JUDITH EN HOLOFERNES – HEER HALEWIJN – HALLOWEEN 5

In het eerste deel van de serie is ingegaan op het verhaal over Judith en Holofernes, uit het deuterocanonieke/apocriefe boek Judith. Dat verhaal was waarschijnlijk weer gebaseerd op een Aramees origineel van 100 v.Chr. De stad Betulia werd belegerd door de legendarische Holofernes, een gevreesd legeraanvoerder, die van Nebukadnessar II, de machtigste koning van het Nieuw-Babylonische Rijk, de opdracht kreeg de hele wereld te veroveren. Het enorme Assyrische leger trekt naar het westen en lijkt onoverwinnelijk. Judith, een rijke, vrome en aantrekkelijke weduwe, wist de stadsbestuurders ervan te overtuigen op God te vertrouwen en de stad niet over te geven. Samen met een bediende trok ze naar de Assyrische legerkamp, waar ze Holofernes weet te verleiden en uiteindelijk te onthoofden. De bediende nam het hoofd in een reiszak mee terug naar Betulia, waar het op de stadsmuur tentoon werd gesteld. Het Assyrische leger slaat op de vlucht, op de hielen gezeten door de Joodse belegerden. Het dramatische en bloederige verhaal werd rond 1600 door veel kunstenaars opgepakt, in de periode dat de katholieke kerk in felle strijd was met het protestantisme en een moord in het kader van de bestrijding van ketterij niet als een misdaad maar als een heroïsche, bijna heilige daad werd gezien. Italiaanse schilders als Donatello, Michelangelo, Botticelli en Caravaggio (tweede deel) schilderde de gruweldaad, in de Nederlanden maakte Rembrandt er een lang onbegrepen versie van (vierde deel) en in de loop der eeuwen maakte vele andere kunstenaars er hun interpretatie van, tot op de huidige dag (derde deel).

Basus-oorlog 4Johan Weststein, verbonden aan Stichting Zenobia en de vakgroep Arabisch van de Universiteit van Amsterdam, merkt in zijn artikel over Het Lied van Heer Halewijn (waarover in een later blog meer), dat Judith en Holofernes één van de bekende vier internationale verhalen is die kunnen worden aangeduid als het verhaaltype van de ‘Wrekende Bruid’. Tot dit type behoren behalve Judith en Holofernes uit de Bijbel en het West-Europese, middeleeuwse Lied van Heer Halewijn ook de mythe uit de Griekse mythologie van de moord van Clytaemnestra op haar echtgenoot Agamemnon, de koning van Mycene, en het relatief onbekende verhaal van Jalila’s moord op de Jemenitische tiran Tubba, een episode uit het Arabische volksepos van al-Zir.

Het mondeling overgeleverde epos gaat over een bloedvete gedurende de vroege zesde eeuw na Christus. Pas vanaf de zeventiende eeuw werden er versies van opgetekend. In het pre-islamitische tijdperk (vóór 630) waren de Taghlib en Bakr de sterkste en grootste bedoeïenenstammen in Arabië. De twee aan elkaar nauw verwante stammen hadden een systeem opgezet, waarbij door hen één president werd benoemd. Deze Koning van de Arabieren regelde alle zaken van de twee stammen en was min of meer oppermachtig. In verschillende grote veldslagen trokken ze gezamenlijk op en wisten ze hun gebied flink uit te breiden. Aan het einde van de 5e eeuw werd de Taghlibi-leider Kulayb ibn Rabi’a vermoord door zijn zwager, Jassas ibn Murra al-Shaybani van de Bakr. De tirannieke macht van Kulayb stuitte namelijk op steeds meer verzet onder de bevolking, onder meer bij zijn neef Jassas, een roekeloze jongeman. De moord veroorzaakte een lang conflict tussen de Taghlib en Bakr, dat bekend werd als de Basus-oorlog (494-534). Aanvankelijk neemt Kulayb’s broer al-Muhalhel, bijgenaamd al-Zir ofwel De Rokkenjager, het leiderschap van de Taghlib over, maar hij moet na een beslissende nederlaag van de Taghlib in de slag bij Yawm al-Tahaluq samen met het grootste deel van de Taghlib vluchtte naar de regio van de Beneden-Eufraat. Gedurende een periode van veertig jaar bevochten de Taghlib- en Bakr-stammen elkaar in een voortdurende cyclus van bloedige wraak. In de Arabische wereld wordt nog steeds naar de Basus-oorlog verwezen als waarschuwing tegen vendetta’s.

Het verhaal in het epos Al-Zir is als volgt. Kulayb is verloofd met zijn nicht Jalila, de mooiste vrouw ter wereld. De Jemenitische heerser Tubba was een moorddadige en wellustige tiran, die iedere nacht met een andere maagd sliep. Op een dag doodde hij de oom van de mooie Jalila en eiste haar op als zijn bruid. Jalila en haar neef Jassas verzonnen een plan om wraak te nemen. Zij trok een trouwjurk aan en haar neef vermomde zich als nar. Zo begaven zij zich naar het kasteel van Tubba om op het huwelijksaanzoek in te gaan. De nar zou daarbij de bruiloftsgasten vermaken. Na het bruidsmaal zei Jalila tegen haar dronken bruidegom dat het huwelijk die nacht nog niet kan worden geconsumeerd omdat ze op het moment ‘onrein’ is. Haar ongesteldheid zou bovendien tachtig dagen duren en pas eindigen op het moment Basus-oorlog 1dat ze haar favoriete nar een zwaarddans zag opvoeren. Tubba liet nar Jassas de slaapkamer binnengaan, die vervolgens het zwaard van de tiran pakte dat boven diens bed hing en de koning neerstak. De neef dronk van Tubba’s bloed en doopte er daarna een witte lap in, zodat de stof rood geverfd werd. Deze in bloed gedrenkte lap hing hij als vlag van de kantelen van het kasteel, zodat iedereen kon zien dat de bruidegom gedood was en zij hun wraak hadden voltrokken. In een andere versie was het trouwens verloofde Kulayb die in de nacht van de bruiloft in houten kisten soldaten Tubba’s burcht binnen smokkelde. Jalila liet Kulayb in Tubba’s slaapkamer waar Kulayb hem doodstak. Kulayb nam Jalila mee terug naar zijn land, trouwde met haar en werd gekroond tot koning. Hij verenigde daarna alle noordelijke Arabische stammen verenigen onder zijn bewind in de strijd tegen Jemen.

