GAUCHO (1868)
We hebben een romantisch beeld van Amerikaanse cowboys, opgedrongen door de vele films en tv-series die we in de loop der jaren hebben gezien. Dat beeld draait in eerste instantie om hun uiterlijk en de rest van hun voorkomen: hoed, laarzen, overhemd en gillet, eendagsbaard en altijd een paard in de buurt en een fles whiskey ook nooit ver weg. Gigantisch goede paardrijders, die cowboys. Altijd. Hun persoonlijkheid is al net zo rotsvast, wel afhankelijk of ze onder ‘the good guys’ of onder de bandieten vallen, maar altijd: stoer, snel genegen het recht in eigen handen te nemen, triggerhappy. Net zoals wij deze Amerikaanse cowboys hebben gegeneraliseerd en in onze geest het idee heeft postgevat dat vóór 1900 de gemiddelde Amerikaan er zo uitzag, is in mindere mate ook een vergelijkbaar beeld ontstaan van hun Argentijnse collega, de gaucho. Net zo stigmatiserend en generaliserend, want gaucho’s maakten sinds hun opkomst in de 18e eeuw maar een heel klein deel uit van de Argentijnse bevolking. Die kleine groep heeft echter wel een dikke stempel gedrukt op de Argentijnse cultuur. Dankzij de gaucho kan men vandaag de dag in Argentinië niet zonder maté, niet zonder asados en niet zonder het kaartspel truco; ook speelt men graag iets op de guitarra criolla en geniet men van de folkloremuziek van de pampa waarvan Mercedes Sosa het grote voorbeeld is. Zoals de cowboys hun vrije tijd graag in de saloon doorbrachten, lurkend aan de whiskey of aan de pokertafel, zo kon je de Argentijnse gaucho tot in de late uurtjes vinden in de pulpería, onveranderlijk met zijn poncho om het bovenlichaam. In deze eenvoudige tavernes kwamen ze om een warme hap te eten, jenever te drinken en wellicht een potje truco te spelen. In de pulpería had men vaak wat gitaren, zodat er folkloremuziek kon worden gespeeld en gedanst. Zo zijn onder meer chamamé, zamba, malambo en chacarera ontstaan: indrukwekkende dansen in plattelandsstijl waar veel voetenwerk, messen, laarzen en zelfs stierenballen aan te pas kwamen.
Aan dat clichébeeld heeft Charles Darwin een niet onaardige bijdrage geleverd toen hij in zijn boek A Naturalist’s Voyage Round the World als eerste het leven van de gaucho omschreef. Hij meende na zijn bezoek aan Argentinië dat gaucho’s slechts enkele basisbehoeften hadden voor hun leven op het platteland: gras voor het paard; het paard zelf dat hun huis, vervoermiddel en kameraad was; water; vuur en vlees, omdat ze weinig ander voedsel tot zich namen. Ze sliepen onder de sterrenhemel met het zadel als kussen en hechten veel waarde hechtten aan hun dagelijkse dosis maté, een goede warme poncho, sigaretten en jenever (geïmporteerd uit jawel, de Lage Landen). De gaucho was vooral een vrijbuiter, die weigerden het lot te gaan van veel boeren die door de grootgrondbezitters voor een karig loon hard op hun land moesten werken. Een gaucho nam genoegen met een karig bestaan in ruil voor een vrij leven. Net als hun soortgenoten in de Verenigde Staten, de cowboys, stonden de Argentijnse gaucho’s niet bekend om hun harde werken, maar juist om hun losse levensstijl. Met hun paard als vrijwel hun enige bezit en de uitgestrekte pampa’s altijd tot hun beschikking. Natuurlijk moesten ze wel ergens van leven. Altijd te paard verplaatsten ze vee naar nieuwe weiden of naar plekken waar de koeien verhandeld zouden worden, bijvoorbeeld de haven van Buenos Aires. De gaucho’s stonden bekend om hun kennis van paarden en van de klimaatzones waarin ze hun bestaan hadden.
Wat is nu volgens de Nederlandse woordenboeken de betekenis van gaucho? Algemeen Nederlands Woordenboek: ‘Iemand die te paard kuddes hoedt op de uitgestrekte grasvlaktes of pampa’s van Zuid-Amerika, met name in Argentinië; Argentijnse veedrijver’; Katholieke Encyclopaedie (1933-1939): ‘Kleurling in Argentinië, die als koeherder bij farmers in dienst is. Bekend als uitstekende ruiters. Anthropologisch als een vermenging van rassen te beschouwen; mogelijk grootendeels van Indiaansche afkomst’; Kramers Woordentolk (1948): ‘Bereden herder in Argentinië’ ; Oosthoek Encyclopedie: ‘m. (-’s), oorspronkelijk bewoner van de pampa in Zuid-Amerika, later m.n. bereden veehoeder. De oorspronkelijke gaucho leidde een nomadisch leven in de pampa’s van Argentinië en Uruguay. Hij was meestal van gemengd Spaans-Indiaanse afkomst. Zijn voornaamste bezigheden bestonden uit: leerbewerking, het temmen van paarden en het bewaken van duizenden runderen en schapen. Hij was een uitmuntende ruiter en zeer bedreven in het gebruik van bola’s en de lasso. De gaucho werd beschouwd als de held van de onafhankelijkheidsoorlogen, geromantiseerd ca. 1850 in de Argentijnse litteratuur en muziek. De gaucho’s zijn verdwenen toen het land werd afgerasterd en er steeds meer akkerbouw kwam’ ; Mijn Woordenboek: ‘Agrarisch beroep, Argentijnse cowboy, Argentijnse veedrijver, Bereden herder in Argentinië, Mexicaanse cowboy, Zuid-Amerikaanse cowboy, Zuid-amerikaanse veeknecht ; Etymologiebank: ‘gekleurde koeherder; Encyclo: ‘Nomadische veehoeder in Argentinië en aangrenzende staten’ ; Wikipedia: ‘Gaucho is in Argentinië, Paraguay, Uruguay en in het zuidelijk deel van Brazilië (hier: Gaúcho) de benaming van voornamelijk nakomelingen van Spanjaarden en Indios, die zich op de pampas bezighouden met veehoeden. De beeldvorming rond deze folklore heeft het plaatje van de Zuid-Amerikaanse gaucho`s net zo geromantiseerd als dat van de Noord-Amerikaanse cowboys. Tot de belangrijkste economische successen van de gaucho’s behoren het rundleer en later het gedroogde vlees. Tegenwoordig wordt het begrip in de omgangstaal wel gebruikt voor alle Argentijnen.
Dat clichébeeld van de gaucho’s wordt nog graag in stand gehouden. Bij de installatie van paus Franciscus, op 17 december 1936 geboren als Jorge Mario Bergoglio in Buenos Aires, in 2013 werd in Rome een tentoonstelling gehouden waarin de gaucho centraal stond en met als wervelende titel ‘Gauchos and God: Pope draws life lessons from Argentine cowboy culture’. Het begeleidend schrijven stelde: ‘Dressed in a woolen poncho, leather boots and silver spurs, the traditional gaucho was the cowboy of Argentina’s immense plains, herding cattle and living a simple, hard life far from family and close to nature. Though a little rough around the edges, gauchos were generally known to be respectful, loyal, honest and proud, rooted to a code of ethics that valued work and solidarity.‘ De gaucho als opperste bewijs van christelijke deugdzaamheid. Ik kan me voorstellen dat men er op de uitgestrekte pampa smakelijk om heeft kunnen lachen. Ook de toeristensector doet er graag aan mee, bijvoorbeeld door in een reclame een ronkende tekst over de hedendaagse gauchos op te nemen: ‘Als je over gaucho’s spreekt doe je dat vaak in de verleden tijd, maar de gaucho is (nog) geen uitgestorven fenomeen. Je komt ze tegen in kleine dorpjes te midden van de pampas. Met hun broek in hun laarzen gestoken, hun zakdoek omgeknoopt, petje op en hun mes aan de riem gehangen. In veel van die dorpjes wordt de gauchocultuur en de streekfolklore levend gehouden met festivals. Denk hierbij aan veel muziek en dans, veel verhalen en veel eten. Dit zijn de momenten waarop het hele dorp uitloopt! Ook midden in Buenos Aires vind je zo`n plek genaamd Feria de Mataderos, of ook wel de markt van de mataderos. Dè locatie in Buenos Aires om kennis te maken met het typische gaucholeven, zien, horen, ruiken en proeven.’ Over de echtheid bij die lokale festivals en de markt in de hoofdstad kunnen de nodige vraagtekens gezet worden. Volendam en Amerikanen schieten me dan als eerst te binnen. Echter lijkt het te zijn in het zuidelijke deel van Argentinië, in Patagonië, zoals blijkt uit dit mooie verhaal op Lonely Planet (wel een reisvakantieboer!)