CARVIUM NOVUM – INLEIDING
In de Romeinse tijd was de Rijn een sterk meanderende rivier, waarvan de meanders in het gebied ten noorden van Herwen nog steeds te zien zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Oude Rijn in het gebied van de Rijnstrangen. De Oude Rijn is een oude loop van de Boven-Rijn van 21,7 kilometer lang, die bestaat uit twee waterlopen. Totdat in 1707 het Pannerdensch kanaal gereed was, was de Oude Rijn de hoofdroute van de Rijn naar de Noordzee. In 1970 werd de verbinding met de hoofdstroom van de Rijn afgesloten. Het gebied ligt nu geheel binnendijks, maar het overwegend laaggelegen land is zeer waterrijk en het kent onder meer rietmoerassen die vooral door kwelwater worden gevoed. De Oude Rijn ontvangt nog wel wat water van het grensriviertje Die Wild, dat ook een oude Rijnloop is. De Tiefe Wild is een verbreed en meerachtig deel van Die Wild ten zuiden van Hoch-Elten, dat als recreatiegebied populair is. Op het eind van de Duitse Spijker Weg ligt nog een oude stalen brug uit de Tweede Wereldoorlog die op de monumentenlijst van Emmerik staat. Ter hoogte van Herwen en Lobith loopt Die Wild over in de Oude Rijn. Ten zuiden van Elten en noorden van Spijk vormt Die Wild de grens tussen Nederland en Duitsland. Die Wild is het verlengde van het grenskanaal de Berghsche Wetering, dat een natuurlijke grens is tussen de Nederlandse gemeente Montferland en de Duitse gemeente Emmerik en het Netterdensch Kanaal. Op haar beurt is de Berghsche Wetering, die een viertal grensovergangen kent, weer het verlengde van de Duitse Hetterlandwehr aan het natuurgebied Hetter-Millinger Bruch. Vanaf het dorp Netterden, op het punt waar een waterverdeelstation de Hetterlandwehr aansluit op de Löwenberger Landwehr, draagt het grenskanaal vanaf Duitse zijde de naam Netterdensch Kanaal.
Het gebied Rijnstrangen, in het Deltaprogramma belangrijk voor mogelijke tijdelijke berging van Rijnwater bij extreem hoge waterstanden, is een gevarieerd landschap van oeverwallen, stroomruggen, crevassegeulen, oude beddingen en kommen. Naast enkele kleine dorpen bestaat het vooral uit landbouwgronden en natuurgebieden. Als onderdeel van het Natura 2000 natuurgebied Gelderse Poort vormt het gebied een beschermd biotoop voor riet- en moerasvogels, zoals de roerdomp, grote karekiet, snor, bruine kiekendief en het woudaapje. De Rijnstrangen zijn ontstaan in de laatste ijstijd (Weichselien), veroorzaakt door het vele smeltwater dat van een gletsjer door een heuvelrug tussen het Montferland en de Veluwe heen stroomde. De Rijn stroomde toen vanuit Doesburg richting Westervoort, over een bevroren ondergrond en met een zeer brede bedding waarin de rivier grof zand en klei afzette. Vanwege het ontbreken van vegetatie kreeg de wind grip op deze afzettingen en creëerde een gebied van dekzand en rivierduinen. Na de ijstijd ontstond er wel plantengroei en veranderde de rivieren in meanderende en insnijdende rivieren. De rivier bleef sedimenten afzetten die onder andere vanuit de Alpen werden aangevoerd. Deze afzettingen vormden een rivierbedding met aan beide zijden een oeverwal. Aan de binnenkant van een rivierbocht ging de rivier minder snel stromen, terwijl in de buitenbocht erosie plaatsvond. Het landschap kreeg hierdoor sikkelvormige patronen. Dit proces ging door tot in de 10e eeuw. Pas in de 13e eeuw werd met bedijking begonnen en kwam het toch al verminderde proces tot stilstand. Een rivier laat zich echter niet makkelijk bedwingen, dus kwamen er bij herhaling dijkdoorbraken voor. Momenteel hebben de Rijnstrangen vooral een recreatieve functie binnen het gebied De Gelderse Poort, het gebied waar de Rijn zich splitst in de Waal en het Pannerdens Kanaal.
In de Romeinse tijd werden in dit gebied langs de Rijn zogenaamde castelle (cohortforten) gebouwd In een castellum. In zo’n fort voor de hulptroepen verbleven zo’n vijfhonderd tot duizend man, infanterie en ruiterij. Ze waren dus aanzienlijk kleiner dan de castra, de legerplaatsen van de legioenen waar wel zesduizend man kon verblijven. Verschillende Nederlandse steden zijn ontstaan op de plaats waar zich castella bevonden, zoals Alphen aan den Rijn (Albaniana), Woerden (Laurium), Utrecht (Traiectum) en Maastricht (Mosa Trajectum). Het Nederlandse woord ‘kasteel’ is van castellum afgeleid. Veel huidige plaatsnamen verwijzen in een verbasterde vorm naar het bestaan van een castellum, waarvan in Nederland Castricum het beste voorbeeld is. In de Romeinse provincie Germania Inferior (Neder-Germanië), die het huidige deel van Nederland ten zuiden van de Rijn, bijna heel oostelijk België, een deel van het noordoosten van Frankrijk en gedeeltelijk het Duitse Rijnland omvatte, bevond zich aan de noordgrens van het Romeinse Rijk het castellum Carvium, dicht bij de plek waar de rivieren Rijn en Waal zich splitsen. Vermoed wordt dat de resten van het forten zich bevinden in recreatieplas De Bijland, vlak bij het Bijlandsch Kanaal, zoals het deel van de Rijn tussen de grens met Duitsland en de splitsing in Waal en Pannerdensch Kanaal ook wel wordt genoemd. Het gebied Herwen-Bijland is als onderdeel van de Neder-Germaanse limes in 2021 op de UNESCO Werelderfgoedlijst geplaatst, als een van de negentien meest complete en best bewaarde vindplaatsen uit de Romeinse tijd in Nederland. Het belang van het gebied werd als volgt omschreven: (1) De militaire kampen bij De Bijland getuigen van een van de meest indrukwekkende waterstaatkundige werken gerealiseerd door het Romeinse leger – de Drususdam die onder bevel van keizer Augustus werd gebouwd door zijn adoptiezoon Drusus was bedoeld om meer water naar de Rijn te leiden. Het begin van de bouw c. 9 v.Chr. en de voltooiing ervan c. 55 n.Chr zijn opgetekend door de historicus Tacitus, evenals de vernietiging ervan tijdens de Bataafse opstand van 69/70 n.Chr, waarna deze hersteld moet zijn; (2) De golfbreker zelf is tot nu toe niet bevestigd, maar moet ergens tussen de forten Carvium en Kleve-Keeken gelegen hebben. De nabijheid wordt bevestigd door de vondst in De Bijland van een grafsteen met daarop een soldaat begraven ‘bij Carvium bij de dam’; (3) De twee greppels bij De Bijland zijn zeer onvolledige voorbeelden van militaire installaties, maar het buitengewone verhaal in verband met deze greppels en met het geërodeerde stenen fort waarvan de overblijfselen op de bodem liggen van de steengroevepool maken hun opname in het genomineerde onroerend goed rechtvaardigt. Ze illustreren de moeite die de Romeins leger om de loop van de rivier aan te passen aan haar behoeften.
Het onder punt twee genoemde verwijst naar de gedenksteen die bij baggerwerkzaamheden in het gebied werd gevonden in een brede strook bouwpuin. De gedenksteen van de legionair Marcus Mallius zegt dat hij werd begraven in ‘Carvium ad molem’, ofwel in Carvium aan de dam. Die dam, in 12 v.Chr. aangelegd door generaal Nero Claudius Drusus was al bekend uit een vermelding van Publius Cornelius Tacitus. Door aanleg van de dam hoopte Drusus meer water door de Rijn te krijgen en de rivier zo beter bevaarbaar te maken. Tacitus meldde ook het fort en de dam waarover het fort waakte in het jaar 70 onder leiding van Julius Civilis tijdens de Bataafse Opstand was verwoest. Omdat de gedenksteen werd gedateerd op 171/190 n.Chr. moest dat betekenen dat het fort later moet zijn herbouwd, waarschijnlijk door Chalcidicus, die toen de prefect was van Cohors II Civium Romanorum, het legeronderdeel dat toen in Germania Inferior was gestationeerd.
Een aantal jaren geleden kwam grondeigenaar Wezendonk Zand & Grind, die dringend behoefte had aan een nieuw gebied om flink wat grond af te graven, op het lumineuze gebied daarvoor het weideland tussen Lobith en Elten uit te kiezen. Het beoogde gebied was deel uit van het Rijnstrangengebied, het oude rivierenlandschap zonder rivier, maar met geulen, dijken en waarden. Na zandwinning zou de enorme kuil die overbleef ruimte kunnen geven aan een nieuw recreatie- en natuurpark. Er zou een langgerekt open water komen, dat zou overgaan in een brede ondiepe zone van rietmoeras. Er zouden drie eilandjes worden aangelegd met broekbos en rietkragen. In het westelijke, hoger gelegen deel van het plangebied zou dan het ‘speelcastellum Carvium Novum’ verrijzen. In hun ronkende marketingjargon: ‘… een vooruitgeschoven bastion in het water, met een spectaculair zicht op de Elterberg. De bestaande bebouwing wordt hergebruikt, in de herenboerderij komt een hotel-restaurant en op het aangrenzende eiland met broekbos komen vijftig hotel lodges.’ Het gebied zou worden ontsloten door een wandel- en fietspad, dat zou aansluiten op de al bestaande recreatieve routes door het Rijnstrangen landschap. Van die veredelde kinderspeeltuin met de volkomen misplaatste naam ‘Nieuw Carvium’ kwam niets terecht, want er waren geen investeerders te vinden die er vertrouwen in hadden dat hier jaarlijks tienduizenden toeristen op af zouden komen. Het wandel- en fietspad rond het ‘Romeinse themapark’ is gerealiseerd, maar de Stichting Carvium Novum moest verder toezien dat het daar bij bleef. Daarna werd door de stichting en grondafgraver Wezendonk, in samenwerking met projectontwikkelaar , gericht op duurzame energieprojecten, een nieuw plan opgezet. Onder de noemer ‘Burgers Geven Energie’ gaan een commerciële bedrijf, een projectontwikkelaar en inactieve stichting nu de grote plas vol leggen met een drijvend zonnepark. Zogenaamd om op het water energie op te wekken voor de inwoners van Lobith, terwijl die bewoners niet genieten van die energie maar slechts kunnen profiteren van mogelijke winsten uit de energie-opwekking. Uiteraard indien men eerst in het project heeft geïnvesteerd door het aankopen van aandelen. Verder kunnen de inwoners van Lobith er hun dagelijkse ommetje maken en dan volop genieten van de natuur. Of dan nog steeds sprake is van een spectaculair uitzicht op de Elterberg, zoals dat was voor werd begonnen met de
zandafgraving, is maar de vraag. Op de waterplas langs de Eltenseweg moeten namelijk maar liefst vier drijvende eilanden met een diameter van 155 meter met zonnepanelen komen, waardoor de vijver behoorlijk gevuld is. De panelen draaien mee met de zon en waardoor ze ‘extra efficiënt’ worden.
Aanvankelijk zag Stichting Natuurpark Carvium Novum geen heil in de plannen voor drijvende zonnepanelen, maar na wat druk van hogerhand (lees: hun financier grondeigenaar Wezendonk Zand & Grind) zien ze als die drijvende zonnepanelen nu ineens wel als een mooie aanvulling op het plan voor een natuurpark. Voorzitter Theo Boerhof: ‘De panelen combineren goed met de beoogde natuur op de plas. Door de drijvende eilanden kan het zonlicht in het water schijnen. Dat is goed voor het onderwaterleven.’ Zou de zon zonder die panelen nu echt niet op het water kunnen schijnen? Zou niet nog meer zonlicht bij het onderwaterleven kunnen komen als het niet gehinderd werd door al die drijvende eilanden?’ De voorzitter voegt er nog aan toe: ‘Aan de eilanden worden drijvende broedplekken voor vogels vastgemaakt en voorzieningen waar vissen kunnen schuilen en eitjes kunnen leggen.’ Blijkbaar wordt de vogels en vissen zoveel gestoord door de drijvende panelen dat drijvende broedplekken en schuilplekken nodig zijn om de natuur ongestoord haar gang te kunnen laten gaan. In oktober 2020 heeft de gemeente Zevenaar groen licht gegeven voor het onzalige plan. De afgraving op zich was nog te accepteren, maar wat er aan fraais is gecreëerd lijkt door de komst van drijvende zonnepaneel-eilanden geheel teniet te worden gedaan.