Het koningschap maakt Kulayb hoogmoedig: hij eist de beste drinkplaatsen en weidegronden op voor zijn eigen kuddes en verbiedt daar op het wild te jagen. De Basus-oorlog begon met het doden van de kameel van een vrouw Al-Basus genaamd, die haar nichtje Jalila bint Murrah, de echtgenote van koning Kulayb, kwam bezoeken. Kulayb stond erom bekend extreem beschermend voor zijn eigendommen en land te zijn. Toen hij merkte dat de wijfjeskameel van Al-Basus op zijn weidegrond graasde en zijn ommuurde wijngaard, een gewijde enclave, was binnengedrongen en daar de gewassen verwoeste, instrueerde hij eerst een van zijn herders om de kameel terug te sturen en de eigenaar te waarschuwen de kameel niet op de weiden van zijn schapen te laten grazen. Al-Basus negeerde dit bevel van de koning. Toen de kameel een vogelnest vertrapte, werd hij boos en schoot hij het dier uit woede met een pijl door haar uier: bloed met melk vermengd stroomde over de grond en het dier stierf. Deze kameelkoe was echter een bijzonder dier, dat door haar eigenares was geparfumeerd en als heilig werd beschouwd. Volgens de klassiek-Arabische bronnen behoorde de kameel dus aan Al-Basus, een tante van Kulaybs neef Jassas. Volgens een andere versie behoorde de kameel aan de zuster van de Jemenitische tiran Tubba, die aan Jassas bescherming heeft gevraagd. In beide versies riep de eigenares na het doodschieten van haar kameel om vergelding: ze verlangde een mensenleven als zoenoffer ofwel Kulayb moest worden gedood.

De vrouw klaagde overdreven fel bij haar neef Jassas, dat ze werd vernederd en beledigd door deze daad. Jassas, die toch al vond dat de troon hem toekwam omdat zijn vader ooit koning was, had een eed gezworen dat hij de eigenares van de kameelmerrie en haar bezit zou beschermen. Als man van eer was hij nu gedwongen in haar naam wraak te nemen en als vergelding voor het doodschieten van de kameel koning Kulayb te doden. De heetgebakerde Jassas ging naar Kulayb en schoot hem met een speer van achteren neer. Voor elke Arabier een teken van lafheid en verraad. Jassas vluchtte hierna en liet zijn vriend Amr achter om de zaken te regelen. Toen Kulayb om water smeekte, weigerde Amr dat en vluchtte Jassas achterna. Kulayb bleef gewond achter, weet wandelende door de woestijn bij een herder uit een Bakr-stam hulp te krijgen, hoewel enige dwang bij de niet erg behulpzame herder nodig is. De stervende Kulayb verklaarde daarna dat zijn broer Basus-oorlog 2al-Muhalhel wraak moest nemen op de Bakr-stammen. Nadat Jassas Kulayb heeft gedood, plaatst koningin Jalila volgens de erecode van bloedwraak de sterkere bloedband met haar broer Jassas boven de zwakkere bloedband en huwelijksband met haar neef Kulayb. In de veertigjarige bloedvete die volgt op de moord op Kulayb, bekend als de Basus-oorlog, kiest Jalila partij voor Jassas en gaat bij hem wonen.

Met de hand ingekleurde zinkgravure, waarschijnlijk in 1908 te Cairo afgedrukt voor Muhammad Muhammad Abu Talib, Volkenkundig Museum Cairo. Aangespoord door zijn zus Yamama (geheel links) en geholpen door al-Zir onthoofdt de jonge Hijris (zonder snor) zijn oom Jassas uit wraak voor de moord op zijn vader

Toen Jalila bij Jassas ging wonen was ze zwanger van Kulayb. Na diens dood baarde ze hun enige zoon, Hijris. Om te voorkomen dat de jongen wraak zou nemen voor de moord op zijn vader, werd hem verteld dat hij de zoon is van Jassas. Op een gegeven moment onthulde zijn oom al-Zir hem wie zijn echte vader was. Hijris en zijn oudere zus Yamama zagen zich nu geconfronteerd met een situatie waarin hun moeder partij had gekozen voor de moordenaar van hun vader en met hem een huishouden voerde. In zijn dromen werd al-Zir bezocht door zijn broer Kulayb die hem opriep tot vergelding. Ook Yamama spoorde al-Zir aan om wraak te nemen, onder andere door hem gebrek aan mannelijkheid te verwijten. Al-Zir doodde vele verwanten van Jassas. Bijgestaan door al-Zir voltrok uiteindelijk Hijris de weerwraak voor de moord op zijn vader door zijn oom Jassas te doden, waarmee de Basus-oorlog ten einde komt.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: