MARCEL KERFF
Marcel Kerff (Sint-Martens-Voeren, 2 juni 1866 – Moelingen, 7 augustus 1914) was een Belgisch professioneel wielrenner van 1896 tot 1904. De gemeente in de Voerstreek waar hij werd geboren hoorde tot 1 september 1963 tot de provincie Luik, waar niet ten onrechte werden Marcel Kerff en zijn broers Charles en Leopold gezien als echte pioniers van de Limburgse wielersport. In hun dorp en omliggende dorpen in het noordoosten van de proi(zoals Aubel, Moresnet, Henry-Chapelle, Gemmenich, Welkenraedt,, Baelen, Membach, Sippenaken, Montzen, Hombourg en het vestingstadje Limbourg) werd een platdiets dialect gesproken, dat overigens nog steeds maar in slechts beperkte mate voortleeft. De inwoners waren dus niet gericht op het Franstalige luik, maar op het Nederlandstalige Limburg. In de Voerstreek was dan ook al lang een heftige taalstrijd gaande, die pas in 1963 werd beslecht door de streek over te hevelen naar de provincie Limburg.
Herman Laitem beschreef in zin boek ‘100 jaar wielrennen in Limburg’ het gezin Kerf als volgt: ‘Het gezin Kerff was een gezin van vrijbuiters, een kleurrijk gezin. De familie Kerff heeft trouwens een patent op een vleugje heroïek en een gekleurde levensloop. De twaalf kinderen uit het gezin Kerff-Colle zijn op één na allemaal jongens, die van het drielandenpunt dankbaar gebruik maken op de grenzen te verleggen. Vader boer, koopt en verkoopt slachtvee en weet die koopmansgeest over te dragen op zijn kinderen. Eén wordt slager, een ander handelaar, fruitboer en bakker, maar er zijn ook de artistiekelingen die hun weg vinden als kleermaker, schilder en muzikant, en duidelijk de stempel van moeder dragen, die couturière is. Het gemak waarmee ze in het grensgebied evolueren nemen ze soms iets te letterlijk. De geest van Uilenspiegel en hun zin voor avontuur botst al eens met de wetten. Victor wordt oneervol uit het leger ontslagen nadat hij als eenvoudige piot een officiersplunje heeft gejat en daarmee triomfantelijk zijn intrede maakt in ‘s-Gravenvoeren. Alfons raakt een tijdje opgesloten omdat hij als fervent stroper de jachtopziener hagel in het lij zou hebben gejaagd. De overlevering wil dat hij later zelf boswachter werd. Fietsende broers. En dan zijn er Marcel en Charles , die zich al snel een fiets kopen, gefascineerd door techniek en vrijheid. Ze duiken enkele jaren later op in Parijs-Roubaix, Parijs-Brest, Parijs, Marseille-Parijs en andere monsterritten’
Marcel Kerff was de zoon van een slager; hij had maar liefst tien broers, waarvan Charles en Leopold net als hij beroepsrenners zouden worden. Het drietal had een grondige training achter de rug. De broers reden namelijk regelmatig als training in twee dagen op en naar naar Parijs, een afstand van pakweg zeshonderd kilometer. In de Franse hoofdstad kochten ze in de groothandel grote stukken vlees, die na terugkomst met grote winst in de familiale beenhouwerij aan de man werden gebracht. Het is niet verwonderlijk dat Marcel uitblonk in lange afstandswedstrijden of uithoudingswedstrijden van één of twee etmalen op de piste. Hij wist echter maar eenmaal als winnaar over de streep te komen. In 1900 schreef hij een 48-uurswedstrijd op de Antwerpse piste op zijn naam. Datzelfde jaar werd hij derde in een 24-uurswedstrijd in Verviers; het jaar daarop werd hij in Verviers tweede. Op 9 juni 1901 werd hij tweede in de wedstrijd Brussel-Roubaix, een voor die tijd bescheiden afstandje van 102 kilometer. Hij kwam binnen in 3 uur en 32 minuten, op 28 seconden na de zegevierende Fransman Hippolyte Aucouturier, indertijd een berucht personage in de ruige wielerwereld. ‘De Verschrikkelijke’, zoals zijn bijnaam luidde, kwam een paar keer heel dicht bij het winnen van de eerste edities van de Tour de France. In Parijs-Roubaix lukte het dat wel. Twee keer zelfs, want zowel in 1903 als 1904 won hij de klassieker. Daarin deed ook Marcel Kerff enkele malen mee. In de tweede editie van de wedstrijd, verreden op 18 april 1897, kwamen slechts tien renners over de eindstreep van de loodzware koers over 280 kilometer. Die tiende man was Marcel Kerff, op een respectabel achterstand van zo’n vier uur en een kwartier van de winnaar (Maurice Garin), die iets meer dan negen uur nodig had. Zelfs de nummer 9 eindigde ruim voor Kerff, namelijk op iets meer dan twee uur na Garin. OOk in 1899 en 1901 komt Marcel Kerff in de eindrangschikking voer; in 1899 werd hij zesde in Roubaix en twee jaar later kwam hij als dertiende over de finish. In 1897 was hij ook nog als vijfde geëindigd in het Belgische nationale kampioenschap op de weg. In 1895 had hij trouwens een sterk staaltje laten zien bij dat kampioenschap van België van 1895 door na 20 km op een blote velg te hebben gefietst.
