CLAUDE MONET IN ZAANDAM 2
Claude Monet (Parijs, 14 november 1840 – Giverny, 5 december 1926), de Frans impressionistisch kunstschilder, bezocht Nederland drie keer in de jaren 1870-1880. In 1871 verbleef hij vier maanden in Zaandam, begin 1874 bezocht hij Amsterdam en in 1886 werkte hij in de bollenstreek. Tijdens deze verblijven zou hij 42 schilderijen maken met typisch Hollandse onderwerpen als riviergezichten met molens en bootjes, stadsgezichten van Amsterdam en tulpenvelden. In een eerdere reeks van zeven blogs is al bericht over de dertien de schilderijen die Monet in Amsterdam en Zaandam maakte. In Monet in Zaandam 1 is nader ingegaan op zijn verblijf in Zaamdam en op het enige portret dat hij gedurende zijn drie verblijven in Nederland maakte, het portret van juffrouw Guurtje van de Stadt. Guurtje (20 oktober 1854 – 5 januari 1936). Verder schilderde Monet in Zaandam alleen maar riviergezichten aan de Zaan, vaak met molens of kleine zeilboten en een aantal havengezichten. In totaal, inclusief dat zeldzame portret, 25 Zaanse werken van de Fransman. De Zaanse schilderijen vormden de eerste grote groep werken van één locatie en één ononderbroken periode. Terug in Frankrijk paste Monet deze werkwijze steeds vaker toe, wat leidde tot beroemde series zoals de korenmijten, de populieren langs de rivier l’Epte, de kathedraal van Rouen en de waterlelies in Giverny. Monet was net op tijd om het oude Zaandam vast te leggen, toen de molens nog maalden en de schepen nog zeilden. De industriële revolutie kwam in bijna heel Europa op gang en door de opkomst van stoommachines veranderde binnen een paar jaar voorgoed het kenmerkende molenlandschap van de Zaanstreek, zoals Monet dat nog net kon waarnemen.
Drie van de Zaanse schilderijen betreffen de molen Het Oosterkattegat, waarvan er twee in onbekend buitenlands particulier kunstbezit zijn en één eigendom is van het Ashmolean Museum in Oxford, een universiteitsmuseum met de gigantische particuliere collectie van Elias Ashmole en de vele latere uitbreidingen. Zaandam had vroeger een groot buitendijks terrein dat vooral plaats bood aan balkenhavens en houtzaagmolens. Het kreeg van Nederlandse zeelieden de naam Kattegat, verwijzend naar de nauwe doorgang dier er voor de schepen was. In 1650 werd de Nieuwe Haven van Zaandam gegraven om te zorgen voor verruiming, waardoor ook het Oosterkattegat en Westerkattegat anders moesten worden ingericht. Na de aanleg van de Nieuwe Haven werd het daarbij laag omdijkte gebied een centrum van houtzagerij en scheepsbouw. Er stonden enkele houtzaagmolens, onder meer Het Oosterkattegat, er lagen balkenhavens en er was een aantal scheepswerven gevestigd. Voor de aanleg in 1876 van het Noordzeekanaal was er in Zaandam een locatie die bekend stond als het Oosterkattegat en het Westerkattegat, waar vele molens stonden en hout werd verwerkt. Voor Zaandam had de aanleg van het Noordzeekanaal grote gevolgen. De open verbinding met het IJ en het kanaal dreigde te verdwijnen. Door het graven van zijkanaal G, dat in 1879 in gebruik kon worden genomen, werd voor Zaandam de toegang tot het kanaal gewaarborgd. In 1883 werd het Oosterkattegat doorgraven en ontstond een vaargeul van het kanaal naar de sluis in Zaandam. Door deze zijkanalen kwam wat als bekend stond als Het Eiland ook echt helemaal los te liggen van de omgeving. Al snel kromp het belang van het Kattegat omdat de Zaanse scheepsbouw na 1880 behoorlijk inkromp. Vanaf die periode verdwenen steeds meer scheepswerven en molens om plaats te maken voor woningbouw en fabrieken.
In februari 1694 was aan Huybert Hendricksz Kat een zogenaamde windbrief afgegeven waarmee hij het recht kreeg een molen te laten draaien. Deze van oorsprong houtzaagmolen werd in 1743 omgebouwd naar een oliemolen en veranderde in 1855 voor een tweede maal van bestemming; de molen werd vanaf dat moment gebruikt om verfhout te vermalen. Het was slechts uitstel van executie voor een onherroepelijk eind. Op 21 april 1870 werd de eerste steen gelegd voor De Vooruitgang, wat bedoeld was als de eerste stoom-verfhoutmalerij in de Zaanstreek, maar zou de enige blijven. Eind negentiende eeuw werden de plantaardige verfstoffen vervangen door chemische varianten, waardoor het vermalen van het verfhout tot het verleden ging behoren. Men ging zich toeleggen op een andere tak van de verfindustrie: het vermalen van mineralen tot poeder. De Vooruitgang werd verbouwd van verfhoutmalerij tot pigmentmalerij. De tijd van de windmolens was voorbij en de eerste molen die gesloopt werd was Het Oosterkattegat, waarmee een eind kwam aan de lange geschiedenis van de molen. In juni 1896 werd begonnen met de afbraak van de molen. Een gedeelte van zijn binnenwerk werd geplaatst in De Vooruitgang. Op het erf van de gesloopte molen werd een scheepshelling gebouwd. In 2001 zijn de gebouwen van deze scheepswerf gesloopt en is het terrein gevlakt. Monet schilderde de molen dus op het moment dat De Vooruitgang net in gebruik was en de sloop van de oude molen al haast te voorzien was.