JOHAN MIERA – LEVE DE BURGERORLOG
In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw voelde een groot aantal Nederlandse schrijvers zich aangetrokken tot het Rusland van na de revolutie en was lid of sympathisant van de Communistische Partij Holland (CPH). In 1930 deden Freek van Leeuwen, Jac. van Hattum, Klaas Smelik en Jef Last in het tijdschrift De Nieuwe Weg een oproep om een Arbeiders-Schrijverscollectief op te richten. Wat zij met dit collectief voor ogen hadden, wordt goed uitgedrukt door de volgende tekst: ‘Kameraden, de tijd is rijp, de burgerlijke literatuur sterft aan haar eigen rotheid, het proletariaat hunkert naar beter voedsel. Alle arbeiders en alle jonge auteurs die bereid zijn zich aan de proletarische discipline te onderwerpen, zijn welkom.’ Er was vrij veel animo en nog datzelfde jaar werd het ‘arbeiders-schrijverscollectief’ Links Richten werd opgericht. Niet lang daarna werd besloten het gelijknamige tijdschrift uit te geven, waarvan in de jaren 1932 en 1933 elf nummers zouden verschijnen. De eerste publicatie van het collectief was echter een manifest naar aanleiding van een huurstaking in de Rotterdamse Tuinderstraat. De tekst was van Bertus Meijer en Freek van Leeuwen en het pamfletje werd voor één cent verkocht. De latere uitgever Geert van Oorschot, van wie de gedichtenbundel Gevangenis door het collectief werd uitgegeven, was in de beginfase van Links Richten van organisatorisch belang. Het tijdschrift Links Richten bevatte, naast beschouwingen over communistische literatuur, korte verhalen, poëzie en boekbesprekingen. Tot de vaste auteurs behoorden Freek van Leeuwen, Bertus Meijer (1900-1980), Jef Last, Maurits Dekker (1896-1962), G.J.M. van het Reve (1892-1975), A.J. Koejemans (1903-1982) en Anton de Kom (1898-1945). Bekende kunstenaars zoals Joris Ivens, Theun de Vries, E. du Perron en Jacques Gans leverden eenmalig een bijdrage. Het tijdschrift hield op te bestaan toen er onenigheid ontstond over de aanleiding tot de Rijksdagbrand. Velen waren het niet eens met het officiële standpunt van de CPH dat Marinus van der Lubbe een handlanger van de nazi’s was geweest en beëindigden hun medewerking.
In nummer 3 van Links Richten verscheen in 1932 de bijdrage ‘Leve de burgeroorlog’ van een verder totaal onbekende Johan Miera, waarin deze de gezapige burgers waarschuwt voor de dreiging van het opkomende fascisme en nationaalsocialisme.
Ja, vreedzame burger, ril van afschuw: burgeroorlog, revolutie. Je haat onrust, je huivert en denkt aan je vergaarde spaarpenningen en fatsoenlijk bestaan. Je hebt een woning met veel kamers, een radio en een bad met stroomend warm en koud water. Puffend aan een goed sigaartje, dommelend in een clubfauteuil, zit je bij de haard, koesterend je ziel en zaligheid in warmte en huiselijk geluk. Met je vrouw heb je het getroffen, je kinderen zijn gezond en worden al flink.
Laat in de avond. De Avro gaat sluiten. Je geeuwt het Wilhelmus mee, en aait de poes die voor je voeten ligt te spinnen. Dan ga je naar bed, waar je opnieuw bemerkt dat je gelukkig bent.
’t Is een slechte tijd. Je verdient wat minder nou ja, maar het zal wel weer eens beter worden. Je leest de krant. Volkerenbond-conferenties, brand, inbraak, de Koningin uit het buitenland teruggekeerd, relletjes, opstandige werkloozen, politie- sabels, gewonden, dooden: de orde hersteld. Verschrikkelijk, maar de orde is gelukkig hersteld. In mijn woning is ’t toch echt gezellig.
Oorlog! oorlog!!
Wie had dat verwacht?
Tegen wie?
Frankrijk, Engeland, Duitschland?
Het vaderland is in gevaar.
De radio krijscht brutaal het Wilhelmus. God zij dank, ik ben te oud en de kinderen te jong voor soldaat. Wat een geluk vrouw.
Oorlog. ‘k Heb nog een paar aandeelen Koninklijke olie, ze loopen op als de koorts. Oorlog, ontzettend; die arme soldaten. Maar het zal niet zoolang duren als in 1914. Ze doen het nu met gas.
Je zit met vrouw en kinderen knus te ganzenborden. Een eigenaardige, scherpe lucht dringt door de naden en kieren van je gezellige woning. Het spel wordt gestaakt, om eens even in de oogen te wrijven, die beginnen te tranen. Wat is dat vrouw? Gas… dat is… gas! Radeloos van angst, machteloos tegen het onzichtbare gevaar, gil en schreeuw je als waanzinnig: Gas… Jezus Maria… Help… gas!
Reeds half bedwelmd klampen je kinderen zich krampachtig aan je vast. Je vrouw valt in onmacht. Je wil nog schreeuwen O, God ik smeek…… Help! Maar je kunt niets meer uitbrengen; je god hoort je net zoo min als de millioenen kreunende gewonden op de slagvelden in 1914-1918. Je hijgt en giert, je longen dreigen te brasten. Je brandende oogen puilen uit hun kassen. Als in een enorme lachspiegel, zie je vaag en vervormd de lichamen van vrouw en kinderen, die kruipen en stuiptrekken als levend gevilde aal.
‘De uitwerking van het gas, was boven verwachting. Zeer geleerde docter, namens de regeering overhandig ik U het grootkruis.. bravo.. bravo…’.
Ja brave burger, blijf maar dommelen in de clubfauteuil van je gezellige woning. Zet alvorens je naar bed gaat, de radio af, maar fluit het Wilhelmus nog even mee en denk aan je spaarpenningen.
Wij, het proletariaat, zullen onder leiding der derde Internationale vechten met alle kracht die in ons is, om de komende oorlog in de burgeroorlog om te zetten. Wij willen leven!!! en niet verschroeien in de gassen van de kapitalistische moordenaarsbenden. Leve de burgeroorlog, leve de revolutie!