In de editie van Parijs-Roubaix in 1901 eindigde het jongere broertje Charles Kerff (Sint-Pieters-Voeren, 4 december 1874 – Aix-en-Provence, 18 mei 1902) als zestiende. Een jaar later zou onder tragische en nooit opgehelderde omstandigheden tijdens de enige editie van de wielerwedstrijd Marseille-Parijs om het leven komen. Kort na de start van de monsterrit over 938 kilometer moest Charles Kerff naar het hospitaal afgevoerd worden, waar hij overleed. De andere renners, waaronder zijn broer Marcel, de organisators wisten van niets en reden verder in de verschrikkelijke weersomstandigheden. Officieel overleed Charles aan een slagaderlijke bloeding na een ongelukkige val op de spekgladde wegen, maar er zijn altijd geruchten geweest dat supporters van een concurrerende renners iets van doen hadden met die ongelukkige valpartij. De winnaar was de Zwitser Lucien Lesna, die in 1901 en 1902 ook Parijs-Roubaix op zijn naam had geschreven. Hierover het volgende verslag: ‘Om zijn rivaal Maurice Garin te overtroeven trainde Lucien Lesna 6.000 km en hij zocht toen zelfs de warmere oorden van Tunesia en Algeria op om dit goed te kunnen doen. Als een uur voor de start het nieuws valt dat Garin forfait geeft , is Lesna razend . Hij kalmeert zich door nog een zestal rauwe eieren te slikken en drie kopjes pure vloeibare chocolade. Hij is in topvorm, maar zal Garin niet kunnen belachelijk maken. De wielercracks startten om 3u00 in de nacht op de Esplanade des Quinquonces,
waar vandaag nog prachtige bomen staan die het toen meemaakten. Kort na de start weerklonk algemeen gevloek want in de donkerte haakten renners en gangmakers in mekaar. In deze massavalpartij werd de fiets van Lesna beschadigd, maar handig als hij is, kan hij het herstellen. Eén na één worden de koplopers van het eerste koersuur ingehaald. Te Salons-de-Provence in de vroege ochtend rijdt Lucien Lesna met zijn helpers reeds aan de leiding. De mistral waait tegen hem. Vanaf Dijon valt de koude regen onophoudend. Aan iedere controlepost steken begeleiders Lesna telkens in droge kleren. Weldra is het duidelijk dat Lesna op de leeftijd van 39 jaar wil bewijzen dat hij de beste wielrenner ter wereld is. Hij is veel te sterk voor zijn gangmakers en lost gemakkelijk overal de tientallen wielertoeristen die hem over korte afstand trachten te volgen. Het blijft maar regenen . De kop van Lucien Lesna is een slijkbal. Hij is bijna blind en doof door het vuil in ogen en oren. Terwijl hij zijn vlucht naar Parijs verder zet, weet hij niet dat zijn vriend Charles Kerff tijdens deze koers is overleden na slagaderbreuk. Met uitzondelijke wilskracht gepaard aan nooit geziene spierkracht en conditie vervolgt de wielerheld zijn weg. Op hem wachten te Parijs niet minder dan 20.000 uitgelaten wielerliefhebbers. De gedachte aan de overwinning drijft hem tot de verste limiet die een sportman kan verdragen. Lesna wint deze marathon in 38 uren 53′ met een voorsprong van 7 uren 3’13! Voor het Parijs van het begin der twintigste eeuw is Lucien Lesna de grootste wielerkampioen aller tijden. Het Dagblad Auto-Velo, die deze Marseille-Parijs organiseerde, verkoopt tijdens die week ruim twee miljoen kranten meer dan gewoonlijk. Kort na deze prestatie van Lucien Lesna wil de concurrerende krant l’Auto Journal van Henri Desgrange met nog iets meer uitpakken: de Tour de France. Lesna is reeds oud, breekt kort nadien zijn knie, en zal nooit kunnen starten in dit grote wielergebeuren.’
