FRITS EIJKEN
Frits Eijken (Jakarta, 30 juni 1893 – Zwolle, 6 juni 1978) was een Nederlands roeier, die lid was van de Delftse studentenroeivereniging D.S.R.V. en die in Delft werd opgeleid tot ingenieur. Hij nam één keer deel aan de Olympische Spelen, maar won bij die gelegenheid geen medaille. Op de Olympische Spelen van 1920 in Antwerpen maakte hij op 26-jarige leeftijd zijn olympisch debuut op het roeionderdeel skiff. De roeiwedstrijden vonden plaats op het kanaal van Willebroek bij Brussel, tussen de gehuchten ‘Drie Fonteinen’ en ‘Marly’, waarover ik morgen en overmorgen zal terugkomen. Met een tijd van 7.50,0 won hij de tweede serie en plaatste hij zich voor de halve finale, maar deze verloor hij van de Brits roeier Jack Beresford, die later zilver won, met drie lengtes verschil. Er vond geen wedstrijd plaats om de derde plaats, zodat de bronzen medialle ging naar degene die in de halve finale met het geringste verschil had verloren. Dat was de Nieuw-Zeelander Darcy Hadfield die met slechts 1,5 lengte in 7.49,2 verloor in de andere halve finale. Een jaar later haalde Eijken zijn revanche in Amsterdam, waar hij Europees kampioen werd, en Beresford, waar hij de Diamond Challenge Sculls won. Dat laatste is een internationale topwedstrijd roeien in de skiff heren open die jaarlijks wordt gehouden bij de Henley Royal Regatta op de Theems in Henley-on-Thames in Engeland. Deze wedstrijd werd voor het eerst gevaren in 1844 en werd slechts vier maal door een Nederlandse roeier gewonnen en tweemaal door een Belg. In 1892 was Janus Ooms (1892) de eerste Nederlandse winnaar, in 1921 gevolgd door Frits Eijken (1921) en in 1929 door Bert Gunther (1929). De vierde winnaar diende zich pas in 1996 aan: Merlin Vervoorn. De Belgische winnaars waren Wim Van Belleghem (1991) en Hannes Obreno (2016). Van het Europees Kampioenschap in Amsterdam in 1921 is een film bewaard gebleven die onderaan is weergegeven. Over de haast vergeten dubbelslag van Eijken in 1921 verscheen op 6 maart 1999 in Trouw onderstaand artikel van Rob Velthuis.
Als roeier Europees kampioen worden of de beroemde Henley Regatta winnen. Het was in 1921 moeilijk uit te maken wat belangrijker was, maar dat hoefde Frits Eijken ook niet. De skiffeur van Laga won beide in het jaar dat zijn vereniging met het rijke verleden 45 jaar bestond.
Vijftien jaar later, in 1936, wordt de prestatie van Eijken in de Henley Regatta in een jubileum-artikel in het Algemeen Handelsblad gelijk gesteld aan het ‘wereldkampioenschap’ van de gestuurde twee Brandt en Klein te Parijs in 1900. In werkelijkheid betrof het hier zelfs de eerste olympische titel die door Nederlanders werd behaald. ,,Eijken stelde in 1921 alle vroegere Laga-successen in de schaduw door de begeerde Diamond Sculls uit Henley naar ons land te brengen, dank zij een fraaie overwinning op den beroemden en sportieven Beresford, die de meerderheid van de ‘young Dutch giant’ moest erkennen.”
Sportief was deze latere (1924) olympische skiffkampioen zeer zeker. Zoals het persoonlijk verslag dat Eijken van zijn triomf schreef, laat lezen: ,,De prins van Wales was als toeschouwer in de juryboot aanwezig voor de verwachte Engelse overwinning. We lagen aan de start. ‘Are you ready? Go!’ ,,Een, twee . . .. acht, negen, tien: de start lukte best! 200m: Beresford slechts 2m voor. Daarna het open stuk tussen de bomen . . . ,,Wat is dat!?” Een paal verscheen vlak achter mijn riemblad en bij de recover schuurde mijn stuurboordriem over de drijvende balk. Houden aan stuurboord om bij te draaien! ‘All right’ klonk plotseling Beresford’s stem, en omziende zag ik dat hij een slag liet lopen. Ik herstelde mij zo snel mogelijk en Beresford liet mij bijkomen tot slechts driekwart lengte achter! Een spontaan applaus uit de juryboot bewees hoe de Hollanders deze loyaliteit waardeerden!”
Maar het was volgens Eijken niet de basis voor zijn triomf die hem tot lid van verdienste van Laga maakte. ,,Elk feit heeft zijn geschiedenis. Zo dank ik de Henley-overwinning in 1921 grotendeels aan mijn Engelse nederlagen van het jaar tevoren. Zij gaven mij een dieper inzicht in de eisen voor een goede stijl en deden mij de waarde van kundige leiding nog beter kennen.”
Die vond Eijken in Rotterdam bij J.M. Kolff, een arts die zijn coach werd. ,,De oefeningen werden naar Rotterdam verplaatst, waar de roeivereniging De Maas mij zeer sportief het gebruik van haar bootenhuis aanbood, en mevrouw Kolff in hare gastvrije woning mij dagelijks op een smakelijk roeiersmaal vergastte.” Onder leiding van Kolff werd Eijken later dat jaar op de Amstel Europees kampioen werd. ,,Zowel in Engeland als op het vaste land was nu gebleken, dat hij onoverwinnelijk was”, zo wordt in het jaarverslag 1921 over de prestaties van Eijken geschreven.
Of dat werkelijk zo was, kon niet worden aangetoond daar de olympisch kampioen van een jaar eerder op de Henley Regatta niet welkom was. De Britten hielden er namelijk merkwaardige regels op na. Toen de Amerikaanse roeier John B. Kelly zich in 1920 als voorbereiding op de Olympiache Spelen van Antwerpen bij de organisatie aanmeldde, werd zijn inschrijving niet geaccepteerd. Kelly werd erop gewezen dat zijn beroep van metselaar niet strookte met de amateurbepalingen. Handarbeiders konden niet als ‘gentlemen’ ofwel amateurs worden beschouwd. Het internationaal olympisch comité wilde niet zo ver gaan als de arrogante Britten, waarna de getergde Kelly Beresford van olympisch goud afhield. En Eijken, die vierde werd, van een medaille. Het was een van die nederlagen waaraan de Nederlander zijn triomftochten van een jaar later zou opdragen. Nimmer nam Kelly deel aan de Henley Regatta. Pas in 1947 roeide en won een Kelly de wedstrijd. Het was zoon John van de zich inmiddels tot multimiljonair opgewerkt hebbende John B.