MIEN VAN BREE (24 april 1915)

Mien van Bree (Loosduinen, 24 april 1915 – Den Haag, 4 augustus 1983), in de dertiger jaren van de vorige eeuw, de pionier van het vrouwenwielrennen in Nederland, het vierde van vijf kinderen in een tuindersgezin in Loosduinen. Al op jonge leeftijd was fietsen haar grote hobby. Als gebruikelijke trainingsmethode om haar snelheid op te voeren was het achter bussen aanjagen. Buurman Piet Moeskops, de vijfvoudig wereldkampioen sprint (1921–1926), merkte haar talent op. Moeskops vertelt haar hoe ze moet trainen , hoe ze sterker kon worden en hoe ze wedstrijden moest rijden. Zijn adviezen en complimenten waren voor Mien een extra motivatie om verder te gaan met wielrennen. In die tijd werd het in Nederland afgekeurd dat vrouwen op een racefiets zaten, dus het was bepaald geen voor de hand liggende keuze die ze maakte. Toen ze in later jaren (1938 en 1939) twee maal officieus wereldkampioen bij de vrouwen werd, kon een dagblad bij de mededeling daarvan niet nalaten op te merken: ‘Zouden onze vrouwen niets beters te doen hebben?’ Aan dat soort boodschappen had Mien echter maling. In 1931 stichtte de pas zestienjarige Mien van Bree, samen met enkele vriendinnen, de Haagse damesrennersclub Vooruitgang Is Ons Streven (VIOS), een van de eerste Nederlandse vrouwenwielerclubs.

Mien van Bree 5Nederland was toen niet bepaald een wielrenland, de meeste koersen werden op de baan gehouden. Slechts in Zuid-Nederland werd ook op de weg gekoerst. Wielrenwedstrijden voor vrouwen vond de Nederlandse Wielrenunie al helemaal ongewenst. Van Bree week dus uit naar België, waar wél door vrouwen kon worden gekoerst. Om ’s middags ergens bij de zuiderburen aan een wedstrijd te kunnen deelnemen, stapte ze in alle vroegte in Loosduinen om de fiets om naar de startplaats te fietsen. Na de koers stapte ze opnieuw op de fiets om terug te gaan naar Loosduinen. Een manier van koersen die te vermoeiend en tijdrovend was om vol te blijven houden. Op een gegeven moment gaat Van Bree voor het wielrennen dan ook in Vlaanderen wonen, maar later kwam daar voor haar ook de grote liefde bij in de persoon van Maria Gaudens, een Belgische wielrenster.

In het artikel De gesmoorde hartstochten van Mien van Bree voor De Muur (september 2013) schreef Mariska Tjoelker over haar, wat een inkijkje geeft in hun toenmalige leven. Het complete, fantastische verhaal over Van Bree is op de website van Mariska Tjoelker na te lezen.
‘Maria Gaudens, zo heet ze. Wielrenster. En hoofdrolspeelster in een artikel in het Soerabaijasch Handelsblad, de krant die in augustus 1933 bedenkt dat het ‘kampioenschap van Europa door vrouwelijke wielrenners’ misschien een leuk verhaal voor de vrouwenrubriek kan opleveren. Zodoende reist de journaliste van dienst op zondag 27 augustus 1933 naar Waterloo – niet wetende dat dat uurtje trammen het begin is van een uniek artikel. Als ze in de loop van de ochtend aankomt in het kleine dorp, ziet ze hoe de deelneemsters aan de wedstrijd zich, zittend aan tafels op straat, voorbereiden. Een van die Mien van Bree 8rensters nodigt de journaliste uit aan te schuiven, aan haar tafel is toch nog een stoeltje vrij. Aldus maakt de journaliste kennis met Maria Gaudens, ‘een rossig blonde twintigjarige (natuurlijk met gepermanente haren, er is hier geen vrouw die zónder loopt) een stevige meid met een paar krachtige beenen, een sympathiek gezicht, heldere, blauwe oogen, wat sproeten op de rozig verbrande huid. Met de ellebogen op tafel zat ze op haar gemak met de vingers een bleekvleezig gebraden kippetje te beplukken.’ De journaliste besluit Maria de rest van de dag te volgen. Maria blijkt zich gedegen voor te bereiden op de koers. Haar broer komt zo om haar benen te masseren, vertelt ze de journaliste, maar eerst moet ze zich nog omkleden. Als ze even later terugkomt, heeft ze haar gekleurde trui en haar bruine plusfour ingeruild voor een blauw truitje en een korte, zwarte broek. Op haar rug prijkt een groot vierkant stuk stof. Nummer tweeëntwintig is ze vandaag. Na de massage vult ze de voorop haar shirt genaaide zak met druiven, een fles drinken verdwijnt in een zijzak. Tot slot breekt ze twee rauwe eieren stuk en giet ze achter elkaar naar binnen. Dan is het tijd. Koers!
Bijna zestig deelneemsters staan aan de start van dit EK en ze hebben vijfenzeventig kilometer voor de boeg, verdeeld in veertien rondjes om het dorp. Langs de gehele route staat het publiek, dicht opeengepakt. De rensters maken er een harde koers van; in de eerste paar rondes ziet Maria nog kans haar familie in het voorbijgaan toe te knikken, maar al in de vijfde ronde is het volle bak. De gezichten worden roder, de gepermanente kapsels zakken per ronde verder in en de grimassen worden steeds krampachtiger. Dertig kilometer per uur, schreeuwt de speaker. Ook het publiek schreeuwt, Vlaamse en Franse uitroepen galmen door de straat. ‘Elvire, Elvire, c’est Elvire!’ Elvire De Bruyn – de grote ster van het peloton – wint, afgetekend.
Na afloop vindt de journaliste haar hoofdpersoon terug in het café, met haar familie in een kringetje om haar heen. ‘Se is weir gefalle,’ zegt moeder Gaudens.Maria trekt een grimas terwijl ze nog wat aangekoekt zand van haar benen probeert te vegen. Ze is al bij de dokter geweest, vertelt ze. ‘Me tande Mien van Bree 7stonde heilemaol scheif en die het de dokter weer recht geslaoge. En d’ne bult op het vourhoufd heit ie met een leige bierflesch weer gladgerold.’
Zich verbazend over de aanpak van de dorpsdokter geeft de journaliste Maria nog een glas bier en besluit dan terug te gaan naar Brussel. Daar zal ze later die week haar verhaal over de dameskoers op papier zetten, een verhaal waarmee ze de lezers van het Soerabaijasch Handelsblad een uniek inkijkje in het leven van een wielrenster geeft. Tachtig jaar later kleuren haar woorden ook het leven van Mien van Bree weer wat verder in.

De twee gingen samenwonen en hadden in Aalst samen het café Het Houten Hand. In België rijgt Van Bree de prijzen aaneen. Ze nam ook op de baan deel aan wedstrijden, zowel aan sprint-, lange afstand-, koppel- en tandemwedstrijden. In 1934 werd zij derde tijdens het wereldkampioenschap wielrennen en in de jaren 1935-1937 werd ze steeds tweede, achter de Belgische Elvire De Bruyne uit Erembodegem. Die was in 1914 geboren met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en door de ouders als vrouw in de burgerlijke stand ingeschreven, maar voelde zich al vanaf haar tienerjaren daaronder ongelukkig en bezwaard. In 1937 liet Elvire zich onder de naam Willem Maurits Debruyne als man inschrijven in de burgerlijke stand. Nu haar grootste concurrente niet langer deel uitmaakte van het dameswielerpeloton, lag de weg helemaal vrij voor Van Bree. In 1937 en 1938 werd ze Europese kampioene, in 1938 werd ze voor de eerste keer wereldkampioen, door in Rocourt een wedstrijd van honderd kilometer te winnen. In 1939 wist ze de titel te prolongeren. Daarna betekende het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een onherroepelijk einde van haar wielerloopbaan, nog maar 24 jaar oud. Maar waarschijnlijk zou ze zonder die oorlog ook wel zijn gesommeerd om terug naar Loosduinen te keren om voor haar zieke moeder te gaan zorgen.

Mien van Bree woonde, met uitzondering van de paar vooroorlogse Belgische jaren, haar hele leven in haar geboorteplaats Loosduinen. Ze werkte in Den Haag als verpleeghulp in de psychiatrische inrichting Bloemendaal, maar verzorgde bovendien ook haar ouders. Tijdens de oorlog werd haar oudste broer opgepakt en in Hamburg tewerkgesteld. Daar kwam hij een bombardement van de geallieerden om het leven omdat hij niet tijdig een schuilkelder kon bereiken. Haar toch al zieke moeder Elizabeth van Beek (1884–1952) zou deze klap nooit te boven komen. Nadat haar moeder overleed, verzorgde ze tot diens overlijden haar chronisch zieke vader Adrianus van Bree (1878–1959). Haar fiets zou al die jaren werkeloos in haar slaapkamer gestald blijven staan. Dat was een lichtgewicht fiets van het merk Magneet, Mien van Bree 6waarvan het onduidelijk is of ze die helemaal zelf bij elkaar had gespaard of van de Magneet-fabriek geheel of gedeeltelijk cadeau had gekregen. De eenzame Van Bree greep steeds naar de fles en werd een trouwe klant bij de plaatselijke slijter. Ze woonde weer een tijdje samen met een vrouw, maar die roofde op een dag haar hele huis leeg. Een depressieve Van Bree achterlatend. Op 4 augustus 1983 werd ze op 68-jarige leeftijd dood aangetroffen in haar woning, gestikt in haar eigen braaksel. In de kast werden tientallen lege jeneverflessen aangetroffen.

