JULIA TULKENS
Julia Tulkens (Tienen, 6 oktober 1902 – 12 maart 1995) was een Vlaams dichteres. Ze werd geboren als Julia Boddaer als dochter van een Vlaamse vader en een Waalse moeder. Ze volgde een tweetalige opleiding op de kweekschool van Jodoigne en studeerde later aan de Nederlandstalige afdeling van de kweekschool te Geldenaken. Als zestienjarige meisje werd ze verliefd op de drie jaar oudere Franstalige dichter Maurice Carême die aan dezelfde kweekschool zijn opleiding genoot. In 1922 trouwt ze met Leo Tulkens (†1967), een leraar en historicus, die haar aanspoort om Nederlands te schrijven. In 1931 debuteerde ze met Heibloempjes, daarna volgde De liedjes van Hilda (1932), Liederen bij schemeruur (1933), Krans (1934) en Veertien kinderliederen (1936). Dit waren vooral klassieke huiselijke poëzie onder de invloed van de gedichten van Alice Nahon. Het gaat om emotioneel sterk geladen, maar sobere poëzie, niet echt ‘klassiek’, maar toch mijlenver verwijderd van het expressionisme.Die werden niet slecht ontvangen, maar toch ook weer met de nodige kanttekeningen. Zo schreef Jan Vercammen in zijn recensie in De Tijdstroom, tijdschrift voor kunst en letteren (jaargang 4, 1933-1934) over Liederen bij schemeruur: ‘Dat deze bundel gedichten voorafgegaan is van een inleidend woord van Hélène Swarth vinden we minder gelukkig. Het zegt trouwens niet veel. De reproduksie naar een schilderij van Pierre Abattucci is niet bizonder gelukt. Het beste van dit boek zijn gelukkig de gedichten zelf, en hierom gaat het. Deze bundel bevestigt, wat hier reeds werd gezegd bij de bespreking van haar bundel kindergedichten, dat Julia Tulkens een zeer eigen en lief geluid in onze poëziewereld heeft aangeheven. In ‘Liederen van Hilda’ lag een schone verwantschap met de Duitse dichteres Ruth Schaumann in haar kinderpoëzie. En dat is veel gezegd. Hier lijkt de dichteres meer verwant aan Alice Nahon, ze is zelfs in sommige passi pregnanter. Zij haalt het wel eens niet in zake ambachtelike vaardigheid, maar ze schijnt me eerliker te zijn in haar gedichten, waarin eveneens het konfessioneel element overheerst. We wensen deze begaafde dichteres dat ze zich kunne vrijmaken van een zekere sentimenteliteit (die diminutieven!) die de zuiverheid van een vers hier en daar wel eens vertroebelen; dat ze niet, zoals Alice Nahon, verzande in zelf-herhaling, maar het gezichtsveld van haar poëties beleven breder en breder uitgroeie. Ze moet het verwijt van individualisme niet vrezen (dat is voor een dichter eer een erenaam!) maar ze
mag zich niet opsluiten in haarzelf. Dat ze de schoonste mogelikheden ontdekke in haar kracht om boven de desilluzie van het leven uit te stijgen. We luisteren intussen bekoord naar haar lied, en als de slottoon is verklonken blijft in ons een schoone verwachting levend naar de groei van deze begenadigde vrouwenziel.’
Haar bundel Ontvangenis uit 1936 veroorzaakte door het licht ‘sensuele’ karakter nogal wat deining in het katholieke Vlaanderen, waarmee ze nogal wat taboes doorbreekt. Julia Tulkens schrijft over erotische verrukking en over het moederschap als bekroning van de lichamelijke liefde. Er is heel wat deining, maar ze kreeg waardering van erkende meesters als Marnix Gijsen en Willem Elsschot. In 1938 volgt de bundel Vader over haar overleden vader, waarin de dood centraal staat. De dichteres krijgt er de literaire prijs van de provincie Brabant voor. Na een aantal jaren als onderwijzeres te hebben gewerkt, werd ze medewerkster bij de nationale radio-omroep (lezingen voor de schoolradio, uur van de vrouw, reisverhalen, kinderuurtje, brief van de maand, vrouwenfiguren door de eeuwen heen) en bij BRT 2 Hasselt (het wekelijkse Nachtlichtje). In 1950 verschijnt De Aardse bruid, opnieuw een lofzang op de liefde, vol ‘opzienbarende heftigheid en ongewone openhartigheid’. Tulkens ontvangt de Vijfjaarlijkse Prijs van de Vlaamse Provincies. Na de dood van haar man verschijnt Germarmerd in de tijd (1976), haar laatste belangrijke bundel, met heimwee als belangrijkste onderwerp. In 1978 rolden haar Verzamelde Gedichten van de pers. Tien jaar later publiceert Tulkens hieruit de selectie In u vergroeid. In 1991 verscheen tot slot De eeuw is aan het kantelen. Een overzicht van haar werk is te vinden op DBNL.
Julia Tulkens werd ereburger van drie gemeente in Vlaams-Brabant: Tienen, Linter en Landen. In elk van deze gemeente is een gedenkplaten voor haar aangebracht. Verder schrijven deze drie gemeenten gezamenlijk om de twee jaar een poëzieprijs uit ter nagedachtenis van de dichteres Julia Tulkens. Ter ere van de tiende editie van deze prijs werd de Julia Tulkens praline op de markt gebracht: ‘Poëzie gaat veel verder dan woorden. Poëzie verzet zinnen en tast alle zintuigen af. Dichteres Julia Tulkens wist dit. Julia Tulkens was een levensgenieter, een filosofe, een dromende ziel. Ze hield van al het goeds dat het leven bracht. Zij goot het in woorden en genoot er op die manier van. Maar bijna evenveel genoot ze van een glaasje Grand Marnier in goed gezelschap, samen met een witte Manon-praline. Er is nu met de gedachte van een French Coffee in het achterhoofd een praline ontwikkeld in drie lagen, zodat iedere laag maximaal tot zijn recht komt in de mond. Mandarijngelei, koffie-boterroom en praliné, op smaak gebracht met Grand Marnier, zodat dit een praline vormt die voor iedereen van de familie toegankelijk blijft. Om het geheel af te werken, wordt iedere praline voorzien van de initialen van Julia Tulkens.’