SCHIETEN OP LOPEND HERT
Je moeten even met de ogen knipperen en diep ademhalen als je het voor het eerst leest, maar op de Olympische Spelen van 1908, 1912, 1920 en 1924 was schieten op een lopen hert een discipline waarmee medailles te verdienen waren. Nog wel op vier verschillende onderdelen, want de wedstrijden vonden plaats op individueel niveau en in teamverband en ook nog eens in beide gevallen ‘enkelschot’ en ‘dubbelschot’. Het was een van de vele onderdelen van de schietsport die vanaf de allereerste Spelen in 1896 op het programma hebben gestaan. Momenteel staan nog steeds zes onderdelen in het schema (luchtpistool 10 meter, snelvuurpistool 25 meter, kleinkalibergeweer 50 meter (drie houdingen), luchtgeweer 10 meter, skeet en trap), maar in de loop der jaren zijn maar liefst 41 schietdisciplines van het programma afgevoerd. Van de in totaal 819 medailles die vanaf 1896 in de schietsport te verdienen waren wist Nederland zegge en schrijve één zilveren en één bronzen medaille in de wacht te slepen.
Als afzonderlijke sport staat ook boogschieten op het programma. Die tak van sport werd geïntroduceerd op de Spelen in 1900 in Parijs en ook in de jaren 1904, 1908 en 1920 kon aan deze sport worden meegedaan. Daarna werd het pas weer ingevoerd op de Spelen van 1972 in München; vanaf 1988 ook in teamverband.
Bij het onderdeel ‘schieten op lopend hert’ was men gelukkig al wel zo diervriendelijk dat de deelnemers niet op levende beesten moesten schieten. Men moest van een afstand van 100 meter schieten op een een levensgrote uitsnede van een hert, die dertig heer op halve snelheid en dertig keer op volle snelheid geraakt moest worden. Het ‘lopend hert’ kwam gedurende vier seconden over een afstand van 23 meter in het vizier van de schutter. De grote winnaar bij de eerste maal dat het onderdeel op het programma stond was de Zweed Oscar Gomer Swahn (20 oktober 1847 – 1 mei 1927). Hij won twee gouden medailles, individueel en in teamverband en won de bronzen medaille bij het onderdeel ‘lopend hert met dubbel schot’. Met zijn zestig jaar was hij op dat moment bijna de oudste winnaar ooit. Tijdens de Spelen van 1912 in zijn vaderland maakte hij opnieuw deel uit van het Zweedse landenteam dat goud won op het onderdeel “lopend hert met enkel schot”. Met zijn 64 jaar werd hij de oudste winnaar van een gouden medaille. Dit record staat op dit moment nog steeds. Op 72-jarige leeftijd werd hij de oudste sporter die ooit deelnam aan de spelen toen hij opnieuw van de partij was tijdens de Olympische Zomerspelen van 1920. Zijn beste resultaat behaalde hij in de teamwedstrijden: vierde bij het onderdeel “lopend hert met enkel schot” en tweede bij het dubbel schot-evenement. Met deze zilveren medaille werd hij ook de oudste winnaar van een Olympische medaille. Vier jaar later was hij nog steeds actief als schutter maar hij moest de Olympische Zomerspelen van 1924 wegens ziekte aan zich voorbij laten gaan. In alle teamwedstrijden waaraan Oscar Swahn deelnam, maakte ook zijn zoon Alfred deel uit van het team. Alfred won verder ook nog twee gouden, een zilveren en een bronzen medaille bij individuele onderdelen. Dat de sport geen lang leven beschoren kon zijn bleek al uit het beperkt aantal landen dat zich ervoor inschreef: hoofdzakelijk Zweden, Finnen, Noren en Britten, een enkele keer een Amerikaan. Bij de Spelen in 1912 in Zweden hadden zelfs alle acht deelnemers de Zweedse nationaliteit.