DE ORDEDIENST 4

In drie eerdere blogs is al ingegaan op de Ordedienst en organisaties die daaraan nauw verwant waren en vaak ook onderling samenwerkte, zoals de groep rondom Joan Schimmelpenninck, de Mekelgroep, de Schoemakergroep. Er was ook nog de Stijkelgroep, die haar naam dankt aan Han Stijkel, een jonge academicus uit Den Haag die door de Duitsers werd beschouwd als de leider van de verzetsgroep. Stijkel streefde ernaar de verschillende verzetsgroepjes die direct na de bezetting actief waren onder één noemer te brengen. Ook wilde hij voorbereidingen treffen om na de verwachte snelle aftocht van de Duitsers de rust en orde te kunnen handhaven. Een streven dat alle genoemde groepen ook hadden. Aanvankelijk bestond de groep slechts uit een verzameling kleine verzetsverbanden uit Den Haag, de Zaanstreek en Amsterdam, met een zeer uiteenlopende signatuur. Er was een actieve groep uit Koog aan de Zaan, die vooral voortkwamen uit de AJC, de socialistische jeugdbeweging. Maar uit Koog aan de Zaan kwam ook Evert Honig, de directeur van de levensmiddelen-fabriek Honig, het echtpaar Edo-Chambon die eigenaar waren van café-restaurant-hotel De Waakzaamheid en de directeur van autobedrijf Zwart. Alle losse groepjes wisselden onder andere spionagemateriaal met elkaar uit omdat ze manieren zochten om informatie naar Engeland te krijgen. Een duidelijke structuur was er nog niet, de ontwikkeling was nog in volle gang toen de groep werd opgerold.

Han Stijkel (Rotterdam, 8 oktober 1911 – Berlijn-Tegel, 4 juni 1943) studeerde Engels aan de Universiteit van Amsterdam. Al in zijn studententijd was hij actief binnen het verzet tegen het fascisme en vanuit Portugal gestreden tegen Franco tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Stijkel was goed bevriend met Jhr. Jacob Anton Schorer (Heinkenszand, 1 maart 1866 – Harderwijk, 18 augustus 1957), een advocaat die in 1912 de oprichter was van het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee (NWHK), de eerste Nederlandse organisatie voor homo-emancipatie. Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog streed hij vooral tegen Art. 248-bis van het Wetboek van Strafrecht, de belangrijkste discriminatoire maatregel tegen homoseksualiteit. Stijkel hielp Henri François en Jacob Schorer op 10 mei 1940 bij het vernietigen van het archief en de ledenadministratie van het NWHK.

Al snel na de Duitse inval startte Stijkel onder het pseudoniem Dr. Eerland de Vries een verzetsgroep, die informatie over de Duitse bezetting naar Groot-Brittannië wilde verzamelen en versturen. De groep van omstreeks tachtig man bestond vooral uit studenten, ondernemers en enkele officieren. Stijkel zocht bij de start contact met oud-minister-president Hendrik Colijn en voormalig opperbevelhebber generaal Reynders met de vraag een Voorlopig Bestuur samen te stellen om na het vertrek van de bezetters de leiding in het land direct over te nemen. Generaal-majoor Hendrik Hasselman (Zoelen, 22 september 1880 – Berlin-Tegel, 4 juni 1943) voegde zich bij Stijkels groep omdat hij niet op één lijn zat met Johan Westerveld, die hem eerder had benaderd. Hasselman, die ook contact onderhield met de Ordedienst, nam binnen de Stijkelgroep het militaire deel voor zijn rekening. In december 1940 kwam F. Schaeff bij de groep, die het politieke gedeelte landelijk moest opzetten. In zijn taakomschrijving stond dat hij in elke gemeente een kern van vooraanstaande patriotten moest verzamelen die hert vertrouwen van de bevolking had en die na het Duitse vertrek moesten zorgen voor orde en veiligheid, voor het voorkomen van een bijltjesdag n zoveel mogelijk NSB’ers en communisten moesten arresteren. Er werd a snel een driemanschap tot Voorlopig Bestuur benoemd, maar toen in april de hele groep werd opgepakt, werden twee daarvan door de Duitsers ongemoeid gelaten en ook Schaeff werd al snel weer vrijgelaten omdat hun activiteiten nog niet gestart waren. Slechts Hasselman zou voor het gerecht in Berlijn komen.

