NIJMEGEN – NEERBOSCH EN HEES
Neerbosch was een voormalig landelijk gebied waarvan de eerste bewoning dateert uit de 13 eeuw toen de moerassen ten westen van Nijmegen werden drooggelegd. De naam verwees naar het grote bos (het Reichswald), dat zich toentertijd uitstrekte van Kleef tot Beuningen en Ewijk. De naam ‘in den Nederen Bosche’ komt voor het eerst voor in 1410. Sinds de 19e eeuw ligt Neerbosch binnen de gemeentegrenzen van Nijmegen. Het was een grotendeels leeg gebied, met her en der een boerderij en aan de oostkant het langgerekt dorp Neerbosch. In een minuutplan uit 1822 bestond de kadastrale gemeente Neerbosch uit zes secties, namelijk De Biezen, Hees, den Heikant, het Teersche Broek, Bijsterhuizen en het dorp Neerbosch.
Die situatie veranderde dramatisch toen in 1920 werd begonnen met de aanleg van het Maas-Waalkanaal, een 13,5 kilometer lange verbinding tussen beide rivieren, van Heumen naar Weurt. Voorheen moesten schepen om van Heumen naar Nijmegen te kunnen en dan naar het Duitse achterland te kunnen varen een omweg van ruim honderd kilometer maken. Op 27 oktober 1927 werd het kanaal door koningin Wilhelmina geopend. Na de aanleg werd het dorp lastig bereikbaar omdat het op het punt kwam te liggen waar de Maas en het kanaal samenkwamen. De consequenties voor het dorp Neerbosch waren niet minder ernstig, want het werd doormidden gedeeld. Het dorp Hatert werd later geconfronteerd met de bouw van de Hatertsebrug waardoor twee dorpskroegjes en de kerk en daarmee de dorpskern verdween.
Het deel ten westen van het kanaal heeft kadastraal de naam Neerbosch-West, maar die naam is bijna geheel in de vergetelheid geraakt. Het gebied is geheel opgegaan in het stadsdeel Lindenholt (8,26 km² groot, ongeveer 15.000 inwoners), die vanaf 1977 is gebouwd. De naam Lyndenholt kwam in de 13 eeuw al voor. Het was toen een wild bebost gebied. In een brief uit november 1300 gaf de graaf van Gelre toestemming het gebied te ontginnen en werd ook gesproken over het gebied Honicholt. Bijna alle huidige Lindenholtse wijken liggen in dat gebied, terwijl het historische Lyndenholt vooral landbouwgebied is, doorsneden door de snelweg A73 en er een afvalverwerkingsbedrijf staat. Slechts in de noordoosthoek aan de St. Agnetenweg en aan de Nieuwstadweg staan nog gebouwen uit het voormalige dorp Neerbosch. Het stadsdeel ligt in een voormalig poldergebied met veel oppervlaktewater en veel groen tussen de wijken. Binnen het stadsdeel bevinden zich het bedrijvenpark Lindenholt en het industrieterrein Westkanaaldijk.
Het stadsdeel bestaat uit de wijken ’t Acker, ’t Broek, De Kamp, Kerkenbos, Neerbosch-West, Westkanaaldijk en Bijsterhuizen. De wijken ’t Akker, De Kamp en ’t Broek zijn onderverdeeld in achttien aparte buurten, die allemaal nummers hebben in plaats van straatnamen. Nummer 1204 betekent dan 12e straat en huisnummer 4. Omdat elk nummer vier cijfers moet hebben begint elke buurt met een 10e straat!! De Kamp is onderverdeeld in zes buurten: de Voorstenkamp, de Geerkamp, de Kluijskamp, de Wellenkamp, de Hoefkamp en de Gildekamp. ’t Acker kent zeven buurten: Hillekensacker, Zellersacker, Drieskensacker, Heeskesacker, de Steekse Acker, de Meeuwse Acker en Horstacker. ’t Broek bestaat uit vier buurten: Leuvensbroek, Wedesteinbroek, Holtgesbroek en Hegdambroek.