Marcel Kerff zou wel startte in de eerste editie van de Tour de France. Na achttien dagen, zes monsteretappes van in totaal bijna 2.500 kilometer en meer dan honderd uur stoempen eindigde Kerff in die Tour als zesde. Hij gaf bijna zes uur toe op winnaar Garin, maar finishte met meer dan zestig uur voorsprong op Arsène Millocheau, nummer 21 en laatste van het klassement. Hij was met zijn zesde plaats de hoogst geklasseerde Belg, waardoor hij door velen wordt gezien als ‘de eerste Flandrien’. In 1904 stopte Kerff met wielrennen en werd hij ‘majordome’ (butler) van Graaf de Secillon op het Kasteel van Teuven. Aan zijn rustige leven komt een abrupt kort na de Duitse invasie in België een einde. Op 7 augustus 1914, drie dagen nadat de Duitsers het land zijn binnengevallen, stapt de nieuwsgierige Marcel Kerff op zijn motor om te bezien wat er aan de hand is. Hij is zich totaal niet bewust van het gevaar. Al snel stuit bij bij Moelingen op de bezetters, die bij het dorp een legerkamp voor 25.000 militairen en duizenden paarden hadden opgezet. De Duitsers vonden hem verdacht en veronderstelden dat hij een Franse spion moest zijn. Hij werd direct opgepakt en ondervraagd. Kerff ontkent bij hoog en laag ook maar iets te maken te hebben met het Franse leger, maar de Duitsers geloven hem niet. Ze voelen hem nog eens aan de tand en dat gaat er hardhandig aan toe. Kerff schreeuwt zijn onschuld uit, maar zijn ondervragers geloven hem nog steeds niet en hebben genoeg van het gejammer. Ze snijden zijn tong af. Op 7 augustus wordt Kerff met een aantal anderen opgehangen aan een ijzeren staaf tussen twee populieren. Telkens als hij dreigde te bezwijken, lieten de Duitsers hem even zakken. Na een aantal malen overleed Kerff. De oud-wielrenner werd vervolgens in een massagraf gedumpt. Dicht bij de plaats in Moelingen waar hij stierf, staat een monument voor alle Belgische wielrenners die stierven tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dat monument werd trouwens in de volgende oorlog door de Duitsers vernietigd, maar na de oorlog verrees een nieuw monument. Op een mooie locatie, want zo ongeveer op een kruispunt van de klassiekers Luik-Bastenaken-Luik en de Amstel Gold Race. Verder schijnt er een fietsroute naar hem vernoemd te zijn, maar een journalist die in 2014, honderd jaar na het begin de oorlog, navraag deed merkte dat niemand van het bestaan van die route afwijst en dat de naam Marcel Kerff nog maar bij een enkeling een belletje doet rinkelen. De herinnering aan de ‘eerste Flandrien’ begint te vervagen. De gebeitelde letters van het oorlogsmonument, net buiten het dorp langs een niet al te drukke weg staat, zijn nog maar moeilijk te lezen; naar de naam van de oud-wielrenner moet men zoeken. Dagelijks passeren vele wielrenners en trimmers het betonnen kruis, maar vrijwel niemand dat het monument de enige tastbare herinnering aan de eerste Belgische Tourpionier is.