Stijkel had contact met verschillende andere lokaal opererende illegale groepen die geheime informatie verzamelden en onderling uitwisselden. Net als veel andere verzetsgroepen van het eerste uur werden ook door de Stijkelgroep veel beginnersfouten gemaakt. Zo werd nogal slordig omgegaan met ledenlijsten en wapens; verder was het niet handig dat iedereen binnen de groep elkaar kende en ook veel leden van verwante verzetsgroepen kende. Ook werd de professionele kracht en jarenlange ervaring van de Duitse contraspionage schromelijk onderschat. Het duurde dan ook niet lang voor ze door de Duitse inlichtingendienst waren getraceerd. De beruchte landverraders Van der Waals en Ridderhof wisten in de groep te infiltreren

Han Stijkel wilde op een gegeven moment naar Engeland en om dat te regelen probeerde hij via de kortegolfzender van zijn vriend Cornelis Gude verbinding met Londen te krijgen. Toen de zender niet functioneerde werd een tweede poging gedaan met de zender van de Haagse politieman Cornelis Drupsteen. Bij de tweede poging kwam een contact tot stand en men kreeg toen vanuit Londen de voorwaarde dat ze slechts welkom waren als ze voldoende spionagemateriaal bij zich hadden. Eind maart had Drupsteen opnieuw contact met Engeland en kreeg de mededeling dat ze in de nacht van 1 op 2 april 1941 door een Nederlandse onderzeeër zouden worden opgehaald. Om de mannen buiten de kust bij de onderzeeër te kunnen afzetten werd door Maarten Hoek, een lid van de verzetsgroep uit Katwijk, van zijn zwagers Arie en Willem van der Plas de KW 133 ‘Eendracht’ geregeld. ‘We gaan met God, mannen’, riep Han Stijkel vol overtuiging bij het losgooien van de trossen, maar nog voordat ze de haven in Scheveningen hadden verlaten werden ze opgepakt door de Duitsers die de haven hadden geblokkeerd. Behalve de broers Van der Plas en Han Stijkel waren ook Cornelis Gude (een tweede luitenant bij de artillerie), Jean Baud (student Indisch Recht) en de Haagse politieman J.F. van Dijk aan boord. Een enkele bron zegt dat niet Van Dijk maar Hendrik Gerard Stoppendaal (ook student Indisch Recht) aan boord was. Ook zou ook een gefortuneerde joodse man meevaren, die naar Engeland wilde vluchten en bereid was gevonden de boottocht te financieren. Hij bleek echter een Scheveningse visser te zijn die voor de Sicherheitspolizei werkte. De groep werd verraden door de twee Scheveningse vishandelaars, Willem Dam en Jan van Wezel, die voor de Sicherheitspolizei werkten en ook in de groep waren geïnfiltreerd. De twee verraders werden in 1949 veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf. Toen men de haven wilde uitvaren, bleken de Duitse instanties dus prima op de hoogte. Men slaagde er nog wel in de koffer vol spionagemateriaal te vernietigen. Stijkel en Gude werden ter plaatste gearresteerd; Baud en Van Dijk, die als vissers verkleed waren, konden nog op tijd ontsnappen, maar Baud werd later alsnog opgepakt. Diezelfde nacht volgde een golf van arrestaties in Den Haag en in de dagen erna werden in totaal rond de 150 mensen ingerekend. Van hen kwamen uiteindelijk 43 mannen en 4 vrouwen terecht in het Oranjehotel, de Duitse strafgevangenis in Scheveningen.

Daar kwam Han Stijkel in een cel met Wim Harthoorn (‘s-Heer Hendrikskinderen, 13 februari 1913 – Borger, 24 februari 1994), een jonge communistisch verzetsman uit Den Haag. Die was vanaf de eerste dagen van de bezetting actief in de ondergrondse verzetsorganisatie van de CPN. Harthoorn zorgde aanvankelijk voor bijeenkomsten bij hem thuis, het inzamelen van geld voor het Solidariteitsfonds (waaruit ondergedoken mensen en verwanten van gearresteerden een uitkering kregen), het kalken van anti-Duitse leuzen en het verspreiden van pamfletten. Zijn vrouw was actief met het aanplakken van pamfletten. Later kreeg hij de leiding over enkele cellen van elk ongeveer vijf personen en zorgde voor de distributie van de twee communistische illegale bladen De Vonk en De Waarheid. Toen op 6 juni 1941 de leider in den Haag, Frans van Ophem, werd gearresteerd, kreeg Harthoorn de leiding. Hij had nu de leiding over 300 verzetsmensen. Het was veruit de grootste verzetsgroep in de regio Den Haag en er zou nooit een grotere groep ontstaan. In de vroege ochtend van 12 augustus 1941 werd Harthoorn ’s gearresteerd door het duo Leo Poos en Marten Slagter van de Documentatiedienst. De Duitsers waren van de verzetsgroep op de hoogte gesteld door een naaste medewerker van Harthoorn, die de groep was geïnfiltreerd in opdracht van de inlichtingendienst van de gemeente Den Haag die al sinds 1923 de communisten in de gaten hield. Na de oorlog bleek dat burgemeester De Monchy meteen na de Duitse bezetting opdracht had gegeven om deze infiltratie ten behoeve van de bezetters gewoon door te zetten. De communist en atheïst Harthoorn kon het uitstekend vinden met Stijkel, die diepgelovig was en lid van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Na de oorlog schreef Harthoorn het boek Verboden te sterven waarin hij zijn ervaringen beschrijft in de gevangenis in Scheveningen en latere Duitse concentratiekampen. Hij beschrijft onder meer hoe hij tijdens een verhoor door de SD’er Otto Lange en de beul Ernst Knorr werd mishandeld, hoe bij een ander verhoor zijn strijdmakker en vriend Frans van Ophem helemaal murw werd geslagen en hoe het laatste halfjaar van Han Stijkels leven in de Nederlandse cel was verlopen.

Tot 26 maart 1942 zat de hele groep in de Schevenings gevangenis, daarna werd men overgebracht naar Berlijn. In juni 1942 werden ze overgebracht naar de Wehrmacht-gevangenis, vlak naast het Lehrter-station in het centrum van Berlijn. De Nederlanders werden er ‘Nacht und Nebel’-gevangenen; ze moesten spoorloos verdwijnen en contact met de buitenwereld was onmogelijk. In september 1942 begon tegen de groep een geheim proces voor het hoogste Militaire Gerechtshof van Duitsland, het Reichskriegsgericht. Iedereen wist dat het proces een schertsvertoning zou worden en dat doodvonnissen onvermijdelijk zouden zijn. Van de 47 mannen en vrouwen die in april 1941 werden opgepakt, kregen 39 man de doodstraf opgelegd. Zes leden kregen in tweede instantie gratie en werden naar een tuchthuis gestuurd. Eén lid (de Haagse politieman Pieter Mulder) overleed in de gevangenis. Ondanks de Nacht und Nebel-verklaring was het nieuws over de doodvonnissen via een Duitse advocaat toch doorgedrongen in Nederland. Met bemiddeling van Zweden werd tevergeefs geprobeerd om de Nederlandse gevangenen te ruilen voor Duitsers in geallieerde gevangenschap, maar daarmee werd slechts de uitvoering van het vonnis vertraagd. Op 4 juni 1943 werden de 32 verzetsmensen in Berlijn-Tegel met een tussenpauze van vijf minuten geëxecuteerd. Han Stijkel werd om 08.00 uur als eerste omgebracht. Zij werden begraven in Berlijn-Döberitz, in een massagraf voor krijgsgevangenen.

De volgende leden van de Stijkel-groep zijn op 4 juni 1943 in Berlijn-Tegel omgebracht:
Bartholomeus H. Bloembergen (Den Haag, 12-03-1905)
Jean P. Bolten (‘s-Gravenhage, 17-02-1883)
Barend Davidson (Zwolle, 10-05-1907)
Cornelis Drupsteen (Zwolle, 17-02-1913)
Hendrik Ero (Zaandijk, 10-07-1886)
Rudolf Emile Gostelie (‘s-Hertogenbosch, 03-07-1895)
Jan Groot (Wormerveer, 05-03-1893)
Cornelis J. Gude (Soerabaja, 24-04-1916)
Hendrik D.S. Hasselman (Zoelen, 22-09-1880)
Jan F. Helmers (Soerabaja, 23-04-1910)
Willem A. Helmers (Soerabaja, 12-07-1917)
Mozes Hes (Amsterdam, 15-12-1903)
Maarten Hoek (Katwijk aan Zee, 20-02-1917)
Evert Honig (Koog aan de Zaan, 09-11-1914)
Pieter H. de Jong (Heemstede, 06-11-1912)
Pieter de Koning (Naaldwijk, 10-01-1919)
Jacobus A. Lotgering (Meppel, 07-01-1886)
Gerardus Johan Marie van der Marel (‘s-Gravenhage, 18-02-1917)
Jacob Naber (Maarssen, 31-05-1920)
Jan Neuteboom (Hoorn, 29-04-1903)
Arie van der Plas (Katwijk aan Zee, 18-04-1899)
Willem van der Plas (Katwijk aan Zee, 22-08-1896)
Pieter A. Smit (Koog aan de Zaan, 25-09-1913)
Han Stijkel (Rotterdam, 08-10-1911)
Hendrik Gerard Stoppendaal (‘s-Gravenhage, 07-02-1916)
Jacobus C. Thomas (Utrecht, 21-08-1909)
Dick de Vries (Koog aan de Zaan, 10-06-1915)
Johan J.F. de Vries (Vlissingen, 13-06-1915)
Johannes George Vrolijk (Zwijndrecht, 30-04-1920)
Willem Wagenaar (Nijmegen, 24-05-1919)
Cornelis J.L. Wolzak (Batavia, 14-12-1914)
Hermanus P.C. Zanen (‘s-Gravenhage, 28-03-1893)