De huidige wijk Neerbosch-West ligt tussen de Rijksweg 73, de grens met de gemeente Beuningen en de Hogelandseweg, waar industrie en bedrijven is gevestigd. Aan de grens met de gemeente Beuningen vindt akkerbouw plaats. Het grootste gedeelte van het oppervlak bestaat uit het Kinderdorp Neerbosch, dat in 1863 werd gesticht door evangelist en bijbelverkoper Johannes van ’t Lindenhout en zijn vrouw Hendrina Sipman. Die hadden eerder in het centrum van Nijmegen een opvanghuis voor wezen, maar toen met tachtig kinderen de grens van de opvangmogelijkheden was bereikt, week men uit naar een achteraf gelegen terrein in Neerbosch. In 1867 werd begonnen met de bouw van Weezeninrichting Neerbosch. Vlak bij het witte kerkje aan de Dorpsstraat begon een kilometer lang toegangspad naar de inrichting. Naast het weeshuis werden onder meer schoolgebouwen, een boerderij en een kerkje (de Beth-el-kerk, gebouwd in 1882) gebouwd, vaak door de kinderen zelf en onder begeleiding van leermeesters. In 1893 waren er ongeveer 1.100 wezen opgenomen, in 1930 was dat gedaald tot 500 kinderen. Vanaf 1960 is veel van de oorspronkelijke gebouwen gesloopt, werd de naam veranderd van Weezeninrichting in Kinderdorp Weeshuis en werd het een instelling in het kader van de kinderbescherming op streng protestants-christelijke leest. Nog later werd het een neutraal Behandelcentrum Neerbosch en tot slot verdween de instelling helemaal. Er is nu in het oude kerkje het Van ’t Lindenhoutmuseum gevestigd over de historie van de weesinrichting. In de rest zit nu Dr. Leo Kannerhuis, dat logeerhuizen heeft voor kinderen, jongeren en volwassenen met een autistische stoornis.
Het oostelijk deel van Neerbosch is de Nijmeegse wijk Neerbosch-Oost geworden. Grote delen van het oorspronkelijke dorp zijn opgeslokt door de oprukkende stad Nijmegen, maar tussen de naoorlogse nieuwbouw s nog redelijk wat van het oorspronkelijke Neerbosch bewaard gebleven. Vooral geldt vooral voor de Dorpsstraat, die vroeger doorliep in het huidige Neerbosch-West en waar de straat sinds 1924 St. Agnetenweg heet. Daar staat bijvoorbeeld de in gotische stijl opgetrokken witte Nederlands-Hervormde Kerk, die stamt uit het eind van de 14e eeuw en sindsdien amper is veranderd. Op andere plaatsen in de Dorpsstraat staan gemeentemonumenten, waaronder een voormalig brandspuithuisje. Aan de Dorpsstraat lag vroeger ook het ‘Slotje van de Baron’, een karakteristieke villa die in 1908 voor notaris Jhr. mr. E.F.M. (Eugène) van Rijckevorsel van Kessel werd gebouwd. Het maakte toen deel uit van Landgoed Hoogerhuizen, maar van dat landgoed is zo goed als niets meer over sinds de Neerbosscheweg en omliggende wijken werden aangelegd. Het kasteelachtige rijksmonument blijft een markant punt voor het autoverkeer dat de stad binnenkomt. Aan de andere kant van de drukke vierbaansweg ligt nog een klein, fraai stukje bos dat ter plekke bekend staat als het Bosje van de Baron.

Het dorp Hees, projectie van de situatie in 1906 op de situatie 2016. Zichtbaar zijn het Maas-Waalkanaal en de A73
Ook Hees is een voormalig dorp, dat nu een Nijmeegse wijk is. De naam komt van het Oergermaanse woord haisjô, dat ‘jong beukenbos’ of ‘kreupelhout’ betekent. In de middeleeuwen behoorde Hees kerkelijk tot de parochie van de Sint-Stevenskerk binnen de Nijmeegse stadsmuren, maar het had wel een eigen kapel uit de 13e eeuw en een kerkhof. De Petruskerk dateert uit het midden van de 15de eeuw. In 1591 werd de kerk overgenomen door de protestanten en moesten de katholieken uitwijken naar een schuilkerk. Toen tijdens de Bataafse Republiek de godsdienstvrijheid opnieuw werd ingevoerd, kregen de 554 katholieken hun kerk niet terug, die bleef bezit van de 16 protestanten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Petruskerk door een bominslag zwaar beschadigd. Op de plaats van de schuilkerk werd in 1826 een nieuwe kerk gebouwd, die in 1880 werd vervangen door de Antonius Abtkerk, ontworpen door de architect Pierre Cuypers. Aan de Bredestraat ligt het voormalige damespensionaat Sancta Maria uit 1912 dat gesticht werd door de Zusters van Barmhartigheid van Ronse. Aan de Kerkstraat bevindt zich het Sint-Jozefklooster uit 1930, waar acht jaar later ook een begraafplaats achter dit klooster werd aangelegd. Het gebouw deed oorspronkelijk dienst als grootseminarie van de Priestercongregatie van het Heilig Hart van Jezus. In 2020 wordt het klooster nog steeds bewoond door enkele religieuzen van de congregatie, al is het grootste deel van het gebouw ingericht als woonzorgcomplex.
Dankzij de vruchtbare gronden ontwikkelde Hees zich tot het landbouwgebied van Nijmegen. Vanaf de 17de eeuw werd het gebied ontgonnen, vestigden zich de eerste stadsbewoners en werden landerijen opgekocht om fraaie buitenplaatsen te kunnen bouwen. Het dorp kreeg daardoor allure van een villadorp. In de 19de eeuw kende Hees dan ook maar twee bevolkingsgroepen: tuinders met kwekerijen en bloemisterijen en welgestelden (oud-kolonialen uit Nederlands-Indië en renteniers), op zoek naar rust. Hun tuinen lieten ze graag onderhouden door de tuinders uit het dorp. Een klein deel van de fraaie buitenplaatsen zijn nog steeds particulier bewoond. Anderen werden echter aangekocht door kloosterorden voor hun kloosters, pensions en scholen. De aanleg van het Maas-Waalkanaal betekende een
kentering voor de ontwikkeling van het dorp. Door de aanleg daalde het grondwaterpeil, waardoor het gebied niet meer geschikt was voor de tuinbouw. Bovendien werden havens aangelegd en vestigde de industrie (PGEM) zich aan het kanaal. Een deel van het oude dorp Hees wordt tegenwoordig beschouwd als een deel van het Waterkwartier.
Het slotje van de Baron
In Hees bevindt zich een villapark (vanaf 1902 aangelegd) en vele villa’s van de architecten Oscar Leeuw en Willem Hoffmann. Tussen 1851 en 1872 woonde twee telgen uit de adellijke familie Snouckaert van Schauburg in Hees, namelijk in het buitenverblijf Rust en Vreugd op de zuidelijke hoek Voorstadslaan en Bredestraat en de huizen De Koepel, nu De Beuken (1853), Bergzicht (1860) en Somerghem. De beroemde circusdirecteur Oscar Carré kocht in augustus 1901 villa Welgelegen, op de hoek Voorstadslaan-Dorpsstraat (Schependomlaan), die hij omdoopte in Villa Carré. Hij kocht ook een boerderij met bijbehorende grond voor een manege voor maar liefst honderd paarden. De Oscar Carréstraat herinnert aan zijn tijd in Hees. Er is in de wijk ook een monument in de vorm van een stenen bank, ter herinnering aan de totstandkoming van de elektrische tramverbinding Hees-Nijmegen in 1922, ter vervanging van de sinds 1889 werkzame stoomtram van Hees met Nijmegen. Op 5 juni 1955 reed de elektrische tram voor het laatst door Hees. In 2019 is met betonranden in de bestrating aangegeven waar vroeger de rails van de Nijmeegse tram heeft gelegen. De gebogen lichtmasten herinneren aan de masten waar de bovenleidingen van de trambaan aan bevestigd was. Tussen 1918 en 1970 bevond zich in de voormalige villa van Oscar Carré Huize Insulinde, een tehuis voor militairen, verlofgangers en Indische repatrianten. Tijdens zijn bestaan heeft het tehuis aan maximaal vijfenvijftig bewoners plaats geboden. Er staat nu op de plaats van de villa een complex met bejaardenwoningen. Slechts het smeedijzeren hekwerk met naam herinnert aan Huize Insulinde.
