NAVAJOH’S
Tijdens zijn deelname aan de expeditie van George Wheeler in het zuidwesten van de Verenigde Staten van 1871 tot 1874 fotografeerde Timothy H. O’Sullivan (1840-1882) onder de Indiaanse stammen die toen in dat gebied woonden. Dat betrof vooral de Navajo’s, wat een Anglo-Amerikaanse verbastering is van na-WA-cho. Volgens Spaanse bronnen behoorden ze tot de zogenaamde Pueblovolkeren, de verzamelnaam die zij gaven aan alle indiaanse volkeren van Noord-Amerika die leefden in pueblo’s (kleien gebouwen, wit of okergeel gekleurd en met Mexicaanse en Spaanse invloeden). Het woord na-WA-cho betekende in de indiaanse taal ‘dief van het land’ en het is dus niet onbegrijpelijk dat het volk zelf deze benaming afwijst en liever Dineh wordt genoemd.
Toen de Spaanse conquistadores steeds verder naar het noorden optrokken, kwamen ze in aanraking met de Dineh. Die kochten van de Spanjaarden paarden, leerden van hen hoe ze zilver konden bewerken, werden ook bijgebracht hoe ze schapen en geiten moesten fokken en gingen tarwe en fruit verbouwen. De Spanjaarden introduceerden ook de slavernij in de regio. De Dineh trokken naar het noorden om Chaticks-si-Chaticks (Pawnee) gevangen te nemen en als slaven te verkopen. De Dineh bereikte een bescheiden welvaart. Toen Amerikaanse kolonisten eind achttiende eeuw naar het westen oprukten, kwamen ook zij in contact met de Dineh, omdat hun leefgebied tamelijk onvruchtbaar was werden ze met rust gelaten.
Dat veranderde echter drastisch vanaf 1860. In 1859 was de veefokker Manuelito opperhoofd van de Dineh geworden. In datzelfde jaar overvielen enkele jonge bandeloze Dineh-krijgers Amerikaanse burgers, waarmee het Amerikaanse leger de hutten van de Dineh verwoeste en hun vee doodde. De nu verarmde Dineh plunderden vervolgens hun Mexicaanse buren, die ‘zolang men zich kon herinneren’ hen overvielen om hun kinderen te stelen en tot slaven te maken. De Dineh namen nu wraak met rooftochten in Mexico. Tegelijkertijd waren ze in staat van oorlog met de Amerikanen. Er werden onderlinge verdragen gesloten, met onder meer de afspraak dat in de vruchtbare vallei van de Bonito-canyon Fort Defiance werd gebouwd. Toen de paarden en muilezels van de Dineh op de ‘verboden weiden die bij het fort hoorden’ graasden, werden alle dieren door de soldaten neergeschoten. Als wraak overvielen de Dineh de militaire kudden en voorraden. Het ontspoorde zodanig dat op 30 april 1860 Manuelito en zijn bondgenoot Barboncito met een legertje van 1.000 krijgers tevergeefs probeerden Fort Defiance van de kaart te vegen. De Amerikanen beantwoorden de oorlogsdaad en onder leiding van kolonel Edward Canby trokken vijftien compagnieën naar het Chuskagebergte. Er kwam geen rechtstreekse confrontatie. Op 21 februari 1861 werd een vrede gesloten, maar een half jaar later escaleerde de verhoudingen weer en werd het ‘houwitservuur’ op vluchtende Dineh geopend. Begin 1862 viel generaal James Carleton met een groep ‘Californië-Vrijwilligers’ vanuit het westen Nieuw Mexico binnen om de veronderstelde bodemschatten van het Dineh-gebied veilig te stellen voor de Amerikanen. De Mescalero-Apachen, de ‘neven’ van de Dineh, zouden als eerste moeten worden gedood of gevangengenomen. De overlevenden werden overgebracht naar het reservaat Bosque Redondo op een stuk waardeloze grond. De gealarmeerde Dineh wilden nu een overeenkomst sluiten met Carleton, maar die voelde daar weinig voor en wilde ook de Dineh naar hetzelfde reservaat overbrengen. In april 1863 kondigde hij een veldtocht aan en gaf de Dineh een half jaar de tijd naar het reservaat te vertrekken. Geen enkele Dineh gaf zich echter over.
Carleton kondigde nu een oorlog af en hij stuurde Kit Carson, een voormalige vertrouwenspersoon van de Dineh, erop uit om dat in gang te zetten. Het bolwerk van de Dineh was Canyon de Chelly. Daar weidden ze hun schapen en geiten, verbouwden er maïs, tarwe, fruit en meloenen en hadden er meer dan vijfduizend perzikbomen. Er stroomde overvloedig water en er waren genoeg populieren en buksbomen voor brandhout. Carson, die gebruik maakte van Utes-spoorzoekers om de Dineh te vinden, wist dat hij de Dineh allen kon verslaan via de tactiek van de verschroeide aarde ofwel door hun totale oogst en veestapel te vernietigen. Het vernietigen van hun maïsvelden en moestuinen ging generaal Carleton echter niet snel genoeg. Hij kondigde af dat elke mannelijke Dineh gedood of gevangengenomen moest worden. In de herfst van 1873 had Carson het grootste deel van de kudden en akkers tussen Fort Canby en Canyon de Chelly verwoest. Veel Dineh trokken alsnog naar reservaat Bosque Redondo. Begin 1874 drong Kit Carson de Canyon de Chelly binnen en verwoestte in de canyon alle bezittingen van de Dineh, inclusief de prachtige perzikboomgaarden. De uitgehongerde en bevroren Dineh meldden zich bij Fort Wingate en Fort Canby en in maart begon de Lange Tocht van vier tot vijfhonderd kilometer naar het reservaat. Honderden Dineh stierven van uitputting, kou, honger en dysenterie. Dineh die later het reservaat ontvluchtte lieten degenen die nog op vrije voeten waren weten dat het leven in het kamp vreselijk was. Toen de oogst in het reservaat in de herfst van 1865 weer mislukte, kregen de Dineh meel, bloem en spek te eten dat voor de soldaten was afgekeurd. Het resulteerde in hoge sterftecijfer in het kamp en daarbuiten. Op 1 september 1866 meldde de laatste 24 uitgeputte krijgers zich bij Fort Wingate, ze waren in lompen gekleed en uitgemergeld, na de zogenaamde uitputtende Long Walk of the Navajo.
Op 1 juni 1868 werd een nieuw vredesverdrag (Treaty of Bosque Redondo) gesloten, waarna de Dineh weer mochten terugkeren naar hun dorpen. Later werden nieuwe grenzen vastgesteld voor ‘hun reservaat’, waarbij de Dineh een groot gedeelte van hun weidegrond aan de kolonisten verloren. Rond 1900 werd hen het Four Corners Reservaat toegekend, waar ze min of meer autonoom zijn. Four Corners is de regio die, zoals de naam al aangeeft, als enige locatie in de Verenigde Staten grenst aan vier verschillende staten: het zuidwesten van Colorado, het zuidoosten van Utah, de noordoostelijke hoek van Arizona en het noordwestelijke deel van New Mexico. In de regio hebben ook andere Indiaanse stammen hun reservaat. Dankzij de aanwezigheid van steenkool, zilver en uranium binnen hun grenzen zijn de Dineh potentieel de rijkste inheemse natie binnen de Verenigde Staten, maar ….. het economisch beheer van het territorium is in handen van blanke Amerikanen die de landbouwgronden en mijnbouwgebieden hebben verpacht aan grote ondernemingen. Volgens de Dineh ontvingen ze decennialang veel te weinig voor die verhuur en veroorzaakte de uraniumwinning onder hun bevolking veel ziektes. In de zestiger jaren spanden ze daarom een proces aan tegen de Amerikaanse regering. President Obama kocht de zaak uiteindelijk af met een schadevergoeding voor mismanagement van 554 miljoen dollar. Volgens een volkstelling uit 2005 leven er in de VS 338.443 Dineh geregistreerd.
In 1872-1873 maakte Timothy H. O’Sullivan deze foto’s van Navajo’s/Dinehs (kop en hieronder) en van een groep Utes-krijgers (midden).