LA GRANDE BOUCLE 27
Henri Desgranges, de oprichter van de Tour de France, was continue in de slag om zijn wedstrijd aantrekkelijker te maken. Daarbij dacht hij niet olp de eerste plaats aan een sportieve verbetering, maar vooral op een betere afzet van zijn krant, L ‘Auto, die de organisator van de ronde was. In de Tour de France van 1919 klaagde de journalisten dat ze er steeds grote moeite mee hadden om uit de kluwen renners degene te herkennen die bovenaan in de rangschikking stond. Met als extra argument dat dit voor de renners toch ook aantrekkelijke wetenschap moest zijn. Ze kwamen dus met het idee een leiderstrui in te voeren. Desgranges zag er wel wat in, want hij verwachten dat, omdat de trui elke dag opnieuw uitgereikt zou worden, er meer aanvallen en dus meer spektakel zou zijn. En meer spektakel betekent in zijn visie dus meer verkochte kranten. Omdat l’Auto op geel papier werd gedrukt, werd gekozen voor een gele leiderstrui. De eerste gele trui werd op 17 juli 1919 in Grenoble uitgereikt na afloop van de etappe Nice-Grenoble (333 kilometer). De gelukkige winnaar was de Fransman Eugène Christophe, maar die was helemaal niet gelukkig met de kleurentrui. Dat is op de foto’s van het historische moment ook wel af te lezen. Christophe meende dat hij niet in de koers veel te veel herkenbaar zou zijn voor zijn nadere concurrenten, wat hem zo belemmeren bij vluchtpogingen. In de veertiende rit (25 juli 1919, Metz-Duinkerke, 468 kilometer) raakte Christophe de trui weer kwijt. Dat hij de verdomde trui kwijt was, interesseerde hem niets. Dat hij tegelijkertijd de Tourzege verspeelde heel wat meer. De Belg Firmin Lambot was de eerste eindwinnaar die de gele trui in Parijs mocht aantrekken.
De gele trui bleek een doorslaand succes te zijn. In veel andere rondes werd ook een gekleurde leiderstrui ingevoerd. In de Ronde zelf werden in de loop der jaren steeds nieuwe klassementen met een bijpassende trui ingevoerd: een groene trui voor het puntenklassement, een witte trui voor het jongerenklassement en de bolletjestrui voor het bergklassement. Voor veel renners is het veroveren van zo’n trui een doel op zichzelf geworden, misschien wel belangrijker dan een etappezege. Met uiteraard de gele trui als ‘de heilige graal van de wielerschaal’. In de loop der jaren hebben achttien Nederlandse renners de gele trui gedragen. De eerste was Wim van Est die in 1951 na de twaalfde etappe de trui mocht dragen. Hij zou ook in 1955 en 1958 in totaal drie dagen de trui dragen. Nederlands koploper is Joop Zoetemelk met 22 gele truien. Onze andere Tourwinnaar Jan Janssen droeg slechts twee dagen de gele trui, eentje in de Tour van 1966 en eentje na afloop van de Tour in 1968. Dat was wel een erg belangrijke!. Na dertig jaar droeg dit jaar Mike Theunissen dit jaar als achttiende Nederlander de trui, twee dagen nog wel. Hij was er aanzienlijk blijer mee dat Eugène Christophe. Ook mevrouw Christophe leek niet blij met het nieuwe kledingstuk voor manlief.