SERVAIS KNAVEN (6 maart)
Servais Knaven (Lobith, 6 maart 1971) was professional wielrenner van 1994 tot en met 2010 en aansluitend tot eind 2022 ploegleider bij het Britse Team Sky. De bakkerszoon uit Lobith had als renner een lange carrière als knecht voor verschillende ploegen, met één deelname aan de Giro, negen maal aan de start in de Tour de France en vier startplaatsen in de Vuelta. Steeds eindigden die deelnames van de knecht in een plaats achterin de rangschikking of in een opgave. Knaven koerste immers niet voor zeges en ereplaatsen. Dat gold ook voor zijn vele deelnames aan alle wielerklassieker, maar dan kon hij af en toe voor eigen succes gaan. Zo’n enkele keer eindigde hij dan in de top-10. Zijn allergrootste overwinning haalde hij in 2001 in de 99ste editie van Parijs-Roubaix, een klassieker die hij tussen 1995 en 2010 elk jaar uitreed en met die 16 opeenvolgende deelnames mederecordhouder is. De fiets waarop Knaven de koers won werd niet schoongespoten maar in een Amsterdamse winkel tentoongesteld. Eind 2010 stopte Servais Knaven nog redelijk onverwachts als renner en liet dus de gelegenheid alleen recordhouder te worden dus schieten. Marcel Wuyts schreef in April 2020 voor Sporza onderstaand artikel over de helse kasseienrit in 2001:
.De hel was een hel. Alleen in ’73, die van Merckx, was ze genadelozer. De hemel had alle vocht op Noord-Frankrijk uitgegoten, de velden hadden massa’s aarde aan de straten geschonken. Parijs-Roubaix 2001 was een grote glijpartij van Solemnes tot de aankomst op de velodroom. Alsof blubber en plassen niet volstonden, speelde ook de wind een vuil spel. Driekwart tegen. De onderneming moest een verschrikking worden. Nog voor Solemnes lag de boel al compleet uiteen. Brard, Voigt, De Jong en de piepjonge Chavanel reden twee minuten voor het peloton uit. Nou ja, peloton. Een pakket van een man of 15, meer waren het er niet.
Domo heerste. Met vier stuks. Architect Museeuw bouwde met gezag het plan Peeters uit. Wereldkampioen Vainsteins en Servais Knaven bepaalden mee het ritme. In dat uitgelezen groepje artiesten peddelde kundig ene Sven Nys. Een streling voor het oog zoals hij zich op de bultruggen in evenwicht hield.
Voor ruim een kwart van de tijd op kop: Ludo Dierckxsens. Met die lange wentelslag van hem, de prominente neus parmantig in de wind, zichtbaar genietend van het labeur. Zoals hij dat op de Vlaamse heuvels deed. “Ludo, Ludo, Ludo”, klonk het toen uit 1000 kelen. De magische dreun van de eeuwwisseling. Ludo werd er high van. Peeters vond het allemaal reuze. Op 140 kilometer van het eindverdict gleed hij Dierckxsens voorbij en stak ostentatief de wijsvinger op. “Hé mannen, ik ben ‘m vandaag.”
De vier leiders vielen als zwerfstenen van hun Himalaya en de Domo’s verhoogden het tempo met de schacht van Arenberg in zicht. Op de eerste hectometers van die brok onzin vielen enkelingen op een hoopje. Wat verder sloeg Gaumont tegen het porfier. Zijn fiets schoot voor wielen. Die van Nys. De reflex van de Brabander was fenomenaal. Hij onttrok zich op de zwaar aflopende rand aan de aarde die daar heks heet en kwam galant en zonder snelheidsverlies neer. Fabuleus. Zijn aanwezigheid moet dan al voor onrust
gezorgd hebben.
Vooraan stoomde Hincapie door. De winnaar van Gent-Wevelgem verslikte zich in een steen, gleed de berm in en maakte plaats voor de snuivende panter. Wilfried Peeters vloog in het ongerijmde en was op 85 kilometer van Roubaix alleen. Zie daar de vroeg voltrekking van het plan. Restte die ene onzekerheid: hoe zouden Peeters chassis en koetswerk dit verdragen?
