WATERLOODAG
Waterloodag was in Nederland heel lang de vaderlandse feestdag waarop het einde van de Franse bezetting werd herdacht. Op 18 juni 1815 werd Napoleon Bonaparte definitief verslagen bij de Slag bij Waterloo, een plaatsje net onder Brussel en destijds gelegen in de Zuidelijke Nederlanden. Een coalitie van enerzijds Britse, Nederlandse en Hannoverse eenheden onder opperbevel van de hertog van Wellington en anderzijds een Pruisisch leger onder commando van maarschalk Von Blücher rekende af met het streven van de Franse dictator die wanhopig probeerde zijn verloren gegane heerschappij over Europa te herstellen. De 19e-eeuwse Britse historicus Edward Creasy rekende de Slag bij Waterloo niet ten onrechte onder de vijftien meest beslissende veldslagen in de wereldgeschiedenis. De uitkomst van deze slag is bepalend geweest voor de toekomst van Nederland, maar de herdenking van deze prominente gebeurtenis heeft al lang niet meer een nationaal karakter. Verwonderlijk, want de Slag bij Waterloo was in veel opzichten een Nederlandse veldslag. Eind achttiende eeuw werd de Nederlandse Republiek bezet door Frankrijk. In 1795 trokken Franse troepen Nederland binnen om de patriotten te ondersteunen in hun strijd tegen het absolute bestuur van stadhouder Willem V. De republiek werd een vazalstaat van Frankrijk, eerst als Bataafse Republiek en vanaf 1806 als Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon. Vanaf 1810 werden de Nederlanden zelfs compleet ingelijfd in het Franse keizerrijk van Napoleon. De Franse bezetting eindigde in 1813 toen Napoleon werd verslagen door een geallieerd Europees leger. Willem Frederik, zoon van stadhouder Willem V, keerde terug naar de Nederlanden en werd als Willem I tot koning van de Nederlanden uitgeroepen. Napoleon werd verbannen naar het eiland Elba in de Middellandse Zee. Vanaf oktober 1814 vond het Congres van Wenen plaats met als doel te komen tot een grondige staatkundige herordening van Europa. Dat was nodig, want de Franse Revolutie en de daaropvolgende napoleontische oorlogen hadden de Europese landkaart grondig hertekend. Zo was het eeuwenoude Heilige Roomse Rijk verdwenen, had Frankrijk de confederale gebieden van de Oostenrijkse Nederlanden en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden geannexeerd, plus de Franstalige delen van Zwitserland en het gebied van Duitsland ten westen van de Rijn ingelijfd. Sommige conservatieve aristocraten wilden alle ‘vooroorlogse’ grenzen en traditionele rechten herstellen, maar de meeste staatslieden zagen dat het gewenst was te komen tot een staatkundige vereenvoudiging van Europa en een grondige sanering van de wirwar van heerlijke rechten. Napoleon had veel staatjes en staten al samengevoegd en veel plaatselijke recht gelijkgeschakeld. Ook zaken als de betere administratie (bijvoorbeeld de burgerlijke stand) wilde men handhaven. Men wilde wel de ‘praktische’ verbeteringen overnemen maar niet de idealen van de ‘liberté, egalité et fraternité’ die hieraan ten grondslag lagen. Dat hield namelijk een aantasting van hun aloude rechten en privileges in. Het congres besloot dus over de naoorlogse grenzen, de invoering van grondwetten en de oprichting of de opheffing van middelgrote staten.
In 1815 wist Napoleon echter te ontsnappen en zijn macht in Frankrijk te herstellen. Bij de Europese machthebbers brak paniek uit, want ze wisten dat de ontsnapte keizer een groot gevaar betekende voor de Europese vrede en hun machtspositie. Iedereen besefte dat indien hij zich weer op het oorlogspad zou begeven, de Nederlanden zijn eerste doelwit zou zijn. Het Congres van Wenen besluit alle onenigheden aan de kant te zetten en direct Frankrijk de oorlog te verklaren. De nieuwe geallieerde macht werd samengesteld uit Engelse, Pruisische en Nederlandse manschappen. De legermacht van bijna 200.000 troepen kwam onder aanvoering van de Engelse Arthur Wellesley, de hertog van Wellington. Het Nederlandse aandeel bestond uit zo’n 30.000 man, afkomstig uit de noordelijke en zuidelijke Nederlanden en versterkt door enkele duizenden manschappen uit het Hertogdom Nassau. Ze werden geleid door de jonge kroonprins Willem Frederik van Oranje, zoon van de kersverse Nederlandse koning Willem I. De jonge Nederlandse kroonprins komt na de Slag bij Waterloo als ‘held van Quatre-Bras en Waterloo’ uit de strijd. De schilder Jan Willen Pieneman heeft er een enorm schilderij van gemaakt. Hij is nog maar 22 jaar oud, maar neemt als generaal deel aan de Waterloo campagne, met de verantwoordelijkheid over het gehele Nederlandse deel van het geallieerde leger. Eerder heeft zijn strepen verdiend aan de zijde van Wellesley in het Engelse leger, tijdens de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog.Voor de Oranjes stond het voortbestaan van een onafhankelijk Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en hun eigen kroon op het spel. Napoleon wachtte de reactie van de geallieerde landen niet af en trok direct met 130.000 man ten aanval, richting de Nederlanden. Er vonden veldslagen plaats bij Quatre-Bras en Ligny, maar de hevigste en beslissende slag vindt op 18 juni 1815 plaats bij een dorpje vlak onder Brussel: Waterloo.
Ter ere van zijn zoon liet koning Willem I in 1820 een groot monument bouwen bij Waterloo ter nagedachtenis aan de geallieerde overwinning op Napoleon. Het monument kwam te staan op de plek waar zijn zoon tijdens de slag gewond raakte. Tussen 1823 en 1826 werd een 42 meter hoge kunstmatige heuvel opgebouwd, met een omtrek van 520 meter en op de top een 28 ton zware gietijzeren Nederlandse leeuw op een 4,5 meter hoge sokkel. De Leeuw van Waterloo werd naar het zuiden gericht, waakzaam kijken naar Frankrijk en hij houdt nog altijd wacht. Om de slag te herdenken werden er straten en pleinen naar vernoemd, met het Amsterdamse Waterlooplein als beroemdste voorbeeld. Ook was het een geliefd onderwerp voor tegeltableaus, staartklokken en andere kitsch en kunst; het grootste werk in het Rijksmuseum is nog altijd Pienemans Slag bij Waterloo. Al in 1816 kwam het Historisch Spel van Waterloo op de markt, een variant van ganzenbord en ‘bestemd om aan de Nederlandsche Jeugd den bloedigen veldslag, waarbij het Vaderland is vrijgevochten, te herinneren’.
Vanaf het eerste jaar na de Slag bij Waterloo werd de overwinning herdacht en dus het behoud van wat inmiddels het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden heette met een nationale herdenkingsdag: Waterloodag. Dat was niet zo verwonderlijk, want de slag had een grote impact op het Koninkrijk, dat in 1815 iets meer dan vijf miljoen inwoners telde: er waren ruim 30.000 Nederlanders op het slagveld geweest dus vrijwel iedereen had wel een bekende of een familielid die erbij betrokken was. Met de beslissende slag was de campagne tegen Napoleon nog lang niet afgelopen. De Nederlandse troepen konden pas in december weer naar huis, een half jaar na de slag. De Franse troepen waren namelijk op de vlucht geslagen en moesten worden achtervolgd. Ze waren Napoleon achternagegaan tot in Parijs. De Nederlandse troepen maakten ook deel uit van dat achtervolgingsleger. Maar de strijd liet ook diepe sporen na in de Nederlandse psyche. Er waren 90.000 slachtoffers en Nederland was één groot hospitaal. Alle Brusselaars werden opgeroepen om op eigen gelegenheid gewonden op te halen van het slagveld. Slachtoffers werden tot in Den Haag verpleegd. Door heel het land werden inzamelingen gehouden voor de gewonden. Het was een enorme reddingsoperatie, met geen enkele hedendaagse ramp met zijn kleine hoeveelheden slachtoffers vielen. Hoe groot de impact ook was, van een nationale vrije dag was geen sprake. Het werd gebruikelijk om jaarlijks op 18 juni vanaf raadhuis en kerktoren de driekleur te laten wapperen en tussen 12.00 en 13.00 uur de formele herdenkingsplechtigheden te laten plaatsvinden, uiteraard waren er de nodige kerkdiensten en daarna was er ruimte voor de lokale festiviteiten, bijvoorbeeld vuurwerk of harddraverijen. De naam Waterloodag kreeg hij pas rond 1840. Tegen die tijd leek Waterloodag steeds meer op een feestdag in plaats van een herdenkingsdag. Zo trakteerde het Utrechtse studentenkorps de bevolking op 18 juni 1861 onder grote belangstelling op een uitgebreide maskerade en na afloop werd flink gedronken en getoost op de overwinning bij Waterloo. In steden als Amsterdam en Rotterdam werden grote triomftochten georganiseerd voor jong en oud. De hele stad betaalde mee aan de parades en velen doneerden een bedrag tussen de 1 en 10 gulden. In Utrecht bijvoorbeeld was er een optocht met muziek en in Leeuwarden werden harddraverijen gehouden, waar het hoogtepunt de uitreiking van de gouden zweep en het gouden oorijzer was. Deze werden beschikbaar gesteld door koning Willem I en zijn opvolgers. ’s Avonds was er vuurwerk op het Zaailand. In het zuiden van de Nederlanden was de feestdag populair, maar ook in het noorden was men wat stugger: de bevrijding had immers plaatsgevonden in november 1813, de overwinning in mei 1815 werd gezien als van onderschikt belang. Desalniettemin bleef de viering van Waterloodag ook hier tot aan de Tweede Wereldoorlog en de Achttiendaagse Veldtocht bestaan. Zo vond in 1907 de plechtige overbrenging van het graf van generaal Chassé naar zijn tombe in Ginneken plaats op Waterloodag, vond de eerste directe radio-uitzendingen naar Nederlands-Indië op Waterloodag plaats en speelde op Waterloodag 1927 de beiaardier Jacob Vincent op het carillon van het Paleis op de Dam Valerius en andere vaderlandse liederen. In de jaren 1930 werd vooral vanuit de krijgsmacht geprobeerd de tanende belangstelling weer op te vijzelen. Aandacht aan de roemruchte wapenfeiten uit het verleden, waaronder de Slag bij Waterloo, zouden het moreel van de troepen kunnen opkrikken, het vertrouwen van de bevolking kunnen te winnen en de vijand kunnen imponeren. Lat laatste leek een wel zeer ijdele hoop. Na de Tweede Wereldoorlog heeft de 4 en 5 Mei-viering de plaats van Waterloodag helemaal overgenomen. De voormalige nationale feestdag is zo goed als vergeten. Onterecht.
De grootste Waterloodagviering dateert uit 1865 toen de vijftigste verjaardag van de overwinning in heel het land groots werd gevierd. Niet op 18 juni, want dat viel op een zondag, maar op 19 juni. Er werd besloten een grote reünie van Waterloo-veteranen te houden in Leiden. Ruim 2000 oud-strijders meldden zich aan voor het feestje, onder wie prins Frederik, de broer van de koning. In het Algemeen Handelsblad van die dag wordt beschreven hoe op 17 juni 1865 de voorbereidingen voor een grootse feestdag al in volle gang waren: ‘In de meest bezochte buurten verrijzen eerebogen, met groen, opschriften en zinnebeelden versierd en veele huizen vertoonen reeds nu driekleur of oranje-vlag of beiden. De bevolking raadpleegt in deze alleen hare herrineringen en haar gevoel. De ouderen van dagen weten en de jongeren hebben het vernomen, welken indruk in 1815 de wederverschijning van Napoleon I aan het hoofd van een geducht leger in het hart van het nieuw gevormde Koningrijk der Nederlanden maakte; in welke angstige spanning men den uitslag afwachtte der worsteling, die in de velden van Waterloo plaats had en met welk innig gevoel van vreugde en dank men de heilmare vernam, dat de zege door de verbonden legers was behaald en dat ’s lands onafhankelijkheid, ook door den heldenmoed en ten koste van het bloed van een telg uit het Huis van Oranje, was gered en bevestigd’. Van sommige feesten zijn zelfs foto’s overgeleverd. Dat is bijzonder, want fotografie was toen nog een novum. Zodoende dateren de eerste foto’s van sommige steden van 19 juni 1865. Ook werd in 1865 voor het eerst op landelijke schaal een ereteken uitgereikt aan de oud-strijders van 1813-1815 in de vorm van een medaille. Het vieren van de vrijheid van de jonge constitutionele monarchie gebeurde in Amsterdam met een parade. Om 10:00 uur verzamelden de deelnemers aan de stoet zich bij het Paleis van Volksvlijt, waar ze zich opstelden in de juiste volgorde. Cornelis van Uden, beurtschipper op Tiel, had dan de eer om met enkele kanonschoten de start van de festiviteiten aan te kondigen. Na enkele plichtplegingen rond het Paleis van Volksvlijt zette de stoet zich om twaalf uur in beweging, onder begeleiding van nieuw kanongebulder door de beurtschipper. De stoet begaf zich naar de Dam. Het was een bont gezelschap van legeronderdelen, muziekkorpsen, koren en afgevaardigden van allerlei handelsverenigingen. Ook liepen er veteranen mee die in de jaren 1813-1815 meegevochten hadden. De wagens in de optocht waren allegorieën van Nederland, de triomf in Waterloo en een zegewagen van de Vrede.