CASPER DAVID FRIEDRICH
73e HINK-STAP-SPRONG DOOR DE TIJD
Caspar David Friedrich (Greifswald, 5 september 1774 – Dresden, 7 mei 1840) was een Duits schilder-tekenaar uit de Romantiek. Dat was een stroming van eind achttiende eeuw tot halverwege de negentiende eeuw binnen de westerse schilderkunst en cultuur. De nadruk lag op de verbeeldingskracht en de subjectieve expressie van de individuele kunstenaar. De werkelijkheid werd altijd wat geïdealiseerd afgebeeld en er was steeds een ‘bezielde’ natuur. Onderwerpen waren vooral landschappen en historische gebeurtenissen; in mindere mate richtte men zich binnen de Romantiek ook op dromen, extreme ervaringen en de schaduwzijden van het leven van alledag. Naast Caspar David Friedrich behoorde de Engelsman John Constable en de Fransman Eugène Delacroix tot de bekendste romantische kunstenaars.
Friedrich werd als zoon van een molenaar geboren in Greifswald, dat toen nog in het Zweeds-Pommeren lag. Hij was de zesde van tien kinderen en werd streng opgevoed volgens de Lutherse waarden en normen. Al op jonge leeftijd verloor hij veel familieleden. Zijn moeder stierf in 1781 toen hij zeven was. Een jaar later stierf zijn zus Elisabeth; een tweede zus, Maria, bezweek in 1791 aan tyfus. De grootste tragedie vond plaats in 1787 toen zijn jongere broer Johann Christoffer door het ijs zakte en verdronk. Andere verhalen zeggen dat Johann Christoffer omkwam toen hij Caspar David probeerde te redden, die ook op het ijs in gevaar was.
Vanaf 1790 kreeg hij zijn eerste tekenlessen als privéstudent van de kunstenaar Johann Gottfried Quistorp, die zijn studenten meenam op tekenexcursies in de buitenlucht. Friedrich werd daardoor al jong gestimuleerd om in de vrije natuur te tekenen en schilderen. Via zijn tekenleraar kwam hij in contact met de theoloog Ludwig Kosegarten, die 1792 in Greifswald tot pastoor werd benoemd. Deze Kosegarten, later wel omschreven als de ‘dichtende pastoor’ en als de ‘hippie onder de Romantici, was vanwege zijn onconventionele kleding en gedrag een opvallende verschijning. Zo hield hij opzienbarende preken in het openbaar in Vitt, iets buiten Greifswald, die massaal werden bezocht. Kosegarten leerde dat de natuur een openbaring van God was, een inzicht dat binnen de Romantiek belangrijk werd. Ook leerde de jeugdige Friedrich via Quistorp het werk kennen van de 17e-eeuwse kunstenaar Adam Elsheimer, van wie de schilderijen vaak religieuze onderwerpen hadden die werden gedomineerd door landschap en nachtelijke onderwerpen. In deze periode studeerde Friedrich literatuur en esthetiek bij de Zweedse professor Thomas Thorild. Vier jaar later vervolgde Friedrich zijn opleiding aan de prestigieuze Academie van Kopenhagen binnen. Daar kreeg de jonge schilder toegang tot de collectie 17e-eeuwse Hollandse landschapsschilderkunst. Aan de Academie studeerde hij onder leraren als Christian August Lorentzen en de landschapsschilder Jens Juel, die erg werden geïnspireerd door de Sturm und Drang-beweging, de overgangsrichting tussen het afnemende neoklassieke ideaal en de opkomende romantische esthetiek. Door beide leraren werd veel aandacht besteed aan antieke bronnen, zoals de IJslandse legende van Edda en aan de gedichten van de Ossische en Noorse mythologie.
Vlak na zijn studies reisde hij af naar verschillende Duitse steden om er gravures, etsen en houtsnijwerk te maken. Na zijn reis vestigde hij zich in 1798 in Dresden, waar hij de rest van zijn leven zou blijven. Hij was bevriend met Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) en Novalis (1722-1801), het pseudoniem van Georg Freiherr von Hardenberg, twee andere Duitse grootheden uit de Romantiek. Daarnaast was hij bevriend met de romantische kunstschilder Philipp Otto Runge (1777-1810). Vanaf 1798 zorgde Friedrich en Runge onbewust voor een ingrijpende vernieuwing in de beeldende kunst. Beiden waren gefascineerd door het mystieke en hadden belangstelling voor het raadsel van het leven. Friedrich gaf het landschap een ziel en maakte de natuur tot klankbord van menselijke gevoelens. Zijn vriend Runge zou al op 33-jarige leeftijd in Hamburg aan tuberculose overlijden, zodat zijn romantisch oeuvre beperkt is gebleven. Anders dan de meeste kunstenaars van zijn generatie maakte hij geen Italiaanse reis om zijn kunstopvoeding te voltooien, maar vond hij inspiratie in de landschappen van zijn eigen omgeving: Rügen, de omgeving van Dresden (de “Sächsische Schweiz”) en later in zijn carrière het Reuzengebergte en de Harz. Hij maakte onder meer een mooi landschap van de weilanden rondom zijn geboorteplaats Greifswald en een avondschilderij van de haven van Greifswald.
Vóór Friedrich was het landschap in de schilderkunst meestal een aangenaam decor of een achtergrond voor menselijke activiteiten. Zijn landschappen zijn een montage van fragmenten die hij op verschillende plaatsen en momenten naar de natuur had getekend. Aan de basis ervan liggen meetkundige structuren zoals de hyperbool, de driehoek en de gulden snede. De landschappen van de diepgelovige protestant Friedrich zitten ook vol religieuze symboliek, zoals kruisbeelden en door de wolken brekend licht dat verwijst naar een goddelijke aanwezigheid. Tot zijn favoriete repertoire hoorden ook kerkhoven, ruïnes, knoestige boomstammen en schepen die de haven uitvaren of door het ijs worden platgedrukt. Hij verwees in zijn werk ook naar de Franse bezetting en de culturele invloed van de bezetter aan het begin van de negentiende eeuw. Alle figuren in zijn schilderijen zijn steeds op de rug afgebeeld en verzonken in de aanschouwing van de natuur. Daarin speelt ook de symboliek van de levensreis. De personen kijken terug op de afgelegde weg of juist naar de weg die nog voor hen ligt. Zijn beste werken blijven een mysterieuze, blijvende schoonheid behouden, waarbij iedereen onmiddellijk het kosmische gevoel en de weemoed begrijpt.
Na 1808 werd Friedrich bekender door de tentoonstelling van het schilderij Kreuz im Gebirge (Der Tetschener Altar), met onder een dreigende wolkenhemel een kruisbeeld op een eenzame rots. Het schilderij zorgde voor een schandaal, omdat niet de kruisdood van Jezus maar het adembenemende landschap het onderwerp was. In 1810 maakte Friedrich samen met zijn vriend Georg Friedrich Kersting een wandeling door het Reuzengebergte, wat resulteerde in de productie van nieuwe schilderijen. De Mönch am Meer en Abtei im Eichwald werden op de tentoonstelling van de Berlijnse Academie zeer gewaardeerd door het publiek. De Pruisische kroonprins kocht de schilderijen en Friedrich werd lid van de Berliner Akademie.
Nadat in 1814 Dresden van de Fransen was bevrijd, werden zijn politieke schilderijen Grab des Arminius en Der Chasseur im Walde de hoofdattracties van de Dresdener Patriotischen Kunstausstellung. In 1823-1824 maakt hij Das Eismeer, dat bij leven zijn bekendste werk zou worden. Het schilderij toont een arctisch landschap, met kruiende ijsschotsen en aan de rechterzijde een deel van de mast en het achtersteven van een gekenterd zeilschip. Volgens de inscriptie zou het de HMS Griper zijn, een van de schepen die deelnamen aan een poolexpeditie van William Edward Parry in 1819-1920, een schip dat overigens niet is vergaan. Het werk wordt beschouwd als een symbool voor een definitief afscheid. De vorm van het gestapelde ijs doet denken aan een graftombe. Pas postuum zou De wandelaar boven een zee van mist zijn bekendste werk worden, hét schilderij dat in alles de Romantiek belichaamd.
In 1824 werd Friedrich werd benoemd tot professor voor Landschapschilderkunst aan de Dresdener Akademie. Vanaf 1825 nam zijn productiviteit af door overwerktheid, wat respectievelijk resulteerde in verminderde inkomsten, verbittering en berusting. Tussen 1835 en 1840 kon door bemiddeling van de bevriende dichter Vasili Zjoekovski nog wat werk worden verkocht aan het hof van de Russische tsaar. In 1835 kreeg hij een beroerte waarvan hij gedeeltelijk herstelde, maar na een tweede beroerte was hij volledig verlamd. Hij overleed in 1840 te Dresden. Zijn weduwe moest de tsaar om financiële steun vragen, omdat Friedrich vrijwel niets na te laten had.