Wat ging dat aanvankelijk goed. Wilfried nam twee minuten. De Domo’s glipten naar elke achterwiel. Museeuw lonkte over zijn slijkbril en zag dat zijn discipelen vakwerk leverden. Hij grinnikte net niet hardop van de binnenpret. Leed hij in al zijn machtsbesef aan zinsverbijstering. Leidde zijn grandeur tot onzin? Feit was dat hij zich ter hoogte van Nys liet afzakken en uitkraamde: “Wat doe jij hier nog snotneus? Gij zit hier niet op uw plaats, verdwijn.” Nys kromp ineen, maar verbeet nog een poos de verbale aanslag.
Museeuw trok weer naar voor en zou zich stilaan op een nieuwe tussenkomst moeten voorbereiden. Dat hij twee keer lek reed, deerde hem nauwelijks. Peeters denderde over de kopse stenen van Orchies, Mons-en-Pévèle en Cysoing. Dat ging nog goed. Alleen het rendement bleef beperkt. Hij liep voor geen sikkepit uit. Zoveel status quo moest een reden hebben. Een naam. En die luidde: Ludo Dierckxsens. Ludo had van jeugdsentiment en medelijden geen last. Hij dreunde in eigenwijsheid – of was het in strikte sportiviteit – zonder omzien aan de kop en kreeg alleen zo nu en dan hulp van Hincapie. Ludo ramde zoals hij skiede. Hij woekerde in roekeloosheid. Dat nu precies vriend Peeters zijn mikpunt was, deerde hem niet. Genieten zou hij. Zijn gedrag noopte Museeuw tot een drievoudige ingreep. Daar gleed hij een eerste keer naast Ludo en riep hem een bedrag toe. Ludo schudde van neen. Kwam Museeuw een tweede keer en deed een verdubbeld aanbod. En nog schudde Ludo koppig van neen. Sneed een getormenteerde Museeuw een derde keer naast Ludo, met het drievoud van som één. Ludo schudde jandorie nog hardnekkiger van neen.
“Ik wou graag winnen”, zei Ludo me later in oprechtheid. “Als je zo’n aanbod krijgt en je weigert, wat ben je dan?”, vroeg Museeuw me. “Een sportieve mens”, antwoordde ik. “Neen”, repliceerde Museeuw, “dan ben je een ezel.”
Enfin, de Ludo, hij werkte voort. Hij schudde Nys en een deel vermetelingen af en liep Peeters in op Carrefour de l’Arbre. Wilfried was te moe om te ontwaren welke onverlaat hem dat gefikt had. Bleven nog in de vuurlijn: vier Domo’s, Hincapie, Wesemann en Dierckxsens. Op het ogenblik dat alles in gereedheid gebracht werd voor de vernietigende aanval van Museeuw, reed die voor een derde keer lek. Ook nu sloot Museeuw na een forse inspanning aan. In de korte poos van herstel, besefte vriend Knaven dat daar zijn enige kans lag. Hij ging hard op 10 kilometer en greep de gouden kassei die op Peeters wachtte.
Knaven werd de 5e Nederlandse winnaar in de geschiedenis, Museeuw sprong naar de tweede plaats en Vainsteins won de sprint voor de derde. Lefèvre glunderde andermaal als plaatsvervangend winnaar bij het aanschouwen van dat volle Domo-podium. En Peeters? Hij werd vijfde. En Dierckxsens? Na Peeters, met doorgezakte schouders, zesde.
Renners wasten zich toen nog in de aftandse douches naast de velodroom. Daar wachtte ik ze met een cameraploeg op. Kwam Wilfried Peeters naar me toe: “Wie heeft er achter mij gereden?” De trek om zijn mond was nooit wranger. “Hincapie en Ludo”, prevelde ik. Peeters liet iets als “smeerlap” ontglippen. Stopte een fractie later Dierckxsens. Peeters’ rood aangelopen ogen schoten vuur: “Ge zijt bedankt he, maat.” Waarop hij gromde en de eenzaamheid zocht.
Ik leerde die dag dat zelfs een vooraf doordachte koers niet volkomen maakbaar is. En dat het stuk spatten van een jongensdroom een wig drijft tussen vriendschap. In de openbaarheid voor een tijd. Diep binnenin voor altijd.