KARL SCHMIDT-ROTTLUFF
Karl Schmidt-Rottluff (Rottluff, 1 december 1884 – Berlijn, 10 augustus 1976) werd als Karl Schmidt geboren in het dorp Rottluff, dat tegenwoordig een stadsdeel is van Chemnitz. Vanaf vanaf 1905 noemde hij zich Schmidt-Rottluff, misschien wel gelijktijdig met de oprichting van de Künstlergemeinschaft Die Brücke die op 7 juni 1905 in Dresden werd opgericht door hem, Ernst Ludwig Kirchner, Fritz Bleyl en Erich Heckel, vier studenten aan de Technische Hochschule te Dresden. In zijn beginjaren schilderde Schmidt-Rottluff in pointillistische stijl, maar onder invloed van het fauvisme begon hij wilder te schilderen. Voor de Eerste Wereldoorlog schilderde Karl Schmidt-Rottluff vooral landschappen en naakten. Daarbij werd hij ook beïnvloed door Afrikaanse primitieve beeldhouwkunst. Die Brücke had in november 1905 haar eerste tentoonstelling bij een kunsthandel in Leipzig. Blijkbaar maakte ze de nodige indruk, want reeds kort daarna meldde de voraanstaande kunsthistorica Rosa Shapire zich als passief lid van de vereniging. Karl Schmidt-Rottluff, die zij als hoogste inschatte, maakte in de periode 1911-1919 enkele portretten van haar. De expressionistische kunstenaarsgroep Die Brücke zou slechts een kort bestaan kennen in de beeldende kunst (1905-1913), maar een langdurende invloed uitoefenen. De naam werd door Karl Schmidt-Rottluff bedacht en was vermoedelijk afkomstig uit het werk Also sprach Zarathustra van Friedrich Nietzsche, die daarmee de overgang tussen oud en nieuw (verleden en toekomst) bedoelde. Snel na de oprichting sloten Emil Nolde, Max Pechstein, Otto Mueller en Cuno Amiet zich bij dit viertal aan. In latere jaren zou de Nederlandse schilder Kees van Dongen een tijdje bij Die Brücke betrokken zijn.
De groep had als oorspronkelijke bedoeling om gezamenlijk te gaan werken en al doende om zich helemaal los te maken van de uitgehold geachte academische stijltheorieën. Door deze collectiviteit bleef de individuele ontwikkeling van een eigen stijl lang uit. Soms is het bijna onmogelijk werken uit een bepaalde periode aan een bepaalde kunstenaar toe te schrijven. Vooral Kirchner en Heckel werkten erg overeenkomstig. De Brücke-kunstenaars wilden de essentie van het creatief vermogen direct en eerlijker in beeld brengen en aldus hun eigen emotie manifesteren. Ze zochten daarom hun inspiratie in het omringende leven, vooral in de natuur, in doordringende studies van het vrouwelijk naakt en in het stadsleven. Een essentiële inspiratiebron hierbij was de Noor Edvard Munch, die meerdere grote tentoonstellingen in Dresden hield. Vooral Kirchner was hiervan erg onder de indruk was. Een andere inspiratiebron was Vincent van Gogh. Schmidt-Rottluff heeft zelfs voorgesteld om de schilders van de Brücke-beweging ‘Van-Goghisten’ te noemen. In 1910 namen de leden van Künstlergemeinschaft Die Brücke deel aan de eerste expositie van de Neue Sezession, wat de benaming was voor verschillende separatistische kunstbewegingen die aan het eind van de 19e eeuw ontstonden en waarvan de kunstenaars afstand wilden nemen van de doelstellingen van een bestaande vereniging (vaak de te conservatief bevonden Akademie), nieuwe idealen wilden nastreven of een nieuw publiek wilden bereiken. Via deze tentoonstelling kwamen de leden van Die Brücke in contact met August Macke en Franz Marc, de mannen van de Neue Künstlervereinigung. In 1911 verhuisden Kirchner, Heckel en Schmidt-Rottluff naar Berlijn, waar Pechstein en Müller sinds 1909 al verbleven. In 1912 werd deelgenomen aan de Sonderbund Ausstellung te Keulen, gezamenlijk met de Der Blaue Reiter-groep van Marc en Macke. Het feit dat sommigen leden naar Berlijn uitweken terwijl de rest op de plaats van oprichting bleef, gaf al aan dat er onderlinge spanningen waren. Een belangrijk punt van verdeeldheid was dat Ernst Ludwig Kirchner de meeste eer kreeg, wat indruiste tegen het basisidee van een collectieve stijl en samenwerking. In 1913 publiceerde Kirchner zijn Brücke-Chronik, die door de andere leden unaniem met afkeuring werd begroet en rechtstreeks de ontbinding van Die Brücke inleiden.
De vier oprichters van Die Brücke; een schilderij van Ernst Ludwig Kirchner.
De kunstenaarsverenigingen Die Brücke en Der Blaue Reiter (waarvan onder meer Alexej von Jawnelsky, Marianne von Werefkin, Adolf Erbslöh en Gabriëlle Münter deel uitmaken) vormden de kern van het Duitse expressionisme. Ze waren beiden begonnen als een soort emotioneel impressionisme, maar werden al snel de tegenhanger van het Franse fauvisme. Vooral door Die Brücke kwam er in Duitsland een hernieuwde belangstelling voor de houtgravure, een medium dat door zijn moeilijke hanteerbaarheid in de tijd van de academische schildervoorschriften als onhandelbaar gezien werd. Karl Schmidt-Rottluff maakte in de jaren 1916-1919 bijna alleen maar houtsneden. Vanwege zijn oorlogservaringen (hij was vanaf 1915 soldaat aan het front in Litouwen en Rusland) en daarop volgende bekering hadden die houtsneden vooral een religieus karakter. Tussen 1918 en 1921 wordt hij lid van de Arbeitskreis für Kunst, een samenwerkingsverband van architecten, schilders, beeldhouwers en schrijvers. Deze organisatie was een reactie op het ontstaan van de arbeiders- en soldatenraden die na de beëindiging van de Eerste Wereldoorlog ontstonden. In dezelfde periode schrijft hij voor het tijdschrift Die Aktion, een literair en politiek tijdschrift, dat tussen 1911 en 1932 wordt uitgegeven. Het blad propageerde het expressionisme en was politiek gezien van linkse signatuur. Het werk van de kunstenaar verandert begin jaren twintig opnieuw ingrijpend. De kunstenaar vereenvoudigt figuratieve elementen en gaat werken met hoekige contourlijnen en fellere kleuren. Vergeleken met de andere leden van die Brücke ontwikkelt zijn werk zich tijdens zijn carrière het meest in de richting van pure abstracte kunst. Kortstondig (1931-1933) is Schmidt-Rottluff lid van de Pruisische Academie van Schone Kunsten. Het nationaalsocialistische regime van Hitler Duitsland maakt het de kunstenaar echter moeilijk en hij verkiest de eenzaamheid in een klein afgelegen plaatsje aan de Oostzee. In 1937 wordt zijn werk net als dat van Heckel, andere expressionisten en veel andere Duitse kunstenaars ‘entartet’ verklaard. Ruim 600 van zijn werken worden in 1938 uit de Duitse musea verwijderd en in beslag genomen. Het wordt hem in 1941 zelfs verboden om nog langer te schilderen. De brief die hem hierover werd gestuurd door Hitlers favoriete schilder, Adolf Ziegler, is bewaard gebleven. In deze brief stelt Ziegler onder andere: Uw schilderijen dragen niet bij aan de vooruitgang van de Duitse cultuur en U bent nog ver verwijderd van de culturele grondvesten van de nazistaat.
Na de Tweede Wereldoorlog wordt Rottluff leraar de Hochschule für Bildende Künste in Berlijn-Charlottenburg. Halverwege de jaren zestig schenkt hij 74 van zijn werken aan de stad Berlijn. Na zijn dood kan de stad over nog meer van zijn werken beschikken. In 1967 wordt het Brücke Museum te Berlijn geopend, mede op initiatief van Schmidt-Rottluff. Ook Erich Heckel heeft een groot aantal werken aan dit museum geschonken.
Zelfportretten van Karl Schmidt-Rottluff