biografie geplaatst van Hélène Swarth, met als afsluitende opmerking dat haar werk van zeer wisselend niveau is. Vooral veel kwantiteit, maar afnemende kwaliteit, zeggen haar critici. Onzin, er zitten tussen al die gedichten enorme pareltjes, zeggen de supporters.

 

Sterren

O de heilige onsterflijke sterren, hoog boven mijn sterfelijk hoofd,
Waar ’t geloof met zijn kindervertrouwen mij een hemel eens had beloofd,
Als deze ogen zich sluiten voor eeuwig en dit lijf wordt ten grave gebracht,
O de stille onbegrijplijke sterren! o ’t mysterieënheir van de nacht!

Lief, de dag is zo druk en zo nuchter, zo voor ’t kleine en voor ’t stofflijke alleen,
En de mensen verloochnen hun ziel en naar ’t eeuwige leven vraagt geen.
Kom met mij waar de heilige nacht met haar ogen van sterren wenkt,
Waar een adem van liefde ons omzweeft en de Hoop met haar beker ons drenkt.

Lief, eens zullen wij sterven, wij beiden, wij samen of ieder alleen,
En het graf is zo diep en de hemel zo hoog en of God leeft weet geen.
En ‘k heb niets dan de stem van mijn hart, die mij ’t eeuwige leven belooft,
En de heilige onsterflijke sterren, hoog boven mijn sterfelijk hoofd.

Herfstrood

In rouwzwart groen een vroolijk vlekje rood:
Een blozend dak, een gladiolusvlam,
Een rozige appel of een hanekam,
Zal dat mij troosten over zomerdood?

O tragisch traag laat vallen van den stam
Scharlaken bladen in de bruine sloot
De wilde wingerd, of in gulpen vloot
Zijn bloed, gelaten najaars-offerlam.
Een huivrende angst bevangt me en jaagt mij voort,
Grijpt bij de keel me en steelt mijn levensmoed.

In ’t Westen praalt een karmozijnen poort,
Waarachter ‘k misdrijf, vreemd en wreed, vermoed.

De boze oktober heeft de Zon vermoord;
Zijn zwaard is rood, zijn mantel druipt van bloed.

Herfstboom

Ik weet een boom, die staat alleen te sterven,
Zijn ijle twijgen spreidende op de luchten,
Als vleuglen van een reuzevogel: – vluchten
Wil hij van de aarde, waar hij vreugd moet derven.

O teedre boom, versmadend zware vruchten
En bonte oranje en incarnate verven!
Etherisch licht, als bleeke veedren, zwerven
Uw broze loovren heen op windezuchten.

O boom! ik voel uw bladerval doorbeven
Mijn droomenblauw, als droeve erinneringen.
Ik voel verwant uw leven en mijn leven.

Ik breid als gij mijn armen uit tot zwingen,
Ik kan er nooit ten hemel heen mee streven:
’t Zijn donkre wortlen, die mijn wil bedwingen.

Voor mijn hond

Ik kan u niet de onsterflijkheid beloven,
O zachte ziel van mijn gestorven hond!
Niet plante’ een kruis, het teeken van den bond
Tussche’ aarde en hemel, triomfantlijk boven
Uw arme groeve in ongewijden grond.
Het eeuwig heil waar stervende’ aan gelooven
Is niet voor u – uw teeder leven dooven
Kwam dood, geen engel, die een God u zond.
Waarom, mijn hond, moest gij van lijden beven,
Zonder de hoop, die stervenswee vergoedt?
Doch in mijn liefde zal uw liefde leven,
O kleine schim! zoolang ik leven moet.
En blauwe bloemen zal mijn trouw u geven
En stille tranen, heimlijk droeve en zoet.

De schim van mijn hond

Ik lag en wachtte, stil lijk in mijn graf,
En bad den slaap zijn koelen zegen af.

Ik lag te peinzen aan mijn trouwen hond,
Die sliep nu eenzaam in den kouden grond.

Plots hoorde ik zacht de tuindeur opengaan –
Ik lag verlamd, van beven bang bevaên.

O stil maar! ’t is een welbekende stap
Van donzen pootjes tripplende óp de trap.

En weer een deur, die heimlijk opensluit –
O ’t is mijn hond, die sloop zijn grafkuil uit.

O zeker dreef de koû van ’t graf mijn hond
Naar ’t veilig plekje, waar zijn mandje stond.

O zeker dreef de dorst van ’t graf mijn hond
Naar de eigen kamer, waar hij water vond.

– ‘O zoete ziel! o zieltje! ben je daar?
Je mandje is weg, geen water staat er klaar.

Ik wist het niet dat je zou komen weer,
‘k Had wel gezorgd dat je al vondt als weleer.

Ik kán niet opstaan, ‘k lig verlamd van schrik,
Maar ‘k wil je helpen, wacht – éen oogenblik.

Ik wil verwinnen ’t niet waarin ik zonk!’ –
Doch duidlijk hoorde ik dat mijn hondje dronk.

Hij dronk – en zuchtte – en sloop de trap weer af –
En ging heel zoet weer slapen in zijn graf.

 

Dit item was geplaatst door Muis.