Op dat moment is de voormalige tweevoudig wereldkampioen eigenlijk door iedereen compleet vergeten. Mariska Tjoelker merkte in een artikel op Historiek bij het verschijnen van haar boek in 2016 op dat de trotse jonge vrouw uit de dertiger jaren inmiddels een eenzame en vergeten vrouw was geworden, troost zoekend in de drank, schijnbaar ten onder gegaan aan de jarenlange denigrerende opmerkingen over dameswielrennen, de constante zorg voor de kwakkelende ouders en het ontbreken van enige (lesbische) liefde in haar leven. Totaal vergeten voor de buitenwereld: ‘Ja, in 1954, toen werd je nog één keer geïnterviewd, mocht je nog één keer vertellen dat je écht heel goed was. Maar bijna niemand las het. En daarna? Er was al te veel verloren gegaan, je hart te vaak gebroken, het keurslijf veel te strak aangesnoerd. Zorgen deed je, voor je moeder, voor je vader, voor de patiënten in psychiatrisch ziekenhuis Bloemendaal. Maar wie zorgde er nog voor jou, behalve dan die flessen jenever waarbij je steeds vaker houvast zocht? Het duurde jaren voor er weer iemand kwam die voor jou wilde zorgen, maar net zo abrupt als dat was begonnen, hield dat ook weer op. Uiteindelijk heb je het nog lang volgehouden, maar het was een leven waaruit hart en ziel allang verdwenen waren. Ach Mien, stoere trotse wielervrouw, ik had je zoveel meer gegund.’

In 2013 werd ze door Els Kloek en Anna de Haas weer in herinnering geroepen in hun onvolprezen 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, waarna ook een profiel van haar verscheen in het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland van het Huygens Instituut. Ter herdenking aan haar honderdste geboortejaar vernoemde de gemeente Den Haag in 2015 in het Calisthenics Park in recreatiegebied Madestein een al lang bestaand en naamloos fietspad in Loosduinen naar haar: het Mien van Breepad. Omroep West meldt over dat fietsmap cynisch op: ‘Geen laan of straat, maar een lullig fietspad door recreatiepark Madestein is het enige wat de Haagse herinnering aan Mien van Bree in leven houdt. ‘Mien van Bree-fietspad’ staat er in het groen. Bijna nemen de bomen bezit van het bord aan het begin van de Mien van Bree 4weg. De naam Mien van Bree is nog te lezen, maar als de groendienst van de gemeente niet snel ingrijpt, is de naam verdwenen tussen de bladeren en takken. Zoals haar naam al bijna verdwenen was in de annalen van de sportgeschiedenis.’ Gevolgd door de verwijzing naar latere Nederlandse wielrentoppers als Leontien van Moorsel, Anne van der Breggen, Marianne Vos en Annemiek van Vleuten, die wel een ereplaats in die annalen hebben. Een verwijzing die in alle publicaties over Van Bree terugkomen.

In Amsterdam-Noord zijn een nieuwbouwwijk de straten en bruggen vernoemd naar oude sporthelden. De Mien van Breebrug (brug 17780 verbindt er de Spyridon Louisweg en Abebe Bikilalaan. Op 24 maart 2016 verscheen het boek Mien. Een vergeten geschiedenis van schrijfster Mariska Tjoelker, waarmee de belangrijke pionier van het dameswielrennen definitief uit de vergetelheid werd gehaald. Die in nummer van Het Leven Geïllustreerd uit 1934 liet weten de ambitie te hebben zowel op de baan als op de weg wereldkampioene te worden. Haar steentje te willen bijdragen aan de propaganda van de dameswielersport, maar heus wel wist dat het dameswielrennen nooit dezelfde status als dameszwemmen zou krijgen, maar het toch mogelijk moest zijn niet langer te worden uitgelachen en uitgescholden als ze aan het trainen was. Gezien de huidige status van het vrouwenwielrennen zijn haar stoutste dromen uitgekomen. Na weer een overwinning van Marianne Vos vroeg het Engelse dagblad The Guardian zich af: ‘Marianne Vos is one of the greatest cyclists of all time but she wouldn’t be where she is today but for the trailblazing bravery of Mien Van Bree’.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: