MINISTERIE VAN KOLONIËN
47e HINK-STAP-SPRONG DOOR DE TIJD
Het Ministerie van Koloniën was een Nederlands ministerie dat alle zaken met betrekking tot de Nederlandse koloniën regelde. Vanaf 1829 was het ministerie gevestigd in het Huygenshuis. In 1860 werd een eigen ministeriegebouw in Den Haag gebouwd, het eerste ministeriegebouw dat als zodanig werd ontworpen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het ministerie van 1940 tot 1945 in Londen gevestigd. Het kabinet was vanaf 1959 gevestigd op Plein 1813.
In 1674 was de eerste West-Indische Compagnie ontbonden, omdat het bedrijf in grote financiële problemen was geraakt. Een jaar later werd een tweede West-Indische Compagnie opgericht, want er waren immers nog wel koloniën waarvan de zaken behartigd moesten worden en de vraag naar de handel met het westen (die overigens vooral de handel in slaven betrof) bleef ook groot. Deze compagnie zou het langer volhouden, maar in 1792 waren de inkomsten zo ver teruggelopen dat besloten werd ook deze West-Indische Compagnie op te heffen. Rond 1800 werd zonder succes gekeken of er voldoende belangstelling was om voor een derde keer een compagnie op te richten. Na ontbinding van de West-Indische Compagnie in 1792 werd er een Raad der Amerikaansche Coloniën en Bezittingen opgericht, die in 1806 onder koning Lodewijk Napoleon Bonaparte weer werd opgeheven. In de plaats hiervan werd op 29 juli 1806 het Ministerie van Koophandel en Koloniën opgericht, met aan het hoofd Paulus van der Heim, de zoon van de Rotterdamse burgemeester Jacob van der Heim, de man die steeds in één adem werd genoemd met Kaat Mossel, de fervente Orangiste. Op 8 juni 1808 werd dat ministerie omgedoopt in het Ministerie van Marine en Koloniën, met wederom Pauls van der Heim als bewindsman, de eerste in een lange lijst van ministers voor dit ministeries en haar opvolgers.
Tijdens de inlijving van Nederland bij het Eerste Franse Keizerrijk op 13 juli 1810 bestond het ministerie verder als afzonderlijke afdeling (Division Hollandaise) onder het Franse Ministère de la Marine et des Colonies in Parijs. Nadat in 1813 weer waren vertrokken, werd er op 6 april 1814 een Departement voor de Zaken van Koophandel en Koloniën opgericht, maar onder de hiërarchie van koning Willem I stond er slechts een secretaris-generaal aan het hoofd. Pas op 18 maart 1818 komt er voor de eerste keer een minister aan het roer van het ministerie, dat dan is omgedoopt in het Ministerie van Publiek Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën. Na 1824 schijnt het een terugkerende gewoonte te zijn geworden om bij elke nieuwe regering te komen tot een herschikking van de ambtelijke dienst, waarbij ‘Koloniën’ gecombineerd wordt met afwisselend Nationale Nijverheid, Waterstaat en/of Marine. Pas op 1 januari 1842 wordt het definitief het Ministerie van Koloniën. Dat blijft zo tot 1945 toen de naam werd gewijzigd in Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen. In 1951 werd de naam opnieuw gewijzigd, dit maal in Ministerie voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen, in 1953 in Ministerie van Overzeese Rijksdelen, in 1957 in Ministerie van Zaken Overzee en in vanaf 18 augustus 1959 houdt als gevolg van het voortschrijdende proces van dekolonisatie het ministerie op te bestaan als zelfstandig departement. Vanaf dat moment werd een afzonderlijk “kabinet” (afdeling), eerst onder de vicepremier (1959-1971), later als Kabinet voor Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Zaken (1971-1975), na de onafhankelijkheid in 1975 van Suriname als Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse Zaken (1975 – 1985) en Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (1985-1998), nadat Aruba per 1 januari 1986 haar status aparte had gekregen, Vanaf 1998 is er het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de loop der jaren heeft een lange lijst aan ministers aan het hoofd gestaan van met Ministerie, waarvan Alexander Idenburg het het selecte groepje behoort die die maal het ministerschap bekleedde. Recordhouder is Charles Welter die vijf maal minister was, maar wel in een periode dat de kabinetten in recordtijd elkaar opvolgde.
Vroeger beschikte het ministerie over eigen strijdkrachten om de koloniale belangen te verdedigen. Vanaf 1832 viel het Nederlands-Indisch Leger (vanaf 1836 Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, KNIL) onder het Ministerie van Koloniën. De KNIL werd opgeheven op het moment dat in juli 1950 de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië plaatsvond. Van 1868 tot 1957 viel ook de Troepenmacht in Suriname (TRIS) en haar voorgangers onder het ministerie of diens opvolgers. Vanaf 1957 maakte de TRIS deel uit van de Koninklijke Landmacht; bij de soevereiniteitsoverdracht aan Suriname in 1975 werd de TRIS opgeheven.