CIMON EN PERO – 01
Valerius Maximus was een Latijns schrijver uit de eerste decennia van de 1e eeuw na Chr. Over zijn leven is niet al te veel bekend. Hij zou uit een arme Romeinse familie afkomstig zijn. Hij had in Sextus Pompeius, een mecenas voor literaire jongelui waaronder naast Valerius Maximus ook Ovidius en de latere keizer Germanicus hoorde, onder zijn hoede zijn genomen. Sextus Pompeius was in het jaar 14 na Chr. een invloedrijk consul, die later proconsul van de Romeinse provincie Asia zou worden. Omstreeks 27 na Chr. begeleidde Valerius Maximus zijn mecenas op een reis naar het oosten van het Romeinse Rijk. in 31 na Chr. droeg Valerius Maximus aan keizer Tiberius zijn boekwerk Factorum ac dictorum memorabilium libri IX (‘Negen boeken memorabele daden en uitspraken’) op.Er wordt geschat dat de schrijver ongeveer tien jaar nodig heeft gehad om het gehele boekwerk te voltooien. Het werk omvat negen boeken met in totaal ongeveer duizend korte verhalen met gedenkwaardige anekdoten, door compilatie samengebracht, ten behoeve van redenaars. het doel was hen het maken van redevoeringen makkelijker te maken door het aanreiken van allerlei voorbeelden, zodat ze ten allen tijde voldoende materiaal tot hun beschikking hadden. Met deze anekdotische verhalen wilde Valerius Maximus de materiële en morele superioriteit van de oude Romeinen aanprijzen. Aan het einde van sommige hoofdstukken zijn ook enkele buitenlandse verhalen opgenomen, meestal over filosofen of koningen van het oude Griekenland. Valerius beschouwde zijn verhalen als ‘voorbeelden’ die een morele leidraad moesten bieden. De aangereikte voorbeelden, veel materiaal van Cicero, Livius, Sallustus, Pompeius Trogus, Terentius Varro en andere historici, waren gegroepeerd in 91 rubrieken (bijv. dankbaarheid, gestrengheid van vaders, godsdienstzin, voortekens, dromen, vriendschap, zelfvertrouwen). De door Valerius Maximus gehanteerde stijl schijnt nogal maniëristisch te zijn, met veel gezochte antithesen en andere retorische middelen; bovendien waren de voorbeelden niet echt oorspronkelijk en kan gesproken worden van platte vleierij aan het adres van de keizer. Desalniettemin is het boek eeuwenlang steeds opnieuw uitgegeven, waaronder twee vertalingen van een compilatie van Valerius Maximus’ werk in het Nederlands (Conradus Mirkinius, Negen boecken van ghedenckweerdighe, loflicke woorden, daden ende gheschiedenissen der Romeynen en de uytlantsche volcken, Rotterdam, Jan Leendertsz, 1614 en Abraham Bogaert,
Gedenkwaardige voorbeelden, zoo der Romeinen als der uitheemsche volken, Amsterdam, Johannes Oosterwyk, 1721). Zijn doel om de waarden van de Romeinse republiek te promoten, bleek een populair succes tot de Verlichting en verder. Mensen lazen Valerius’ werk als een praktische gids voor een moreel leven. Voor schrijvers en oratoren was het een echte referentie, en zijn thema’s zijn ook alomtegenwoordig bij kunstenaars. De laatste eeuwen is het werk echter in de vergetelheid geraakt.
Een van de verhalen heet Caritas Romana (Romeinse liefdadigheid)en betreft een legende over vader Cimon en dochter Pero die stamt uit de Romeinse oudheid. Het verhaal werd verteld als een toonbeeld van opofferingsgezindheid en kinderliefde. Valerius Maximus kende het verhaal uit een muurschildering die een grote indruk op hem had gemaakt. Er zijn soortgelijke muurschilderingen bekend voor Christus uit Pompeï. Deze schilderingen doen een herkomst van de legende uit Griekenland vermoeden, onder meer omdat de naam daar nog werd vermeld Micon. Het verhaal gaat over Cimon, een oude man die in de gevangenis zit en is veroordeeld tot de hongerdood. Zijn dochter Pero mag hem wel bezoeken, maar mag hem geen eten meebrengen. Dagelijks bezoekt zij hem, en geeft hem de borst om hem in leven te houden. Wanneer de oude Cimon na een maand nog steeds in leven is, controleert de cipier of Pero mogelijk toch voedsel mee naar binnen neemt. Wanneer hij geen voedsel aantreft, besluit hij hen te bespieden en ontdekt hij dat Pero haar vader zoogt. De cipier bericht het voorval aan de rechters die zoveel bewondering hebben voor deze kinderliefde, dat zij zowel vader als dochter gratie verlenen. De legende inspireerde door de eeuwen tal van kunstenaars. In Gent is de uitbeelding van de legende door David ’t Kindt bevestigd aan het reliëf op het timpaan van de Belfort en Lakenhal. Hier draagt dit monument de naam Mammelokker. Maar ook andere kunstenaars, zoals Jan Janssens, Peter Paul Rubens, François-Xavier Fabre en Jean-Baptiste Greuze lieten zich door het verhaal inspireren. We laten er de komende tijd enigen de revue passeren.