DANIIL CHARMS

Daniil Charms (Sint-Petersburg, 30 december 1905 – 2 februari 1942) staat tegenwoordig bekend als Ruslands grootste absurdistische schrijver en dichter, maar de weg naar deze roem was moeilijk. Zijn werkelijke naam was Daniil Ivanovitsj Joevatsjov. Aan het eind van de jaren 20 startte hij met onder anderen Aleksandr Vvedenski en Nikolaj Zabolotski de literaire beweging Oberiu, ‘vereniging voor reële kunst’. Deze groepering maakte absurdistische werken en hield literaire avonden – met als hoogtepunt de avond ‘Drie Linkse Uren’ uit 1928. Al gauw was Charms, immer gehuld in Sherlock Holmes-achtige kledij en met een pijp in de mond, een opvallende verschijning in zijn geliefde Petersburg. Zijn werk kenmerkte zich door de korte, van iedere vorm van logica gespeende verhalen, die vol zitten met willekeurig geweld en onverwachte wendingen, wat een nauwe band met het angstige leven van het stalinistische Rusland van de jaren ’20 en 30 laat zien. Daarnaast schreef hij poëzie, de novelle ‘De oude vrouw’, filosofische en mathematische traktaten, en zijn er van hem vele brieven bewaard gebleven die de onlosmakelijke mengeling tussen de mens en de schrijver Charms laten zien, hetgeen bijdraagt aan de mythevorming rond zijn persoon. Met de opkomst van de Stalinterreur werd het voor niet-conformistische schrijvers steeds moeilijker om te overleven, en zo ook voor Charms. Oberiu verdween en Charms werd in 1931 veroordeeld tot een verbanning naar Koersk, waarvandaan hij in 1933 terugkeerde. Daar legde hij zich, omdat zijn werk voor volwassenen onpublicabel was geworden onder Stalin, toe op kinderliteratuur. Uiteindelijk werd hij in 1941, tijdens het beleg van Leningrad gearresteerd en krankzinnig verklaard. Charms stierf begin 1942, vermoedelijk uitgehongerd, in de psychiatrische afdeling van de gevangenis Kresty in Leningrad. Hij heeft geen graf. Over zijn verdwijning schreef de Russische zanger Aleksandr Galitsj een lied, ‘De tabaklegende’, waarin hij zich voorstelt dat Charms niet dood is, maar gewoon al jaren door het land dwaalt om sigaretten te kopen, maar de winkels steeds gesloten op zijn weg vindt en dus verder moet trekken. Na Charms’ dood vond zijn vriend Jakov Droeskin diens manuscripten terug in het huis van Charms, waardoor dat voor de wereld bewaard is gebleven. Vooral nadat Gorbatsjov de glasnost-politiek invoerde, veroverde Charms de wereld en inmiddels zijn er vele films en toneelstukken gewijd aan zijn werk.

Kristien Warmenhoven schreef op haar weblog het verhaal Het leven als practical joke over het leven van Daniil Charms:

Het leven van Daniil Charms (1905-1942) lijkt één grote practical joke. Over geen Russische schrijver uit deze eeuw zijn zoveel anekdoten in omloop. ‘Maak een pose voor jezelf en heb het karakter om die vol te houden,’ zegt een dagboekaantekening uit 1937. ‘Eens had ik de pose van een indiaan, daarna van Sherlock Holmes, daarna van een yogi en nu van een kwaadaardige neuroot.’ Bij de keuring voor de militaire dienst verscheen Charms met das en hoge hoed; een groot kruis op zijn borst en een wandelstok in de hand, verder droeg hij niets. Tijdens serieuze gesprekken over literatuur zat hij te goochelen met pingpongballen, die hij zelfs uit zijn mond tevoorschijn toverde. Voorts had hij de hebbelijkheid bij het passeren van een bepaalde zijstraat steevast languit op het plaveisel te gaan liggen, om na een minuut zijn weg te vervolgen alsof er niets was gebeurd.Als Charms het theater bezocht, plakte hij eerst een valse snor op. Hij vond het ongepast voor een man zonder snor het theater te betreden. In het café dronk hij alleen uit een zilveren beker, een erfstuk dat hij altijd bij zich droeg. Om publiek te trekken voor een uitvoering van de avantgardistische groep waarvan hij lid was, waagde Charms zich zelfs aan een vorm van geveltoerisme. Gekleed in een geruit jasje, drollenvanger en slobkousen klom hij uit het raam en liep hij heen en weer over de gevelrand. Van tijd tot tijd nam hij zijn pijp uit de mond om de gapende menigte beneden op te roepen het evenement te bezoeken. De zaal zat later stampvol. Charms maakte niet alleen kunst, volgens zijn bentgenoot Vvedenski wàs hij kunst. Charms zelf beweerde dat voor hem niet de kunst het belangrijkste was, maar het leven. Van zijn goede vriend Jakov Droeskin is de uitspraak dat hij het leven beschouwde als een wonder en dat hij van zijn leven een wonder wilde maken. Charms dacht dat de meeste mensen in het leven op zoek zijn naar een wonder; niet een wonder waar je op zit te wachten, maar iets absurds. Het leven als zinloos en ongerijmd fenomeen – dat was nu precies wat Daniil Charms fascineerde. Zijn werk is net zo buitenissig als zijn gedrag. Hij is de ongekroonde koning van het ongerijmde. Bij hem wordt alles voortdurend op zijn kop gezet.

Charms stamt uit een ook al ongewone Petersburgse familie. Zijn moeder runde een opvangtehuis voor vrouwen die gevangen hadden gezeten en zijn vader had als jonge revolutionair een aanslag op de tsaar beraamd, waarvoor hij in 1883 werd gearresteerd en verbannen naar het eiland Sachalin in Siberië. Terug in Petersburg ontpopte hij zich tot een auteur van religieuze geschriften. Hun zoon Daniil werd geboren in 1905. Zijn echte naam luidt Daniil Joevatsjov. Hij koos zijn pseudoniem pas in 1924; het was er een uit de vele die hij heeft gebruikt. In 1922 schreef Charms zijn eerste gedicht en drie jaar later trad hij voor het eerst op met de voordracht van eigen en andermans werk. Aan de bonte verscheidenheid van avantgardistische groeperingen in de Russische kunst van de jaren twintig voegde Charms in 1927 een nieuwe toe: die van de Oberioeten. Oberioe stond voor ‘Vereniging van reële kunst’ en bestond naast Charms uit een prozaschrijver en een tiental dichters. De Oberioeten hadden met andere experimentele kunststromingen gemeen dat zij de traditie verwierpen en een nieuwe kunst propageerden. Dat deden zij door het organiseren van provocerende manifestaties, waarbij werd voorgelezen uit hun absurdistische gedichten en toneelstukken met personages die zich volkomen onvoorspelbaar gedroegen. Hun voorstellingen, die plaatsvonden in het Inchoek, het Instituut voor Artistieke Cultuur, waarvan de schilder Malevitsj directeur was, bleven niet beperkt tot poëzie en theater. Ook film en muziek kwamen aan bod en Charms voerde besprekingen met Malevitsj over een samenwerking tussen schrijvers en beeldende kunstenaars. Maar inmiddels was Stalin aan de macht gekomen en in 1926 werd Malevitsj ontslagen als directeur van het Inchoek. Niet lang daarna werd het hele Instituut opgedoekt. Ook van Sjostakovitsj’s plan om muziek te schrijven op teksten van Charms kwam niets terecht. Het zou tot de jaren zestig duren voordat het werk van Charms doorsijpelde naar het Westen en pas na de perestrojka werd hij in zijn vaderland herontdekt.
Manuscripten van zijn gedichten en toneelstukken circuleerden onder vrienden, maar werden vrijwel niet gedrukt. Van Charms werden tijdens zijn leven – naast zijn werk voor kinderen – maar twee gedichten gepubliceerd. Zijn toneelstuk Elizaveta Bam werd slechts één keer opgevoerd, in 1928, en wekte het misnoegen van de autoriteiten. Voortaan konden de Oberioeten alleen nog maar sporadisch en in achteraftheatertjes optreden.

De kinderliteratuur verschafte Charms en Vvedenski een legitieme bron van inkomsten. Ze waren bevriend met Samuil Marsjak, een bekende kinder boekenschrijver, en werkten samen met hem aan twee tijdschriften voor kinderen, de egel en het sijsje. Hun stijl leende zich bij uitstek voor het schrijven voor kinderen. Van elementen als snelheid, abrupte wisselingen, onlogische gebeurtenissen en naïviteit kijkt geen kind vreemd op. De kinderverhalen van Charms werden – in tegenstelling tot zijn overige werk – wel gepubliceerd. Een van die boeken werd geïllustreerd door de schilder Tatlin. In 1931 werd Charms gearresteerd op beschuldiging van ‘organisatie van en deelname aan een anti-Sovjetgroepering van literatoren’. Zijn straf van drie jaar kamp werd omgezet in verbanning naar Koersk en een jaar alter was hij weer terug in zijn geboortestad, inmiddels omgedoopt tot Leningrad. Kinderverhalen waren nu de enige bron van inkomsten voor Charms, maar die bleek vaak ontoereikend. De honger en armoede die hij daardoor leed dompelden hem in een diepe depressie. Charms was van nature al een melancholicus, maar nu verviel hij in peilloze lethargie en raakte hij tot zijn afgrijzen zelfs impotent.

In de liefde was Charms een soort ridder van de droeve figuur. Hij was in 1925 getrouwd met Esther Roesakova, die hem na zeven jaar verliet. In een dagboeknotitie uit 1932 schreef hij: ‘Onbegrijpelijk waarom ik zoveel van esther hou. Alles wat zij zegt is onaangenaam, stom en op verkeerde toon, maar ik hou ondanks alles van haar. Hoe vaak heeft ze me niet bedrogen en liep ze van me weg, maar mijn liefde voor haar is daardoor alleen maar versterkt.’ Al zijn andere verhoudingen liepen stuk, tot hij in 1934 hertrouwde met Marina malitsj. Maar het huwelijk deed Charms met zijn ongebonden geest geen goed: ‘Wat vreselijk om getrouwd te zijn,’ schreef hij een paar jaar later. Het spookbeeld van de impotentie bleef hem achtervolgen. In 1937 raakte hij opnieuw in een depressie: ‘Ik ben volkomen afgestompt. Een in alle opzichten volledige impotentie.’ Een andere aantekening uit dat jaar: ‘Mijn verstand wil dat ik een genie word, maar mijn gevoel wil dat ik bloot rondloop tussen weelderig naakte jonge vrouwen, die sterk naar hun geslachtsorganen ruiken, en ik wil dat die vrouwen naar mij kijken en opgewonden raken.’

Charms schreef zijn beste werk altijd op het dieptepunt van een inzinking. Zo begon hij in 1933 aan korte teksten die hij ‘voorvallen’ noemde. In zo’n tekst – meestal een verhaal, soms een dialoog of een filosofische verhandeling – zette hij alle traditionele genres op zijn kop. Ze beginnen lukraak en eindigen abrupt, bijvoorbeeld omdat het onderwerp niet blijkt te bestaan of omdat de verteller er genoeg van krijgt. Een dialoog eindigt omdat de sprekers met elkaar op de vuist gaan. Charms toont in deze voorvallen en in zijn latere verhalen een obsessie voor vallen, ongelukken, plotselinge dood, zinloos geweld. Hij was gefascineerd door het kwaad in de mens. Dat toont hij zonder enig commentaar; bij hem geen gepsychologiseer of gemoraliseer. De gruwelen die zijn figuren elkaar aandoen, worden met macabere humor geschetst. Er is geen sprake van een logische gedachtenstroom, noch van een oorzakelijk verband tussen de gebeurtenissen. Niet zozeer de verhalen zijn absurdistisch als wel het leven dat Charms erin beschrijft. De absurditeit van het Sovjetbestaan was de inspiratiebron. In dat opzicht kun je Charms de kronikeur van Absurdistan noemen. Dat onderscheidt hem ook van westerse absurdisten als Alfred Jarry, Tristan Tzara of Kurt Schwitters. Zijn tijdgenoten vonden hem maar een rare kwibus. Volgens zijn pleitbezorger Droeskin werd hij niet alleen door straatjongens uitgefloten, maar staken zelfs collega-schrijvers de draak met hem. Vanwege het feit dat hij niet gedrukt werd, was hij sowieso maar in kleine kring bekend. Zijn excentrieke gedrag en geschriften vonden weinig waardering. Gebrek aan erkenning en toenemende armoede brachten Charms steeds meer in een isolement. Het volgende gedicht uit 1937 is een schrijnende illustratie van zijn gemoedstoestand:
Zo begint de honger:
’s ochtends ontwaak je blijmoedig,
daarna begint de zwakte,
daarna begint de verveling;
daarna treedt het verlies in
van de kracht van het snelle verstand –
daarna treedt er rust in.
En dan begint de ontzetting.

In 1939 verloor Charms zozeer de moed dat hij moest worden opgenomen in een psychiatrische kliniek in Leningrad. Een jaar later was de crisis voorbij en brak een uitzonderlijk creatieve periode aan, waarin hij een groot aantal korte verhalen schreef. Zijn absurde humor moest echter steeds meer het veld ruimen voor een absurde wreedheid. Zo komt in het verhaal Het begin van een zeer fraaie zomerdag deze passage voor: ‘Ergens vlak in de buurt sloeg een vrouw met een lange neus haar kind met de wasteil. En een jonge, mollige moeder schuurde haar dochtertje met haar mooie gezichtje langs de bakstenen muur. […] Boer Chariton had zich bedronken aan brandspiritus, stond met een open gulp voor de vrouwen en sloeg liederlijke taal uit. Zo begon een fraaie zomerdag.’ Het was een van zijn laatste verhalen. Op 23 augustus 1941 werd Charms opnieuw gearresteerd, deze keer vanwege ‘het verspreiden van destructieve propaganda’. Die arrestatie kwam onverwacht; hij werd op kousevoeten weggevoerd. Waar hij precies is omgekomen is onduidelijk. Zo gaat het verhaal dat hij zou zijn gedeporteerd naar de strafkampen in Siberië. De meest waarschijnlijke versie luidt echter dat hij in de psychiatrische vleugel van de gevangenis van Leningrad belandde, waar hij in 1942 stierf aan ondervoeding of aan de gevolgen van de psychiatrische behandeling.
De populariteit die Charms heden ten dage geniet – in Moskou verschijnt zijn werk in een oplage van vijf miljoen exemplaren en in Nederland is hij, sinds de eerste uitgave in 1978, zojuist opnieuw uitgebreid vertaald – is het overtuigende bewijs dat hij in zijn werk de gruwelen van zijn tijd heeft weten te trotseren.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: