DE DEPORTATIE VAN HELENA KUIPERS-RIETBERG

Nadat S.D.-commandant Enkelstroht het echtpaar Kuipers-Rietveld op hun onderduikadres had gearresteerd (zie: De Onderduik van het gezin Kuipers-Rietveld) werden ze meteen overgebracht naar de gevangenis van Arnhem. Daar moeten ze met de handen omhoog en met de gezichten naar de muur blijven staan. De Duitsers laten hen enige tijd zo staan. Dan worden ze meegenomen en in twee aparte cellen die naast elkaar liggen opgesloten. Het zijn twee kale cellen, in die van Heleen Kuipers staat alleen een rustbed en er ligt nog wast brood, waarschijnlijk van een vorige gevangene, in die van Piet Kuipers staat helemaal niets. Hoewel het moeizaam gaat is het toch mogelijk door de muur van hun cel heen enig contact met elkaar te onderhouden. Heleen Kuipers getuigt zingend van haar geloof, iets wat ook haar man de nodige steun geeft. Dit in die moeilijke tijden getuigen van haar geloof ontlokt de Duitsers de opmerking, dat ze met een ‘godsdienstwaanzinnige’ te maken hebben. Maar voor beiden is het geloof een vast punt in deze onzekere momenten. Ze krijgen niets te eten, noch op zaterdag, noch op zondagmorgen. Op zaterdag om een uur of twaalf hoort Piet Kuipers, dat zijn vrouw wordt teruggebracht in haar cel na verhoord te zijn. Wat ze tijdens dit verhoor doorstaan heeft, is niet bekend. Misschien heeft ze gepleit voor haar man. Ze hebben namelijk afgesproken, dat zijn alle schuld op zich zou nemen. Een vrouw zou minder gevaar lopen dan een men en het zou de kans op vrijlating van Piet Kuipers hopelijk vergroten. Wel weet ze bij de ingang van haar cel, zo hard, dat hij het kan horen, nog te zeggen, dat ze wel eens jongens heeft ondergebracht om ze aan werk te helpen. Maar ze heeft nooit illegaal werk gedaan. Op deze manier weet Piet Kuipers precies wat zijn vrouw wel en niet tegen de Duitsers gezegd heeft. Zo kan hij zich voorbereiden op zijn ondervraging door de S.D. Voor hij aan de beurt is om ondervraagd te worden, kunnen ze elkaar weer alleen door de muren van de cel wat vertroosten. Heleen Kuipers ziet het somber in na haar verhoor en heeft weinig hoop op een goede afloop. Het getuigt van haar geestkracht, dat ze toch in staat is af en toe een psalm te zingen, ‘meer voor mij (Piet), dan voor haar eigen vrolijkheid. Met voorbijgaan aan haar eigen angst steunt ze haar man en ze nemen afscheid van elkaar. Ze zullen elkaar niet weerzien.

Als Piet Kuipers voor verhoor wordt opgehaald, is hij bang, dat hij net als zovelen voor hem, gemarteld zal worden om hem een bekentenis af te dwingen. Tot zijn grote verbazing wordt hij heel voorkomend behandeld en na een aantal dagen vrijgelaten. Bij zijn vrijlating is hij volkomen in het ongewisse over het lot van zijn vrouw. Achteraf blijkt, dat de Duitsers de bedoeling hadden zijn gangen na te gaan om op die manier ook andere verzetsmensen te kunnen vastnemen. Deze opzet mislukt, want hij duikt direct onder. Het is voor hem niet meer mogelijk openlijk rond te lopen of zijn werk te hervatten. Hij ziet nog wel kans een enkele keer zijn dochter Heleen in Bussum te bezoeken. Uiteindelijk keert hij terug naar Winterswijk en verblijft daar enige tijd bij de Familie Baars. Later gaat hij naar de familie Tolkamp in Ratum en blijft daar tot het eind van de oorlog.

Heleen Kuipers blijft niet in de strafgevangenis, waar de verhoren plaatsvinden, maar wordt na enige tijd overgebracht naar het Huis van Bewaring. Net als Piet Kuipers na zijn vrijlating niets weet over zijn vrouw, is ook zij in onzekerheid over het lot van haar man. Ze weet niet waar hij is, of hoe het met hem gaat. Ze denkt, dat hij nog in de strafgevangenis is. Het is eigenlijk tragisch, dat ze waarschijnlijk nooit geweten heeft dat hij is vrijgelaten en dat hij het eind van de oorlog op een onderduikadres zal afwachten. Vanuit het Huis van Bewaring schrijft ze een briefje aan haar zwager en schoonzuster Helmer en Nel Kuipers in Bussum, zodat ook haat dochters Heleen en Eddie weten, waar ze is en hoe het op dat moment met haar gaat. Uit dit briefje blijkt wel, dat ze zich voorbereidt op een lang verblijf in de gevangenis. Ze vraagt om een aantal persoonlijke dingen als ondergoed, breipennen en wol en een bijbeltje. Het is echter niet bekend of ze alles ook gekregen heeft. Ze laat iedereen groeten, in het bijzonder natuurlijk de kinderen, en getuigt ook nu weer van haar vertrouwen in God. Het is duidelijk dat het geloof haar de steun geeft, die ze in deze benarde positie nodig heeft. Ze weet, dat ze binnen een week naar Vught gebracht zal worden.

02 - Kamp VughtOp 25 augustus 1944 komt ze in het kamp Vught aan en ze krijgt daar het nummer Sch.H.01.236. Vriendschap tussen de gevangenen is in de kampen van ontzettend groot belang. Als je vrienden hebt, kun je elkaar steunen en elkaar wat hoop geven in een uitzichtloze situatie. Zonder vrienden en vriendinnen wordt het verblijf in het kamp nog moeilijker dan het zonder meer al is. Heleen Kuipers kent weinig mensen in het kamp. Ze verblijft er maar een relatief korte tijd, een kleine veertien dagen, en ze wordt daarom ook niet tewerkgesteld in een van de fabrieken in de omgeving. Daarom kan ze ook geen hechte vriendengroep om zich heen opbouwen. De angst en de eenzaamheid moet ze voornamelijk alleen zien te verwerken. Maar ook hier stapt ze over haar eigen problemen heen en probeert anderen, zoals het heet, ‘door de buizen heen’ tot steun te zijn en wat troost te geven.

Op een dag ontmoet ze mej. D. Kuyvenhoven. Ze kent haar oom, T. Kuyvenhoven, die predikant is in Eibergen, en deze gelegenheid om vriendschap te sluiten wordt door de twee vrouwen met beide handen aangegrepen. Ze hebben een week intensief contact met elkaar. Na een week wordt mej. Kuyvenhoven op transport gesteld, omdat ze in Den Bosch moet werken. Ze herinnert zich ‘Tante Riek’ echter nog goed en ook hoe Heleen Kuipers met haat medegevangenen omging. ‘Haar houding ten opzichte van haar medegevangenen heb ik ervaren. Zij zocht contact en was als een moeder. Ze straalde gewoonweg haar zorg voor anderen uit en probeerde wie en waar dan ook te helpen’.

Op 7 september 1944 wordt Heleen Kuipers op transport gesteld naar Ravensbrück. Ze zit bij het grote transport gevangenen, dat na Dolle Dinsdag is weggevoerd. Misschien dat het met die Dolle Dinsdag te maken heeft, maar de groep vrouwen die in de trein naar Duitsland gestopt wordt, is redelijk opgewekt en optimistisch. Het zal nooit meer lang kunnen duren, veertien dagen misschien en dan zal iedereen weer thuis zijn, denken ze.  Een van de vrouwen van dat transport zegt het zo: ‘Toen werd het Dolle Dinsdag, dat was 6 september 1944. Het kamp werd ontruimd. We (herinneringen van Anneke B. uit Haarlem) moesten de hele dag op appèl staan. Toen werden we in een wagon gestopt met 83 vrouwen. We zijn zingend de wagons ingegaan. We hadden een kamplied. Dat kon niet lang duren… veertien dagen…. en dan gaan we naar huis, dachten we’. Uit de trein weet Heleen Kuipers een briefje te gooien. Het zijn een paar korte zinnen, neergeschreven op een w.c.-papiertje, dat via via bij de familie Kuipers terecht komt. Daaruit blijkt hoe onzeker ze is over de toekomst, maat ook blijkt haar vertrouwen op God. ‘Lieve Piet en kinderen. Wij zitten in de wagons te wachten op transport. Waarheen? Wij weten het niet. Wees Gode bevolen. Bidt voor elkaar. Je liefhebbende moeder’. Op 9 september komt ze in het vrouwenkamp Ravensbrück aan.

02 - Barak Ravensbruck 2Het ‘konzentrationslager Ravensbrück’ wordt in 1938 speciaal als vrouwenkamp door de Duitsers gebouwd. SS-chef Heinrich Himmler is verantwoordelijk voor het bevel over dit kamp, dat gemakkelijk bereikbaar moet zijn en toch zover weg, dat er geen contact mogelijk is tussen gevangenen en burgerbevolking, te bouwen en in te richten. Veertien woonbarakken, twee ziekenbarakken, doucheruimte, een quarantainebarak en een twee meter hoge muur met prikkeldraadversperring worden in het voorjaar van 1939 door Duitse gevangenen uit andere kampen opgeleverd. Later wordt het kamp uitgebreid tot dertig woonbarakken, vier ziekenbarakken, verschillende bedrijven voor de vervaardiging van militaire en kampkleding, een strafbunker, gaskamers en een crematorium. Tot het eind van de oorlog, als het kamp bevrijd wordt door Russische soldaten, zijn er 123.000 vrouwen geïnterneerd geweest.

In januari 1945 zitten er 36.000 vrouwen in het hoofdkamp, zes keer zoveel als de capaciteit toelaat. Zeker 90.000 vrouwen overleven het kamp niet. De belangrijkste doodsoorzaken zijn naast ‘duizendvoudige directe moord’: uitputting, ziekten door gebrek aan sanitaire voorzieningen, ondervoeding en systematische mishandeling door de kampleden. Veel vrouwen komen terecht in het Revier, het ziekenhuis van het kamp, dat al die jaren dan ook overvol is. In zeker zin is het voor die vrouwen een soort rustpunt om bij te komen van de moordende arbeid, twaalf uur per dag, die verricht moet worden. Vlakbij het Revier is een vertrek, waar vrouwen van wie wordt aangenomen, dat ze krankzinnig zijn, terecht komen. Soms zitten er zestig tot zeventig vrouwen opeengepakt in die kleine ruimte en velen die niet krankzinnig zijn als ze erin komen, worden het daar.

Systematische executies vinden plaats vanaf eind 1944 na een bezoek aan het kamp van Heinrich Himmler. Hij geeft opdracht alle gevangenen te doden die te ziek zijn of te zwak om een mars te lopen. De nazi’s verwachten namelijk het kamp in verband met de oprukkende Russische troepen te moeten evacueren. Tot vijftig vrouwen per dag worden in die periode omgebracht. Veel vrouwen worden ook in de gaskamers om het leven gebracht. Twee gespecialiseerde krachten zijn uit Auschwitz overgekomen om deze massaslachtingen te organiseren. Vrouwen die worden beschouwd als ‘uitschot’ krijgen het roze persoonsbewijs en worden naar het zogenaamde Jugendlager gebracht, waar de gaskamers zich bevinden. Per keer worden 150 vrouwen de gaskamers binnengeleid. Een gastank wordt naar binnen gegooid en na ‘twee of drie minuten gehuil’ treedt de dood in. Tegen het eind van de oorlog, in de jaren ’44 en ’45, worden de omstandigheden in het kamp steeds slechter. Vrouwen uit andere kampen zorgen ervoor, dat Ravensbrück overbevolkt raakt. Er zijn niet genoeg slaapplaatsen. Soms slaapt men op de grond, soms moet men het bed met twee of drie andere vrouwen delen.

03 - Naaiatelier kamp RavensbruckHeleen Kuipers heeft de ellende van met name het laatste oorlogsjaar niet meer meegemaakt. Ze is dan al overleden. De reis naar Ravensbrück schijnt niet erg moeilijk geweest te zijn. De vrouwen uit Nederland komen aan in keurige overalls en zijn in een vrij opgewekte stemming. Die stemming zal echter gauw veranderen. De eerste twee dagen en nachten moeten ze buiten in de sintels doorbrengen. Er is in het kamp geen plaats voor hen. Het is net in de periode, dat veel vrouwen uit andere kampen naar Ravensbrück worden getransporteerd en het kamp is eigenlijk overbevolkt. Na twee dagen is een plaats voor hen gevonden. Ze zijn door de ontberingen van die twee dagen even smerig en zwart en wanhopig als de andere gevangenen. Ze krijgen een koud bad en moeten boven- en ondergoed afstaan. Dan krijgen ze oude lompen aan. Heleen Kuipers wordt geregistreerd onder nummer 67184.

Heleen Kuipers heeft het transport niet helemaal ongeschonden doorstaan. Ze heeft een open wond op haar wreef en ze moet de eerste week van haar verblijf in het kamp meteen al opgenomen worden in het Revier, het ziekenhuis van Ravensbrück. Ze is daar samen met mevrouw Nieuwenhuis-Schilpzand, die zich het volgende herinnert: ‘Ik ben met uw vrouw (in een brief aan Piet Kuipers na de oorlog) vijf weken in Ravensbrück samen geweest. Toen ons transport 9 september daar aankwam, kon ik niet lopen, had een infectie aan mijn hiel en ben toen met enige andere dames naar het kamp gebracht met een vrachtauto waaronder ook uw vrouw. We zijn toen samen een week in een ziekenbarak geweest, want uw vrouw had een open plek op haar wreef. Van dien tijd zijn we steeds samen geweest, samen hebben we gebeden, gepraat, op appèl gestaan, van thuis gesproken en naar huis verlangd. ’t Was een heel lieve vrouw, zo echt een moederlijke vriendin’.

Na een week wordt ze ontslagen uit het Revier en ze wordt geplaatst in een barak in blok 28, ‘een vreselijk smerig woonblok’. Veel jonge vrouwen krijgen de opdracht om in de nabijgelegen fabriek van Siemens te gaan werken. Volgens Piet Kuipers heeft zijn vrouw dit werken voor de vijand altijd geweigerd en zou ze ook daarin ‘tot het laatst aan toe principieel (zijn) gebleven. Het is echter onwaarschijnlijk, dat ze zich openlijk tegen de Duitsers verzet heeft, omdat die mogelijkheid in Ravensbrück simpelweg niet bestond. Het regiem in het kamp is zo streng, dat werk weigeren niet getolereerd wordt. Misschien heeft ze kans gezien zich aan het werk te onttrekken. Waarschijnlijker is het echter, dat ze afgekeurd is voor de ‘Arbeitseinsatz’, zoals mevr. Nieuwenhuis vertelt, ‘voor haar ogen’. Mevrouw Nieuwenhuis gaat uiteindelijk naar München , Heleen Kuipers blijft in Ravensbrück.

Veel, vooral oudere vrouwen, die niet bij Siemens kunnen werken, worden in andere werkcommando’s geplaatst. Heleen Kuipers komt terecht bij het zogenaamde breicommando, waar kleding voor het Duitse leger gebreid wordt. De vrouwen die in het Siemenscommando moeten werken, worden op den duur allemaal overgeplaatst naar een boven het kamp liggend ‘Siemenslager’. In zekere zin is het een verbetering voor die vrouwen, omdat de omstandigheden daar naar verhouding beter zijn dan in het eigenlijke kamp. De vrouwen worden dan als arbeidskrachten beschouwd en voor de Duitsers is het blijkbaar belangrijk niet geheel uitgemergelde of gemartelde vrouwen aan de buitenwereld te laten zien. Voor de vrouwen die nog niet zijn overgeplaatst naar het Siemenslager wordt Heleen Kuipers na verloop van tijd ‘Tischälterste. Haar taak is het dan om bij terugkomst van de ‘Siemensleute’ in de barakken het eten te verdelen. Dit geeft haar ook de mogelijkheid om ziek lotgenoten af en toe wat extra’s toe te stoppen.

03 - Maquette Helena Kuipers-RietbergOndanks het feit, dat er niet veel vrouwen zijn die Ravensbrück overleefd hebben, die Heleen Kuipers langdurig en van nabij hebben meegemaakt, komt uit de spaarzame herinneringen toch een beeld naar voren van een vrouw, die waar het kon hulp biedt en troost probeert te geven. Mevr. Boissevain-van Lennep, die met Heleen Kuipers korte tijd in de barak van blok 28 gezeten heeft, vertelt het volgende: ‘Ik heb onuitsprekelijk veel aan haar gehad. Ik was al na 12 dagen ziek en ging naar en ziekenbarak of blok. Uw vrouw was toen nog helemaal gezond en bleef in blok 28, een vreselijk smerig woonblok. Nadat ik 8 weken zwaar ziek had gelegen werd ik door de intrique van twee homosexuele vrouwen die mij kwijt wilden plotseling ontslagen uit de ziekenbarak. Ik had nog koorts en dysenterie. Kon amper lopen en had hartzwakten. Ik moest terug in barak 28 waar de meesten van ons niet meer waren op een klein groepje vrouwen na die moesten breien, o.a. ook uw vrouw. Ik kwam daar voetje voor voetje terug en viel onderweg flauw. Gelukkig was juist uw vrouw daar. Ze ving me op en nam me mee. Ik kreeg en paar uur een bed van iemand die werkte en een paar uur een ander bed dito. Uw vrouw maakte dat telkens in orde. In haar eigen bed was geen plaats. Zij moest daar breien. Ze verzorgde me zo goed als ze kon, sneed hele dunne boterhammetjes van het harde schimmelbrood en belegde die met dunne plakjes aardappel en uisnippers. Altijd wist ze uit de beperkte mogelijkheden nog iets te maken en verspreidde om zich heen liefde en warmte. Zij was altijd blijmoedig en sterk voor anderen. Ongeveer eind oktober wordt Heleen Kuipers ziek. men vermoedt, dat ze typhus heeft. Ze wordt geheel geïsoleerd, maar later blijkt, dat haar ziekte toch geen typhus is. Ze wordt dan overgebracht naar de gewone ziekenbarak, waar ze op 27 of 28 december 1944 overlijdt. Volgens sommige berichten is de doodsoorzaak toch typhus, andere berichten spreken van een dubbele longontsteking. Het is niet bekend of er iemand bij was toen ze stierf, maar ‘ook dit laatste (heeft ze) met grote overgave en geloof doorstaan, want zo was haar wezen gericht’

Uit: Eppo Kuipers, ‘Waarheen? Wij weten het niet….’ (1988), uitgave Vereniging Het Museum Winterswijk, pagina 69-81.

Dit item was geplaatst door Muis.