Andere leden die in het Oranjehotel zaten en in Duitse concentratiekampen omkwamen:
Pieter Mulder (Dirksland, 02-02-1900 – Berlijn, 02-02-1943)
Jan van Hinte (Purmerend, 20-03-1890 – Sonnenburg, mei? 1943)
Alexander W.K. Tamson (‘s-Gravenhage, 25-02-1883 – Sonnenburg, 26-11-1943)
Jhr Jean C. Baud (Arnhem, 16-06-1919 – Sonnenburg, 15-07-1944)
Johan R. Renkema (‘s-Gravenhage, 16-10-1919 – Legnica, 12-10-1944)
Louise Ero-Chambon (Sanilhac, Frankrijk, 11-02-1891 – Ravensbrück, 31-12-1944)
Nico Wagenaar (Rotterdam, 20-11-1914 – Bergen Belsen, 07-01-1945)
August van den Honert (Amsterdam, 15-10-1886 – Sachsenhausen 07-02-1945)
Cornelis A. Jelier (Groningen, 30-12-1901 – Bergen Belsen 02?-1945)
Cornelis Dirk van Eck ( Den Haag 17-8-1910 Dachau 27-2-45 )
Hendrik Kuipers (Emmen, 11-03-1899 – Sachsenhausen, maart 1945)
Johannes J. Moret (Rotterdam, 29-09-1880 – Oranienburg, 1945 ?)

De anderen werden naar strafkampen; maar drie vrouwen en één man de concentratiekampen.
Wesselina van Hinte – de Bruin (?, 4 oktober 1888 – ?, 28 december 1977)
Martine van Deth (Brussel, 5 november 1899 – Den Haag, 29 februari 1980)
H.R. Lotgering-Hillebrand (Meppel, 22 maart 1892 – Amsterdam, 1 maart 1984)
Hilko Glazenburg (Zaandam, 4 november 1915 – Haarlem, 23 februari 2005)

In september 1943 overhandigde de Zweedse consul aan de ouders van één van de geëxecuteerden een lijst met de namen van degenen die de doodstraf hadden gekregen. Daar konden de andere nabestaanden op de hoogte worden gebracht. Zij werden in 1943 begraven in Berlijn-Döberitz, dat na de oorlog in de Russische sector van Berlijn lag, waardoor repatriëring van de slachtoffers werd bemoeilijkt. In 1947 werd toestemming gegeven de stoffelijke overschotten van Berlijn naar Nederland over te brengen. Op 1 augustus 1947 vertrok een plechtige begrafenisstoet naar de Grote of Sint-Jacobskerk in Den Haag waar een herdenkingsdienst werd gehouden. Sprekers waren onder meer de Duitse dominee Harald Poelchau, die leden van de Stijkelgroep in de Berlijnse gevangenis had begeleid, en Hilko Glazenburg, een van de leden die gratie had gekregen. Daarna werden de 33 leden van de Stijkelgroep herbegraven op de Haagse begraafplaats Westduin en houten kruizen geplaatst voor de anderen tien slachtoffers.
Ter nagedachtenis werd in 1953 een monument opgericht op de begraafplaats Westduin te Den Haag. Het monument van de beeldhouwster Marian Gobius bestaat uit een gemetselde muur met een stenen plaat waarop alle namen staan. Voor de muur bevindt zich een kalkstenen geknielde figuur. De 43 houten kruizen zijn toen vervangen door stenen exemplaren. In 1998 werden ze opnieuw vervangen.
Jaarlijks worden op 4 mei de gevallenen van de oorlog bij dit monument herdacht. De Daltonschool in Den Haag heeft het Stijkelmonument geadopteerd
In de Haagse wijk Duttendel bevindt zich een Han Stijkelplein; de omringende straten zijn vernoemd naar andere verzetshelden (Anton Abbenbroek, Maurits de Brauw, Gerrit Kastein, Adriën Moonen, Jacob Mulder, Bertus Rima, Jean François van Royen, Roelof Verseveldt – zowel vader als zoon- en Leo Voogd. Op het centraal gelegen Han Stijkelplein staat oorlogsmonument De Vogelvechter van Frank Letterie. Ook hier vindt jaarlijks op 4 mei een herdenking plaats. In de Noordoostpolder is Han Stijkelweg, de Han Stijkeltocht (een watergang) en de verzorgingsplaats Han Stijkel langs de A6.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: