ODALISKEN – 32
Giovanni Battista Costa (1833–1893) werd op 12 mei 1833 in Livorno geboren. Hij begon zijn artistieke opleiding in Livorno bij Guiseppe Baldini, die ook de eerste leermeester was van Giovanni Fattori (1825-1908), een van de leiders van de Italiaanse impressionistische Macchiaioli-groep. Costa ging daarna naar Pisa, waar hij de fresco’s van Benozzo Gozzoli in de Camposanto kopieerde. In 1858 verhuisde hij naar Florence, waar hij de Academie volgde onder leiding van Enrico Pollastrini. Die legde op dat moment de laatste hand aan zijn Il trasporto di s. Caterina d’Alessandria voor een kerk in Livorno, waaraan Pollastrini tussen 1837 en 1861 werkte. In 1859 deed Costa mee aan de Ricasoli-wedstrijd, een nationale schildercompetitie die werd georganiseerd door de regering van Bettino Ricasoli, voor de sector ‘Militaire episodes van de laatste oorlog’. Costa won de eerste troostprijs, een bedrag van dertig franciscanen. Vanaf dat moment exposeerde Costa regelmatig, aanvankelijke vooral met religieuze onderwerpen maar vanaf omstreeks 1870 werd zijn aandacht verlegd naar historische verbeeldingen, genrestukken en talloze schilderijen over het oude Rome en de mysterieuze Oriënt. In 1879 schilderde hij zijn Odalisk met rode waaier, dat direct werd aangekocht door de Milanese Vereniging ter Aanmoediging voor Schone Kunsten. Een tot de verbeelding sprekend werk dat door veel schilders werd gekopieerd. In 1888 werd het schilderij tentoongesteld op de internationale tentoonstelling in München, waarvoor in de catalogus een gravure van het schilderij werd opgenomen. Vanwege het ontbreken van een foto of zelfportret van Giovanni Battista Costa is die in de kop van het artikel opgenomen. Hij exposeerde later ook in Zuid-Amerika en Japan. In 1875 werd hij, samen met de architect en restaurateur Giuseppe Castellazzi (1834-1887) en de beeldhouwer Giovanni Paganucci (1827-1889), door de Japanse regering uitgenodigd om in Tokio een school voor schone kunsten op te richten en daar schilderlessen te gaan geven. De Italiaanse kunstenaars accepteerden dit voorstel niet, waarschijnlijk vanwege de lage vergoeding die hen werd geboden. Op 6 december 1893 overleed Costa in Florence na een langdurig ziekbed.