LOTHAR VAN GOGH


Ir. Lothar (Louis) van Gogh (Sukabumi, 7 februari 1888 – Tjimahi, 28 mei 1945) was lid van een lid van het geslacht Van Gogh, dat sinds 1964 deel uitmaakt van het Nederlands Patriciaat. Daarmee worden families aangeduid die enkele generaties lang op de voorgrond traden met bijvoorbeeld prominente bestuurders, wetenschappers, predikanten, medici, officieren en/of zakenlieden. Het gaat hierbij om niet-adellijke families en niet-adellijke takken van adellijke families. De schilder Vincent van Gogh is de bekendste loot aan deze stamboom, die teruggaat op Gerrit van Goch, een simpele soldaat en tamboer die rond 1648 overleed. Lothar van Gogh was een achterneef van de schilder. Hij werd in het voormalige Nederlands-Indië geboren in Sukabumi, waar zijn ouders Johannes van Gogh (1854-1913) en Jeanette Louise Vos (1854-1906) toen een plantage hadden.

Aan het begin van de twintigste eeuw was het gezin Van Gogh in Haarlem een vooraanstaande sportfamilie. De broers Jo, Frans, Lothar en waren speelden in het eerste elftal van HFC, maar waren ook verdienstelijke spelers in cricket, tennis, hockey en bandy. Lothar van Gogh speelde bijvoorbeeld tussen 1904 en 1922 als batsmen van cricketclub Rood Wit negentien maal voor het Nederlands Cricketteam. Hij waas de enige van de broers die het als voetballer tot het Nederlandse Elftal bracht. De sportbeoefening werd er bij de broers door vader Van Gogh van jongsaf aan ingebracht, in een periode dat sportbeoefening nog lang geen gemeengoed was. ‘Sporten is beter dan kaartspelen in het café’, was het motto thuis. Lothar werd trouwens in de wandelgangen altijd Louis genoemd en bij HFC kende hem niet beter dan onder zijn bijnaam Adé. In het jubileumboek HFC 1879-1954 werd over hem vermeld: ‘Er hebben vijf broers van Gogh in de H.F.C. gespeeld. Adé was zonder twijfel verreweg de beste speler. In het eerste jubileumboek beschreven als: de lieveling der goden. Een natuurtalent in elke sport, die hij aanpakte. Geen man met buitengewone kracht of snelheid, geen enthousiast die alles liet staan voor zijn spel. Maar toch de beste voetballer en de beste cricketer van zijn tijd. Later, toen zijn knieën de voetbalsport niet meer konden verdragen, ging hij hockey spelen en was binnen een jaar de beste back. Ook als cricketer blonk hij bijzonder uit. Als hij verdedigde leek het, of hij spelers en bal biologeerde. Alles kwam naar hem toe. In de aanval werkte hij met de meest nauwkeurige berekening en volkomen balcontrole. Een technisch en tactisch meester als geen ander. In 1907 tweemaal in het Nederlands elftal.’

Toch speelde die beste voetballer van zijn tijd maar twee interlands en nog wel op jeugdige leeftijd. Hij was nog maar 19 jaar en 3 maanden oud toen zijn interlandcarrière er al weer opzat. Hij debuteerde op zondag 14 april 1907 in de vriendschappelijke wedstrijd tegen België in het Kielstadion van Beerschot te Antwerpen. Na negentig minuten spelen was de stand 1-1, onder meer door een doelpunt van Van Gogh in de 74e minuut. In de verlenging scoorde Constant Feith (99e minuut) en opnieuw Van Gogh (118e minuut) nogmaals voor het Nederlands Elftal. Dat speelde toen overigens voor de eerste maal in een oranje shirt. Een maand later, op donderdag 9 mei 1907, speelde Lothar van Gogh zijn tweede en laatste interland. Dit maal gingen de Belgen met de overwinning naar huis (1-2) en wist Van Gogh niet te scoren. Het was nog wel een thuiswedstrijd voor hem, want er werd voor 10.000 toeschouwers gespeeld op het terrein van HFC. Het is niet te achterhalen waarom al zo snel een eind kwam aan zijn voetballoopbaan, maar waarschijnlijk waren het de in het jubileumboek genoemde knieproblemen (meniscus?) hiervoor verantwoordelijk. Er zijn slechts twee voetbalfoto’s van Van Gogh bekend. Onderstaande staatsiefoto bij de interland van op 9 mei 1907 en een erg informeel beeld van de spelers in april 1907 (zie Pieter Boelmans ter Spill)

Lothar van Gogh studeerde af als ingenieur en zou zich in Nederlands-Indië vestigen. In 1918 trouwde hij met Josephine Maria Voorthuis (1895) met wie hij drie kinderen kreeg. Hij overleed in het interneringskamp Tjimahi vanwege de jarenlange ontberingen in dat jappenkamp.

1024px-9_mei_1907,_Nederlands_elftal_voor_de_interland_tegen_België,_bekijk_toegang_2.19.123

9 mei 1907, Nederland – België (1-2)
Sportpark Koninklijke HFC, Haarem, 10.000 toeschouwers
Staand van links naar rechts: Toine van Renterghem (HBS), Willem Janssen (PW), Pieter Boelmans ter Spill (HFC), Constant Feith (HVV) en Guus Lutjens (HVV). Zittend middelste rij: Iman Dozy (Ajax Leiden), Karel Heijting (HVV), John Heijning (HVV, aanvoerder) en Reinier Beeuwkes (DFC). Zittend voorste rij: Ben Stom (Velocitas Breda) en Louis van Gogh (HFC).

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: