LUIS OCANA

Jesús Luis Ocaña Pernia (Priego, 9 juni 1945 – Caupenne-d’Armagnac, 19 mei 1994) was een Spaans wielrenner. Hij groeide op in grote armoede. Regelmatig stond er niks te eten op tafel in het gezin met vijf opgroeiende kinderen. Zijn vader verhuisde toen naar de Spaanse Pyreneeën, waar hij aan de slag kon in de mijn en als houthakker. Veel geld leverde echter ook dat niet op. Elke dag moest kleine Luis elf kilometer lopen naar het dorpsschooltje in zijn zomerkleren, ook in de winter. Niet verwonderlijk dus dat hij op enig moment tuberculose opliep en de rest van zijn leven last bleef houden van zwakke longen. Op jonge leeftijd moest hij ook aan een kunstgebit. Toen hij twaalf jaar oud was, verhuisde het gezin naar de Franse kant van de bergen en braken er eindelijk betere tijden aan. Er was zelfs zoveel geld dat Luis een wielrenfiets kon aanschaffen en al snel bleek hij een groot klimtalent te zijn. Afzien was voor hem geen probleem, hij had van jongsaf aan niets anders gekend. In 1968 kreeg hij een profcontract bij de Spaanse Fagor-ploeg. Hij werd in zijn debuutjaar meteen Spaans kampioen op de weg. In 1969 won hij de Midi Libre en behaalde hij een tweede plaats in de Vuelta, waarin hij ook het bergklassement, de proloog en twee tijdritten won. Gesteund door deze goede resultaten maakte hij in 1970 de overstap naar de Franse formatie Bic. Hij won in 1970 de Ronde van Spanje. In de Tour de France had hij in 1969 moeten opgeven en werd hij in 1970 31ste; hij won wel een etappe.

In 1971 ontpopte hij zich echter als de grote uitdager van de verder ongenaakbare Eddy Merckx. Hij won de achtste rit met aankomst op de Puy de Dôme. Vier kilometer onder de top sprong Ocaña weg. Hij pakte maar vijftien tellen winst, maar het zelfvertrouwen van de mentaal niet altijd even sterkte Spanjaard deed het enorm goed en Merckx leek ineens niet zo onoverwinnelijk. Twee dagen later werd Merckx in de rit naar Grenoble uit het geel gereden nadat hij in de afdaling lek was gereden en zijn concurrenten Ocaña, Joop Zoetemelk en Bernard Thévenet een pact hadden gesloten. De Belg verloor ruim anderhalve minuut en Zoetemelk pakte het geel, op één tel gevolgd door Ocaña. In de elfde rit werd Ocaña een wielerlegende. Hij koos de elfde etappe naar Orcières-Merlette uit om twee vliegen in één klap te slaan: een voorschot nemen op de Tourzege en Merckx de genadeklap toedienen. Al na 25 kilometer ging de Spanjaard in de aanval. Merckx miste de slag. Hij liet medevluchters Zoetemelk, Lucien Van Impe en Joachim Agostinho al snel achter. Merckx kreeg van niemand hulp, terwijl Ocaña steeds verder wegliep. Op de streep in skioord Merlette bedroeg de voorsprong op Lucien Van Impe bijna zes minuten. Merckx werd derde op 8.42. Ocaña had in het klassement 8.43 voorsprong op Joop Zoetemelk, Merckx stond pas vijfde in de tussenstand op 9.46. Maar liefst 71 renners bereikten de aankomst na het sluiten van de controle. De tijdslimiet werd prompt opgetrokken, zodat alleen Walter Godefroot en twee Italianen hun valies moesten pakken. De Tour leek beslist, dacht ook Merckx. Maar hij wilde wel strijdend ten onder gaan. ‘Een ritzege is voor mij nu nog het hoogst haalbare,’ liet De Kannibaal zich na een van de meest sensationele Touretappes ooit ontvallen. In de daaropvolgende rit naar Marseille over 251 kilometer naar Marseille ging Merckx vanaf de start met een aantal ploegmaats van Molteni echter vol in de aanval, terwijl een verraste Ocaña in het peloton zijn troepen nog moest verzamelen. Na een ziedende tocht bereikten ze de streep met meer dan een uur voorsprong op het snelste schema, maar het hele offensief leverde Eddy Merckx nauwelijks twee minuten op. Wat belangrijker was dat de mentaal toch al niet zo heel sterke Spanjaard weer ging twijfelen, ondanks de comfortabele voorsprong. Opnieuw finishten dertien renners buiten tijd, waarvan acht Spanjaarden, maar ook die mochten de andere dag allemaal weer starten. Bij de coureurs die twee keer te laat de finish haalden, hoorde José Manuel Fuente, een hypernerveus Spaanse klimmertje.

Aan het begin van de derde week ging het peloton de Pyreneeën in. De voorsprong van Ocaña was comfortabel: 7 minuten en 23 seconden. Hij zou in het geel rijden door het gebied waar hij opgroeide, zou finishen in Spanje, in de streek waar hij zoveel ellende had gekend in zijn jeugd. Fuente ontketende in de aanloop naar de Col de Menté een offensief terwijl in de verte het onweer dreigde. Tijdens de beklimming van de Col de Menté begon het keihard te regenen en hagelen. Merckx ging in de afdaling als een kamikaze naar beneden. Hij wist dat Ocaña geen goede daler was en dat hij nogal eens onderuit ging. De ploegleider van BIC vertelde de Spanjaard niet te veel risico te nemen. Het was niet erg om wat tijd te verliezen, de voorsprong was groot genoeg. Maar dat advies sloeg Ocaña in de wind. Hij ging in het wiel zitten van Merckx, hoewel hij amper wat zag. Hij had zijn voeten al eens gebruikt om te remmen toen hij een bocht leek te missen. Een paar bochten later ging het wel mis. In een door modder, regen en hagel nat geworden bocht ging eerst Merckx, die een rotswand had geraakt, onderuit. Ocaña overkwam hetzelfde. Merckx pakte zijn fiets en ging meteen door. De Spanjaard stond er in zijn gescheurde en besmeurde gele trui bedremmeld bij. Op dat moment kwam Zoetemelk door de bocht en die kon de bocht ook niet houden en knalde recht op Ocaña. Of het niet genoeg was, vloog ook Agostinho nog af op de naar lucht happende Ocaña. De Portugees trof de net opgestane Ocaña vol in de borst, die nu definitief neerging. In de gele trui stapte de huilende en naar lucht happende Spanjaard in een ambulance. Een zekere Tourzege was hem ontnomen. Merckx weigerde na afloop de gele trui, zou die een dag later niet dragen om zo eer te bewijzen aan pechvogel Ocaña. Na het uitvallen van zijn rivaal zou hij er aan getwijfeld hebben door te gaan, hij wist dat zijn eindzege in 1971 altijd omgeven zou blijven door de vraag ‘wat als’. De beste renner in koers was hij niet geweest. Merckx ging toch door, ging voor de start van de zeventiende etappe langs bij Ocaña thuis. Vrienden waren ze niet, maar Merckx wilde zijn medeleven en respect tonen. Merckx won uiteindelijk met tien minuten voorsprong op Zoetemelk zijn derde Tour op rij. En Ocaña? Zijn toestand bleek in het ziekenhuis mee te vallen, hij had kneuzingen aan zijn borstkas en schouder en was in shock. Na een dag mocht hij naar huis, wel had hij nog weken last van kortademigheid.

In 1972 werd Ocaña op afstand gefietst in de proloog, de ploegentijdrit, de eerste tijdrit en de eerste bergrit. Hij verloor verder tijd op de Mont Ventoux, eindigde in het spoor van Merckx in de rit naar Orcières-Merlette waar hij het jaar daarvoor zo ongenadig had uitgehaald en startte uiteindelijk niet meer in de 15de rit, toen hij al op twaalf minuten gerangschikt stond. In 1973 troffen hij Merckx weer in de Ronde Van Spanje, waarin Merckx won zes ritten en het klassement won. De Belg liet dat jaar de Tour de France schieten, zodat Ocaña eindelijk de kans kreeg zijn grote droom te verwezenlijken: De Tour winnen. Voor hem toch met ieis minder glans omdat zijn grote concurrent ontbrak. Zijn andere tegenstanders werden door hem compleet gedeclasseerd. Hij won zes ritten en had op het einde bijna zestien minuten voorsprong op Bernard Thévenet. In de rit naar Les Orres kon Fuente nog eindigen op 58 seconden, maar de nummer drie (Mariano Martinez) zat al op zeven minuten en de nummer vijf (Joop Zoetemelk) kwam na iets meer dan twintig minuten over de streep.

Daarna liep de carrière van Ocaña snel ten einde. In 1974 miste hij de Tour wegens ziekte, een jaar later gaf hij op met knieproblemen, in 1976 werd hij veertiende en was het beste er af en in zijn laatste Tour van 1977 eindigde hij roemloos als 25ste. Het zou trouwens ook de laatste Tour zijn van Eddy Merckx, die als zesde eindigde. Ocaña won in de wielerloopbaan 110 wedstrijden. Privé had hij een leven vol drama’s. Al tijdens zijn carrière kocht Ocaña een wijngaard, niet handig omdat de Spanjaard maar moeilijk voor de drank af kon blijven. Hij ging aan de slag als commentator en verloor tijdens een rustdag van de Tour van 1979 tijdens een plezierritje door de Franse Alpen de macht over het stuur. Hij brak zijn onderarm en kaak en hield aan het ongeluk een slecht oog en een doof oor over. Hij had een turbulent leven met een jarenlange minnares. Op 19 mei 1994 zette hij in zijn huis in Caupenne-d’Armagnac een pistool tegen zijn hoofd en haalde de trekker over. Luis Ocaña wist op dat moment al dat hij niet lang meer te leven had. Bij een bloedtransfusie, die hij nodig had na een auto-ongeluk, had hij hepatitis B opgelopen en hij wist dat de leverontsteking hem fataal zou worden.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: