NOTRE DAME PARIJS 1 – IN DE BRAND, UIT DE BRAND

De Notre Dame van Parijs is een van de belangrijkste kathedralen ter wereld en een van de grootste toeristische attracties van Frankrijk, elk jaar bezocht door dertien miljoen mensen. De westelijke façade haar twee stompe torens en roosvormige glas-in-loodvenster behoort tot de bekendste stadsgezichten ter wereld. De geschiedenis van de Notre Dame begint bij koning Lodewijk VII die de status van Parijs wilde onderstrepen met een groot religieus monument. In 1163 werd de eerste steen gelegd, in aanwezigheid van paus Alexander III. Van de 12de tot de 14de eeuw werd aan de kathedraal gebouwd. Onder Lodewijk XIV en XV werd de Notre Dame verbouwd volgens de classicistische idealen van de 17de en 18de eeuw. Maar aan het begin van de 19de eeuw verkeerde de kathedraal in een erbarmelijke staat. Tijdens de Franse Revolutie werden de altaren vernield en de schatkamer geplunderd. De standbeelden van 28 bijbelse koningen aan de westelijke façade werden onthoofd omdat ze voor Franse koningen werden aangezien. Toen Napoleon zich in 1804 tot keizer liet kronen, waren de muren van de Notre Dame met vaandels bedekt om de beklagenswaardige conditie van het gebouw te maskeren. Rond 1830 was de kathedraal zo vervallen dat de gemeente Parijs overwoog haar te slopen. De ommekeer kwam in 1831 toen Victor Hugo zijn klassieke roman De klokkenluider van de Notre Dame publiceerde. Met Quasimodo, de gebochelde klokkenluider, wist Hugo de Parijzenaars te overtuigen van de waarde van de Notre Dame, de romantische weerspiegeling van de Middeleeuwen op de Ile de la Cité in het hart van Parijs. In 1845 begon de restauratie van de kathedraal, aan de hand van oude tekeningen door de architect Viollet-le-Duc. Tot 1865 werd het zicht op de façade onttrokken door de huizen die destijds op het plein stonden. In opdracht van keizer Napoleon III sloopte baron Haussmann, prefect van de Seine, de straatjes voor de Notre Dame zodat de kathedraal voortaan in volle glorie getoond werd. Bijna anderhalve eeuw later oogde de kathedraal nog altijd als een robuuste kolos, symbool van onwankelbaar middeleeuws geloof in het hartje van Parijs, met haar glorieuze glas-in-loodramen en schilderachtige waterspuwers, maar de kerk verkeerde al lange tijd in deplorabele toestand. Pinakels – de decoratieve ‘torentjes’ – werden met stalen banden op hun plaats gehouden. Waterspuwers waren verdwenen en op sommige plaatsen stak slechts een pvc-buis uit de gevel. Op een aantal plaatsen is de stenen reling vervangen door houten schotten. In de tuin liggen stukken torenspits, waterspuwers en andere stenen ornamenten, die naar beneden zijn gekomen of uit voorzorg zijn verwijderd. Er werd met een beperkt budget gewerkt aan de restauratie van het monument. Een restauratie die door de brand ineens in een versnelling komt. Er is ineens voldoende geld beschikbaar om de Notre Dame geheel in volle glorie te herstellen. De brand dus als een ‘blessing in disguise’ ofwel ‘in de brand, uit de brand’.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: