JOSEPH SCHMIDT
Joseph Schmidt (4 maart 1904 – 16 november 1942) was een Oostenrijks-Hongaarse tenorzanger en filmacteur. Hij werd in een Joods gezin geboren in het dorpje Davydivka, onder de rook van Czernowitz dat deel uitmaakte van Oostenrijk-Hongarije ( Oekraïne). In 1925 vertrok hij naar Berlijn om zijn zangtalent te ontplooien, ging daarna vanwege zijn verplichte dienstplicht voor het Roemeense leger terug naar zijn geboortegrond, maar keerde in april 1929 terug naar Berlijn om te beginnen aan een veelbelovende carrière. Na één optreden was hij vanwege zijn overweldigende stem op slag beroemd, maar omdat hij vervolgens niet in de openbaarheid trad, deden de wildste geruchten de ronde. Achter deze stralende stem moest toch een stralende persoonlijkheid steken en als deze zich niet in de openbaarheid vertoonde, moesten daar toch belangrijke redenen voor zijn. Hij zou vreselijke littekens hebben of kreupel zijn, beweerde men. Of hij bediende zich van een pseudoniem en zou van koninklijken bloede zijn, zo werd gefluisterd. De waarheid was dat Schmidt zo verlegen was, dat hij vreesde een zenuwinzinking te krijgen als hij in het openbaar zou moeten optreden. Hij schaamde zich voor zijn geringe postuur. Met kustgrepen wist men bij optredens dat voor het publiek verborgen te houden.In februari 1933 zou hij voor het laatst optreden in Duitsland, hem werd per direct de toegang tot de studio’s en theaters verboden. Wel zou Joseph Goebbels, de Minister voor Propaganda, hem een gigantisch honorarium hebben geboden als hij maar zou blijven zingen voor de radio, maar of dat verhaal klopt blijft discutabel. Op last van Goebbels werd een film waarin Schmidt optrad namelijk afgekraakt en de nazikrant Völkische Beobachter schreef hatelijk over Schmidt in de film: ‘Hij is te klein, de zanger, te lelijk. Maar hij is zoooo begááfd, zo edelmoedig, geen engel is zo rein. Maar wat niemand zegt en ieder ziet: het is een jood.’ In december 1933 verhuisde Schmidt naar Wenen, maar na de annexatie van Oostenrijk door nazi-Duitsland in 1938 moest Schmidt echt op de vlucht. Eerst naar Nederland en België. Na mei 1940 mocht hij van de Duitsers naar Frankrijk vertrekken en hij wilde gebruik maken van een uitnodiging om via een Cubaans paspoort naar de Verenigde Staten te reizen. Hij had een passagebiljet voor 20 december 1941, maar alle passagiersscheepvaart stopte toen Hitler op 11 december 1941 de oorlog aan de VS verklaarde. Schmidt leefde lang op kosten van vrienden in een groezelig pension in Nice, maar kreeg midden 1942 het bevel zich naar een dorpje in het Centraal Massief te begeven waar hij zich elke 48 uur bij de gendarmerie moest melden. De inmiddels stateloze Joseph Schmidt probeert nog tevergeefs naar Zwitserland te ontkomen, maar sterft op 16november 1942, slechts 38 jaar oud, aan een hartaanval. Eén dag na zijn dood werd hem een arbeidsvergunning verleend en zou hij het kamp hebben kunnen verlaten. Joseph Schmidt ligt begraven op de joodse begraafplaats Unterer Friesenberg in Zürich. In 2004 werd ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag de lagere school in zijn geboortedorp herdoopt in Joseph Schmidt School. Niet omdat men hem sinds zijn jeugd in hoge ere hield (integendeel, zijn geboortegrond kende een lange traditie van virulent antisemitisme), maar omdat een groeiend aantal bewonderaars van Schmidt uit West-Europa steeds vergeefs zocht naar sporen in Davidene en Czernowitz. Het bracht zijn naam weer in herinnering en men hoopte zo een graantje van zijn vervlogen roem te kunnen meepikken. In de jaren dertig was hij erg populair in Nederland, maar de meeste Nederlanders hebben uit zijn uitgebreide (veelal klassieke) repertoire maar één nummer onthouden, het door de Rotterdamse componist Wille Schootemeijer geschreven Ik hou van Holland.
.
.